Noord en Zuid. Jaargang 26
(1903)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIvo.Opgave. Bestudeer, zonder de volgende vragen en aanteekeningen in te zien, het gedicht (met Starings Aant.)Ga naar voetnoot1); geef daarna zoo goed mogelijk het verhaal weer; en vergelijk daarna de laatste opgave.
De titel luidt: ‘Ivo of Aken vermeesterd’ enz. Zoo'n dubbeltitel was toen in de mode, vgl. eenige titels van drama's: De dood van Rolla of de Spanjaarden in Peru; Aballino of de groote Bandiet; Robert of de Struikroovers; en titels van romans als: Lodewijk van Landen, of de twee Bronnen, Karaku, of de Kamschatdaal in Parijs. - Niemand leest tegenwoordig een van dit vijftal nieer, tenzij gedwongen, bijv. door een examen; doch ‘Ivo of Aken vermeesterd’ wordt nog steeds met genoegen bestudeerd! | |
[pagina 134]
| |
Het gedicht behoort gerangschikt te worden onder de historische verhalen, tegelijk met.... Noem er, zooveel als ge van Staring kent! De historische (dichterlijke) verhalen zijn tegenwoordig, evenals de historische romans, bij sommigen uit de mode, en vervangen door ‘Haagsche’ of ‘Aarlanderveensche’ of... ‘psychologische’: als ware dat een tegenstelling; alsof men goede historische romans kon schrijven zonder kennis, zonder vrijwat diepere kennis van psychologie dan menige schrijver van zielkundige raadsels (en welke raadsels!) blijkt te bezitten.... We dwalen af, zouden het niet hebben over Quo Vadis bijv., - waarvan ik, tusschen haakjes, de lectuur van alle candidaat-hoofdonderwijzers ten zeerste aanbeveel! - zelfs niet over de psychologie in Starings verhalen, waarover men iets kan vinden in het nog altijd zeer bestudeerens-waarde opstel van Potgieter over Staring (Kritische Studiën I 129-187). ‘Ivo’ is dan een historisch verhaal, - uit de Middeleeuwen. Van een romantisch dichter als Staring verwacht men niet anders, want de romantici voelden zich allen sterk tot de Middeleeuwen aangetrokken. Lees nu eerst in de reeds meer aanbevolen Beknopte Stijlleer van W.H. Hasselbach (bl. 99 v.v.) iets over ‘klassieke, romantische en moderne poëzie’. Vgl. ook Doorenbos, Handl. tot de Gesch. der Letterk. II 415: ‘Het karakter (van de rom. school) is vooral in het hartstochtelijke en mystieke gelegen. Tegenover de kilheid en deftigheid van het versleten Fransche klassicisme’ [kunt ge hier eenige voorbeelden noemen?] ‘bracht de Romantiek weer leven in de letterkunde. Meestal werden de onderwerpen uit de Middeleeuwen genomen; in allen gevallen werden geweldige gebeurtenissen bij voorkeur opgezocht. Het afgrijselijke schokte het meest, en zoo werd meermalen het leelijke boven het schoone gekozen. Gruwelen toch zijn aanlokkelijker voor den slechten’ [pas op, er is hier sprake van een slechten!] ‘romanticus, dan de edelste daden. In 't wezen der zaak is de Romantiek slechts een terugkeer tot de natuur, die door de z.g. klassiek verkunsteld was, en in dit opzicht kwam men daardoor weer op den echt Griekschen weg. Het wilde, woeste, duistere en mystieke beviel aan de Germaansche gemoederen echter meer dan de helderheid der Grieksche dichters’. - Deze aant., die vooral de overdrijvingen der romantische school tegen 't licht houdt, herinnert aan Busken | |
[pagina 135]
| |
