Noord en Zuid. Jaargang 26
(1903)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verscheidenheden.Officiëel, deftig Nederlandsch of taalverbastering en wartaal.Vergissen wij ons niet, dan behoort het inderdaad tot de taak der Onderwijzers en Leeraren in het Nederlandsch om te doen, wat in hun vermogen is, om de taal zuiver te houden van vreemde inmengselen, voor zoover deze gemist kunnen worden, vooral strijd te voeren tegen onduidelijkheid in de taal. De grootste vijand van zuiverheid en duidelijkheid is de hoogere en lagere regeering. De thans lang vergeten dichter K.N. Meppen verklaarde eens in een gedichtje Bon Ton: Een dief gehangen om zijn daân
Kan 't eigen vonnis nauw verstaan.
Dat doelde op de bastaardwoorden. Deze zijn afgenomen, maar bij rechtsstukken waarin 200 à 300 regels te zamen een enkelen volzin vormen, zooals ze nog dagelijks overal de griffie verlaten geldt nog altijd als waarheid, dat de heilige justitia in weerwil van haar blinddoek wel weet wat ze doet, maar zich geen rekenschap vraagt, van wat zij schrijft. De betrokken personen begrijpen den zin van dagvaardingen en beslissingen der rechtbank nog altijd evenmin als de toelichtende memorie en zelfs de vragen onzer belastingbiljetten. We geven hieronder een keurig staaltje: Wetten-taal. Men hoort soms klagen over het gebrekkige en onklare Hollandsch, waarin de wetten en verordeningen worden opgesteld. Doch wat zegt men van deze proeve van een artikel? Ze komt voor in een ontwerpverordening, door de commissie van bijstand voor het openbaar onderwijs in een onzer groote steden aangeboden aan B. en W. Art. 20bis. De onderwijzers en onderwijzeressen, die in eenig jaar door den Gemeenteraad worden aangewezen als onderwijzers of onderwijzeressen aan eene herhalingsschool, hetzij al of niet tevens als leider of leidster, en die in den cursus 1901/02 als hoofd, onderwijzer of onderwijzeres aan eene herhalingsschool werkzaam waren, genieten - indien de belooning aan hen door art 15 voor het in art 1 en 4 bedoelde tijdvak van 12 maanden toegekend, minder bedraagt dan de som, die zij in het tijdvak van 1 Sept. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1901 tot 31 Aug. 1902 als hoofd, onderwijzer of onderwijzeres aan eene herhalingsschool hebben genoten, of wel, indien in dit tijdvak het aantal hunner wekelijks te geven lesuren vermeerderd is geworden, minder dan de som, die zij zouden hebben genoten indien zij dat grootere aantal uren gedurende den geheelen in het bedoelde tijdvak begrepen cursus hadden gegeven - in plaats van de in art. 15 bepaalde belooning voor het door hen te geven herhalingsonderwijs eene belooning naar een maatstaf, welke in dezer voege wordt berekend, dat zij (indien zij in het bovenbedoelde tijdvak van 12 maanden alle uren herhalingsonderwijs hebben gegeven, die zij daarin hadden moeten geven) evenveel genieten als de bedoelde in het tijdvak van 1 September 1901 tot 31 Augustus 1902 door hen genoten som, of als de som, die zij in het bovenbedoelde geval van vermeerdering van lesuren toen zouden hebben genoten, onder aftrek van het bedrag waarmede de gezamenlijke belooning, door hen in het bedoelde tijdvak van 12 maanden overigens bij het openbaar onderwijs dezer gemeente genoten, overtreft het overeenkomstige bedrag, door hen in het tijdvak van 1 September 1901 tot 31 Augustus 1902 genoten; met dien verstande echter, dat de belooning niet kan dalen beneden het bedrag, dat krachtens den maatstaf in art. 15 bepaald zou worden genoten. (Ned.) Green wonder, dat na enkele jaren lange debatten worden gevoerd en memoriën van toelichting en derg. geraadpleegd om uit te maken, wat toch eigenlijk de bedoeling