Huets geestige uitspraak, dat Staring ‘de Muze der Romantiek lachende omarmde’, of anders: ‘Hoewel een vereerder der middeneeuwen, Staring is haar speelbal niet geweest’. - Wie iets meer over het streven der Romantici wil weten, verzuime niet te lezen de bij uitstek leerzame voorrede van Victor Hugo voor zijn Cromwell: het ‘Program’, de ‘Artikelen des Geloofs’ der Romantici, hun Standaard, met stevige vuist geplant. (In de kleine uitg. Laurent Bruxelles 1834 pp. 25, 30, 33, 41, 47, 48, 92, 93, 109, 552 enz.) - Als goed dichter, die concreet, die tastbaar ziet, wat wij gewone stervelingen vaag voelen, individualiseerde Staring wat hij las omtrent het afdammen der Worms of Wurm, de bijrivier van de Roer, die door Aken stroomt. Wij lezen dat vermoedelijk de Friezen op de gedachte kwamen Aken door water tot de overgave te dwingen. De dichter Staring ziet, welke Fries dat gedaan heeft, hoe en waarom hij dat doet, hoe juist hij op die gedachte komt en haast moet komen. Voor hem leeft, herleeft de geschiedenis. Daarom vragen de lezers in de eerste plaats: zijn de opgevoerde personnages menschen, geen marionnetten, maar menschen die voelen en spreken en doen als wezelf? Aan u de taak, te bewijzen of te betoogen, dat Ivo geen ledepop is. In de tweede plaats vragen we; is de historische kleur bewaard? M.a.w. zoek alle gegevens bij elkaar, waaruit blijkt dat de geschiedenis in de Middeleeuwen speelt.
Verkoren - gekozen. Noem meer voorb. van de wisseling van s (z) en r. [Wie er meer over lezen wil, zie Franck Mitteln. Grammatik, § 99 en 100.] Verkiezen - kiezen. Het eerste is synoniem met: de voorkeur geven aan, het tweede met: aanstellen, benoemen, maar ook met: uitzoeken, uitkiezen, schiften. Opmerkelijk is het gebruik van verkiezing naast kiezen en gekozenen. ‘Op den dag voor de verkiezing vastgesteld, kiezen de kiezers de leden van de Tweede Kamer. De gekozenen leggen later den eed of de belofte af.’ (Niet: de kiezing, verkiezen, verkiezers, verkozenen.) Vreemd klinkt daarom de eerste regel van J. v. Lenneps Paradijsroos; ‘Verkies, Dorothea! 't staat nog in uw lnacht. | Den luister van 't zonlicht voor d' eeuwigen nacht: | Vermaak en genoegen voor pijn en verdriet: | En huldig den keizer, die 't kiezen u liet. - | |
[pagina 136]
| |
Aanstellen, kiezen en benoemen hebben tot gemeenschappelijke beteekenis: ter vervulling van eenig ambt bestemmen. Maar wat is het verschil? (Vgl. Weiland en Landré, Wdb. der Nederd. Syn. I. 55.) | |
Vs. 1-5.De ‘expositie’, kort en bondig, zooals St. altijd in zijne inleidingen is: Ivo, ongehuwd Friesch edelman, zonder bezigheden, trekt de wereld in. Dit zoo klakkeloos, uit verveling, op avontuur uitgaan, heeft iets middeleeuwsch; hoe Verveling als huisgenoot op vele adellijke sloten zat, kan men lezen in Busken Huets Land van Rembrandt (weer een boek, dat iedere candidaat-hoofdonderwijzer moet lezen). Lancelot, Walewein, Percival enz. enz. deden in den grond der zaak niet anders dan Ivo. - Toch hadden we, na de lezing van V. d. Maaten (zie hiervoor bl. 133) eerder verwacht, dat Ivo ‘het kruis had aangenomen’. Ook dan had hij door Juta's oogen in Aken ‘vastgekeerd’ kunnen zijn. Vs. 1. Hoe zoudt ge dezen zin (in de zinsontleding) benoemen? Vs. 3. Vocht als adj. tegenwoordig in onbruik, except bij de dichters. - Dalen, oneigenl. gebruikt voor vlakten. De eigenlijke beteekenis zou hier vreemd klinken door gebrek aan het verwante contrast. - Wat beteekent dit laatste? Vs. 5. Moorkop, niet = paard met zwarten kop, maar: zwart paard. - Uitlandsch, ongewoon voor: buitenlandsch. Meestal (maar hier niet) is uitlandsch syn. met: vreemd, wijl komend uit het buitenland. Een uitlandsche plant. Tegenstelling: inlandsch. Buitenlandsch heeft tot tegenst. binnenlandsch. (Opm. Een van de hulpmiddelen om het onderscheid tusschen synoniemen op te sporen, is het zoeken der juiste tegenstellingen. Vgl. een lange, een groote man - een korte, een kleine man - dus: lang en dun, groot en forsch, - no. 1 groote lengte, no. 2 alle afmetingen groot.) | |
Vs. 6-10.'t Voorloopig doel der reis, dat Ivo als goed vaderlander doet kennen. Vs. 8. Den Held = Charlemagne. - Over het onwaarschijnlijke van het waslicht uit vs. 10 zie St.'s eigen aant. In hoever Ivo als goed Fries reden tot dankbaarheid had, blijkt ook uit het volgende: ‘Sedert (785) hebben de Friezen zich rustig gehouden, | |
[pagina 137]
| |
en geduldig de Frankische heerschappij gedragen, die Karel de Groote dan ook staatkundig genoeg was hun niet te zwaar te doen drukken.’ [Ge ziet natuurlijk dat deze zin verkeerd is gebouwd!] ‘Zij moesten het Christendom aannemen, eenen bisschop ontvangen, en de tiende aan de geestelijkheid betalen, doch waren voor het overige vrij van schatting, en de Frankische gezagvoerders moesten regt over hen uitoefenen naar de oude landswetten van Friesland, die Karel in schrift liet brengen, waardoor deze belangrijke gedenkstukken aan de vergetelheid zijn ontrukt. Bovendien werd hunne nationale fierheid gevleid door den titel van vrije lieden, dien Karel hun gelaten heeft, naar het schijnt, als eene belooning voor gewichtige diensten, hem door de Friezen, die hij in zijn leger had, op eenen togt naar Rome bewezen.’ (V. d. Maaten t.a.p I 38.) Vs. 10. Aan of op? 't Gebruik van aan zou kunnen doen vermoeden dat ‘aan het Keizerlijke graf’ een voorwerp was. Wat is het dan wel? - Offeren is regelrecht uit het Latijn overgenomen, natuurlijk eerst door de Roomsche geestelijkheid. 't Lat. offere = ob (tegemoet) + ferre (dragen), dus = opdragen aan, aanbieden. Wij voelen nog altijd min of meer het verband tusschen 't woord offeren en de Kerk. In 't Fr. (offrir) voelt men dat verband niet. Waarom niet? Omdat niet de kerk het woord in 't Fr. heeft doen inburgeren. - Over den invloed der beide kerken, Roomsch zoowel als Dordtsch, op de taal, zijn interessante dingen te lezen in het ook vroeger aanbevolen boekje van Prof. Verdam, Geschiedenis der Ned. Taal. | |
Vs. 11-18.Ivo brengt het wel tot Aken, maar komt niet weer zoo gemakkelijk thuis. Vs. 11. Druk op wàt: om het toegevende van den zin uit te laten komen. Is ‘den weg langs’ hetzelfde als ‘langs den weg’? Vs. 12. ‘Den geldbuil in de hand’: bep. van middel, eigenaardige constructie. Vs. 18. ‘Twee vaâmen lang’: vroolijke overdrijving van de wel groote lengte der offerkaarsen. - Naar advenant = in overeenstemming, in evenredigheid met het vorige, een bijwoordel, | |
[pagina 138]
| |