van den wetgever is geweest en dat de vogelvrij verklaarde ambtenaar, zonder bescherming, hulp of bijstand nooit weet of hij zich op eenig wetsartikel kan beroepen omdat hij niet weet welke verklaring de autoriteit, die beslissen moet, goed zal vinden aan de bepaling te geven. Ook bij minder grooten omvang is het vaak moeielijk den zin te raden, gelijk kan blijken uit het volgende staaltje: Wetten-taal Het plan bestaat een ontwerp van wet in het leven te roepen, waarbij gelegenheid wordt gegeven: 1e. aan burgerlijke ambtenaren voor sommige categorieën van diensten, bewezen aan den Staat, doch niet in dienst van den Staat, bijv.: als van geagreëerd klerk op ontvangers- of betaalmeesterskantoren; 2e. aan hen, op den voet der wet van '98, van wie overtuigend uit betaalstaten is aan te toonen, dat zij vóór 1 Juli '98 tijdelijke diensten in burgerlijke betrekkingen hebben bewezen, en ook overigens aan de eischen dier wet voldeden, doch in de onmogelijkheid waren een aanstel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ling, in den zin daarvan door den Pensioenraad gehecht, te produceeren, den tijd, gedurende welken deze diensten zijn bewezen, door inkoop bij berekening van het pensioen te doen gelden. (N.v.d.D.)
Maar wat te zeggen van onderwijzers, die helpen de taal te bederven door allerlei winkeltermen over te nemen, waartegen wij al zoo vaak gewaarschuwd hebben. In een winkel is niets goedkoop maar voordeelig; er wordt niet goedkooper verkocht dan bij een ander maar wel tot scherpst concurreerende prijzen, ook wel aan voordeelige prijzen (dat aan moet dan gelooven, dat zij Fransche waren verkoopen). Ze hebben geen koopers of klanten maar clientèle (een woord dat we op zes verschillende manieren gespeld vinden) of afnemers (uit dat germanisme moet blijken, dat zij veel zaken met Duitschland doen) en zoo koopen zij ook nooit goederen, ze bestellen ze niet, ze laten ze niet komen, maar ze betrekken hun koopwaar. Aangaande dat laatste woord, waartegen wij ook al zoo vaak gewaarschuwd hebben, lezen we het volgende: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een leelijk germanisme.In het Woordenboek der Nederlandsche Taal lees ik: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
medewerking in om den indringer zoo spoedig mogelijk over de grenzen terug te jagen. De zaak is dat er onder de menschen heel veel apen zijn. Onder de Fransche overheersching waren er zeer vele ambtenaren, die met moeite een onleesbare handteekening konden krabbelen en nog heden ten dage houden de meeste hoogere ambtenaren het voor zeer voornaam te doen alsof zij ook niet schrijven konden en geven een onleesbare krabbel voor handteekening en allerlei kleine menschjes doen hun dat na. Onder de schrijvers zijn er wier handteekening grooter en onleesbaarder wordt naarmate zij beroemder worden. En zoo zijn er ook die allerlei malle woorden gebruiken om het publiek in den waan te brengen, dat zij de vreemde talen zoo goed kennen, dat zij moeite hebben zich het woord van hunne moedertaal te herinneren. Aan die aperij denkend komt ons de fabel te binnen van den hond, die zoo goed de geluiden van alle dieren had leeren namaken, dat hij niet meer kon blaffen Toen beten de andere honden hem, zoodat hij moest vluchten. Zooveel gezond verstand hebben de menschen zelden. Nemo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spelling.In de maand October 1902 kon men in verscheidene nummers van het Algemeen Handelsblad deze advertentie lezen: ‘Imitatie is de beste vlijerij. 't Schijnt, dat deze wanspelling de attentie van eenige taalkenners getrokken heeft en dat deze zich daaraan geërgerd hebben. Ten minste in het nummer van 30 October las men deze rectificatie: ‘Vlijerij met IJ! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreven, “Vlyery met IJ.” We hebben na de eerste plaatsing dadelijk die fout bemerkt. De fabriek belastte zich met het maken van de cliché (de geheele advertentie is één cliché). Tot zoolang die cliché niet overgemaakt is, gelieve men meer op het doel dier advertentie, dan op die tijdelijke fout te letten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontleding.Ik gaf aan iemand op ter ontleding:
Hij ontleedde: het, ond., waar' oud, gez, van datum, bep. van 't gezegde; men, ond., kan jong zijn, gez., van jaren, bep. van het gezegde. Ik vraagde: welke soort van bepaling? Hij antwoordde: van beperking, en beriep zich op C.H. den Hertog, De Nederlandsche Taal, 1897, I Deel, bl. 61, waar staat: jong van hart, donker van uitzicht. Ik was het niet met hem eens en ontleedde: het, ond., waar' oud van datum, gezegde, men, ond., kan wel jong van jaren zijn; gezegde; hij, ond., is kort van stof, gezegde. Als reden gaf ik op: het is niet oud, maar de datum is oud; hij is niet kort, maar de stof is kort; hij is niet zwaar, maar de stem is zwaar. Wij hebben hier met een echt hollandisme te doen; de uitdrukkingen beteekenen: van ouden datum, van jonge jaren, enz.; oud van datum, zwaar van stem vormen te zamen het naamwoordelijk deel van 't gezegde. Zoo zeggen wij: hij is lang van neus, waarvoor men ook zeggen kan: hij is langneuzig. De Franschman kan dat niet zeggen en gebruikt een gallicisme: il a le nez long. Wie heeft gelijk? H. J.E.t.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Constantijntje.In het Vondel-Museum in de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam, waarmede alle ernstige beoefenaars onzer zeventiende-eeuwsche letterkunde behooren kennis te maken en waarvan (contributie f 1. -) alle onderwijzers en leeraren lid behooren te zijn, komt onder andere zaken, waarvan het bestaan bij honderde deskundigen nauwelijks vermoed wordt, een boekje voor getiteld: Voyage à Ermenonville (1814) waarin een Fransche vertaling van Vondel's ‘Kinderlyck’ voorkomt.
In den tekst van 1644 zoowel als bij Van Lennep staat de tekst niet in coupletten maar doorloopend in regels van dubbele lengte, dus met binnenrijm. In den vorm als boven gedrukt, is echter de vertaling beter te beoordeelen. In den vorm van Vondel's tekst werd dit gedicht door Mevr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lina Schneider vertaald en op een Congres voorgedragen. De onderstaande tekst is ontleend aan hare Duitsche Geschiedenis der Nederlandsche LetterkundeGa naar voetnoot1). ‘Konstantínchen, Cherubinchen,
Seraphinchen, den ich sen'Ga naar voetnoot2)
Hoch erhoben, du lachst droben
Über Erdenlust und Weh:
Mutter, weine nicht um meine
Arme kleine Kinderleich',
Oben leb' ich, oben schweb' ich,
Engelein im Himmelreich.
Und ich blinke und ich winke.
Ich versinke in das Heil
Jener Seelen, die erwählen
Gott des Vaters ewig Teil.
Lerne wallen unter Lallen
Zu den Hallen, die verklärt
Ird'schem Staube nicht zum Raube,
Mir ist Ewigkeit bescheert.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij: op de stang rijden. (Antwoord).De stang is het bit dat een paard in den mond heeft, daar houdt men het dier mee in bedwang m.a.w. men rijdt of bestuurt er hem mee. Een rijpaard heeft stang en trens dus twee bitten, een trekpaard heeft natuurlijk ook stang noodig. De kinketting zit aan iedere stang, die dient als hefboom om de stang beter te laten werken, hoe vaster men die aansnoert hoe meer hij werkt, bij zachte monden wordt hij los aangedaan, want het is voor een paard onaangenaam hard aan de stang te voelen trekken. |
|