uitdrukking aan het oudere Fransch ontleend [toen men nog advenir zei] en alleen in gemeenzamen stijl in gebruik. Vs. 16 en 17 vormen een samengetrokken zin, die zonderling klinkt doordat het werkwoord niet in beide zinnen in dezelfde wijze staat. In welke twee wijzen staat was dan? - De vraag of zulke constructies geoorloofd zijn, wordt verschillend beantwoord. Het beste voor ons is: ze in eigen proza te vermijden. | |
Vs. 20-33.Ivo tot over de ooren verliefd op Juta. Vs. 20: ‘Dat Ivo's hart doorstraalde’. Goed gezegd, want dat hart, eerst kil als ‘Vrieslands vochte dalen’, stond nu geheel in lichte laaie. ‘Las en herlas’: in dat herlezen school juist het gevaar. Druk daarom bij het lezen op dat woord en wacht, aarzel even tusschen ‘en’ en ‘hèrlas’. - Falen = ontbreken, zie vs. 200: ‘Geen laafnis faalt den Reiziger - Geen krachtherstellend maal (bl. 216 Fohi). Alleen de schenkster faalt (De twee Bult. 371). Meestal = te kort schieten, in gebreke blijven, het voorgestelde doel niet treffen. “Doe in alles slechts uw plicht, en de uitkomst zal niet falen.” - Een ander ongemeen synoniem van ontbreken dat ook eenige keeren bij Staring voorkomt is ontstaan: Schoone Nimf! ontsta mij niet: Tooi mijn Leven en mijn Lied (bl. 227). Laat bloedige helden de lauwer ontstaan’ (bl. 229 Het kleine veiligst). En liet, bij 't hachlijk stuk, zijn hulp Den Dappren niet ontstaan (bl. 41 Arnhem verrast). Maar U als Dichter na te streven Eischt kunst, die mij ontstaat (bl. 247 Aan Spandaw). Nog in de 18e eeuw komt het woord herhaaldelijk voor. Tegenwoordig is het vrijwel verouderd. Alleen de spruit ontstentenis leeft nog. - Andere syn., ook vrijwel verouderd, zijn: mangelen, gebreken. Vs. 23: zucht, haakt, verlangt, wenscht, smacht, reikhalst, begeert. Zie Hendriks Syn. 101. Vs. 25: in de Lucht: de lucht, die hem thuis te zwaar scheen om onbelemmerd adem te halen, was toch heerlijk koel, bedacht Ivo in het hem benauwende Aken. Vs. 27. Vanwaar die aanhalingsteekens? (vs. 33) - [De ‘moeten staan aan het begin van dezen regel en niet voor Al. Het! achter weiden te vervangen door een,]. Vs. 29. Bescheiden. Dit w.w. (oudtijds sterk vervoegd) is in de meeste beteekenissen verouderd. Het meest komt het nog voor | |
[pagina 139]
| |
in de beteekenis: iem. oproepen, uitnoodigen, om op een bepaalde plaats te komen: Nadat zij zich eene korte poos bedacht had, bescheidde zij hem tegen den avond. - Maar het komt ook nog voor in den zin van: toewijzen, toedeelen. De name die my was door 's Hemels gunst bescheen (Vondel). Het mij bescheiden lot. Vgl. de bijbelsche uitdr. ‘iemands bescheiden deel.’ - Hier dus = voor hem weggelegd. Vs. 31. Stulp, dichterl. voor hut, fig. eenvoudige woning. Vgl. Breng mij, zachte Eenvoudigheid, Waar de stulp uw schreden beidt (bl. 227). Schoon ook, bij spade neven, De Blokhuismuur een Stulpmuur wordt (Lenora). Omsingle 't West, met slibbe en plas, Zijn ongenaakbre stulp (De Winter). Ja, Fohi-zelf bezocht haar stulp, Vermomd als Reizend Man (Fohi). Druk bij het lezen is vs. 33, na een behoorlijke pauze achter ploeg, vooral op ‘èn Juta's hand!’ | |
Vs. 34-43.Ivo en Juta gelukkig. Vs. 34. Zoo ernstig meende hij 't! - In den leestoon moet hier een lichte, een goedmoedige ironie klinken. Staring maakte zich dikwijls over zijn medemenschen, zich zelf soms incluis [waar?], vroolijk. Zoo dadelijk over Juta, als zij te eer en te meer naar Ivo kijkt omdat hij de algemeene aandacht trekt op zijn fieren klepper! Zijn de meisjes nu anders? vraagt de oolijke dichter met een knipoogje. Vs. 35. Fluksch, als adj. weinig gebruikt, = vaardig, lenig, vlug. Vs. 36. Kitteloorig, meestal van menschen gezegd en dan syn. met lichtgeraakt, opbruisend, driftig wordend om kleinigheden. Hier het tegengestelde van mak, gedwee, dus = vurig. - Dat, in de bewondering van het volk, het paard minstens evenzeer deelt als de ruiter, blijkt uit vs. 229: ‘(Toen) zag jong en oud slechts hem; thans Ivo's Ros niet meer’. Vs. 39. Moedwil, opzet. Met opzet, uit (soms: met) moedwil, opzettelijk, moedwillig, voorbedachtelijk, met voorbedachten rade, willens en wetens. Al deze uitdrukkingen doen uitkomen dat het kwaad niet zonder erg wordt bedreven, dat de zondaar vooruit berekende dat hij kwaad deed. Maar niet bij alle uitdrukkingen is het kwaad even groot. Enkele worden dan ook voornamelijk in de kindertaal gebruikt; een paar hooren in de gerechtszaal | |
[pagina 140]
| |
thuis. - Moedwillig heeft dikwijls, en ook hier, een ‘bijsmaak’ van guitigheid, oolijkheid. Vs. 41. Gedwee! Vs. 42. Een io is oorspr. een Bacchus-zang. Vgl bl. 315 (Ariadne): 't Io klinkt! Bachanten zingen, Onder 't springen: Io. Evan, Evoë! Naar den juichkreet ‘eu(h)an’ der Bacchanten werd dit ook de naam voor Bacchus. - Hier beteekent io: feestzang, liefdezang. - Let op de twee mooie regels 42 en 43! | |
Vs. 44-47-53.'s Dichters raad: geniet het jonge leven! Druk, bij het lezen, vooral op ‘drink, drink, met-volle-teugen’. Als ‘de altijd korte’ Staring een woord herhaalt, heeft hij er zijn goede redenen toe. De twee laatste, ietwat weemoedige regels (te begrijpen in den ouden, althans niet meer jeugdigen dichter) herinneren aan het teere gedichtje Herdenking (bl. 228). - Wat is het eigenaardige in de constructie van den toegevenden zin in vs. 46? - Waarop ziet zijn terug in vs. 47? Vs. 49. Zich bekrijgen, zeer ongewoon voor: elkander bekrijgen. In goed Nederlandsch is er een groot onderscheid tusschen zich wasschen en elkander wasschen. - Rijn en Donau staan voor Opper- en Neder-Duitschland. Hoe noemt men die figuur? Zie Hasselbach. Vs. 50. Willem staat naar den Keizersstoel; - ‘hij dingt naar den Keizersstoel,’ zou ook kunnen. ‘Solliciteeren’ zou bespottelijk zijn. Waardoor? Vs. 51. Dien Freedrik weigert af te stijgen. Dat ‘de rubriek der lijdende voorwerpen zeer dicht die der bijwoordel. accusatief-bepalingen van plaats nadert,’, weet ge uit de Spraakleer. (Zie anders Den Hertog Nederl. Spraakk. I bl. 53 en Aant.) Deze regel is er een mooi voorbeeld van, want afstijgen is nooit anders dan onovergankelijk geweest. | |
Vs. 54-67.Vs. 54. Dat een Fries uit die dagen zijn ‘nationale’ plichten jegens een graaf van Holland zoo scherp zou voelen, is nog zoo zeker niet voor wie zich waagt in het uitvoerige verhaal der lilliputsche dorpstwisten in heel Nederland omstreeks 1250. Waarschijnlijker zou het geweest zijn als St. Ivo - die aan trouwen | |
[pagina 141]
| |
denkt! - zich met graagte had laten ontslaan van een voorbarige belofte mee ter kruistocht te trekken. Vs. 56: Rauw bevel, schrijnend contrasteerend met de zoete, teedere aandoeningen die Ivo's hart deden kloppen. Vs. 57. Eischt uw dienst: gebiedender dan vragen! En heel iets anders dan vergen, dat altijd eenige ruimte laat voor twijfel aan de rechtmatigheid van den eisch. Niet waar? Vs. 59. De onverbeurde gaaf: bijstelling bij R's Koningskroon. Aken wordt sprekend ingevoerd en noemt de inmenging van den Paus en diens banvloek in strijd met het Recht. Laat, bij het lezen, den fieren klank in deze regels goed uitkomen. Vs. 62. Merk op, dat deze regel niet jambisch geconstrueerd is, wat wel het geval zou zijn als er bijv. stond: Doch Hij, van Koningsnaam beroofd. - Vs. 63. Heet = noemt. Welke andere beteekenissen kent ge van heeten? - Fnuiken beteekende in 't Middelnederlandsch: een vogel de slagpennen uitrukken, dus: den vogel het vliegen onmogelijk maken. Tegenwoordig wordt het woord alleen figuurlijk gebruikt, doch - getrouw aan het grondbegrip - altijd ‘nopens een bedwang van magt, hoogmoed, en al hetgene, waaromtrent de figuur van hoog vliegen verder gebezigd worden kan’ (G. Braining Nederd. Syn. II 221, een voltrekt niet aanbevelenswaardig boek!) Men zegt niet: onze lusten fnuiken, evenmin als iemand fnuiken. Syn. kortwieken. - Rebellie, oproer, opstand, muiterij, onlusten, oploop, beroeringen, beroerten, standje. Gemeenschappelijke beteekenis: verstoring der orde. Maar 't verschil? (Zie Hendriks 122). Vs. 66. Juta's moeder vult den onvoltooiden zin uit vs. 65 aan, wel is waar op zijn ‘Rijnsch’, d.w.z. met een germanisme, maar Ivo kon de weigering niet misverstaan. Nederl. durven = Hd. wagen, sich getrauen, sich unterstehen, sich erlauben. Hd. dürfen = Ned. mogen, verlof hebben (zooals Hd mögen meestal = lust, trek hebben, willen): Ich möchte gern ausgehen, wenn ich nur dürfte = ik zou wel graag uitgaan, als ik maar mocht. (Zie J. Leopold, Ned.-Hgd. klank- en zinverwante woorden, 16.) - Durft beteekent hier dus: mag. | |
Vs. 68-85.Afscheid der gelieven. | |
[pagina 142]
| |
Vs. 68. Lees: 's Noodlots onbestand. - Onbestand, een Staringiaansch woord voor onbestendigheid, wisselvalligheid, veranderlijkheid. Bestand beteekende vroeger o.m. bestendigheid, zooals bestaan voorkwam in den zin van stand houden. - Het Noodlot, 's menschen lotsbestemming is onbestendig. Ivo kreeg daarvan een wrange proef. Wrang, mooier dan 't gewone bittere. Vs. 70. Wat verstaat ge onder dure plichten? Vs. 71. Welke soort van zin? Laat het dan hooren in 't lezen! - Linke, ongewoon en oud voor linker. Linker en rechter zijn geen vergrootende trappen, maar vermoedelijk naamvalsvormen (2e of 3e nv. vrouwel. enk., vgl. ter linker hand). [Aardig is het, dat het gronddenkbeeld van linker is: buigzaam, lenig, dun, niet stevig, slap, - de linkerhand werd dus aangeduid als de zwakke. Franck Etym. Wdb. 579] - Juta's linkerhand (De rechter hield Ivo vast!) wees naar Holland, waarheen ze hem niet kon volgen omdat ze nog niet getrouwd waren. Hoe zegt St. dat? - Merk op, hoe Staring ook hier weer zich een meester toont in het teekenen van een groepje: zij, den vrijen loop latend aan haar tranen, hij, als man ‘den kreet der smart bedwingend’. Als men ons ooit eens verrast met een geïllustreerden Staring, zal Ivo's afscheid van Juta er zeker niet in ontbreken. Vs. 77. Als - toen, zie de aant. bij Verjaardag vs. 42 en bij Twee Bult. vs. 89. Vs. 80, 81, 82: Slagrijm, goed Ivo's hartstocht weergevend. Lees het stukje maar hardop en laat het rijm goed klinken. (Wordt vervolgd.) Schelts van Kloosterhuis. |
|