geheim gemak) hier voorheen ook in gebruik. De uitdrukking bruiloft houden zonder speelman beteekende overigens ook: als man en vrouw, hoewel ongehuwd, samen leven.
Eerst later schijnt de uitdrukking Menniste bruiloft te zijn opgekomen, die mede de schertsende beteekenis van bruiloft houden heeft. Volgens Harrebomée bezigt men deze benaming bepaaldelijk dan, wanneer daartoe gebezigde tonnetjes met deksels dichtgemaakt zijn. Men heeft den grond van dit toevoegsel wel eens hierin gezocht, dat dit bedrijf des nachts in alle stilte geschiedde, dat het, om zoo te zeggen, een stille, stemmige, dus niet rumoerige bruiloft was: immers de Mennisten waren oudtijds bekend door hun eenvoudige levenswijze, als stillen in den lande. Doch het feit, dat de ‘Mennisten bruiloft’ omstreeks het midden der 17de eeuw geschilderd stond op verscheidene uithangborden, onder andere van een herberg te Amsterdam, waar muziek gemaakt werd, bewijst wel, dat zoodanige bruiloft toen ter tijd gold als iets eigenaardigs, denkelijk als het toonbeeld van stemmigheid (zoodat het rumoerige speelhuis in schertsende tegenstelling aldus heette), maar tevens dat de uitdrukking in haar hedendaagsche beteekenis toen nog geheel onbekend was. Indien de toevoeging derhalve eerst uit later tijd dagteekent, schijnt het aannemelijker, dat de bedoeling dezer benaming is geweest de bruiloften der Doopsgezinden, die in de 18de eeuw integendeel uitmuntten door overdaad van fijne, uitgezochte lekkernijen, wellicht tevens hun vanouds bekende zindelijkheid en keurigheid, door de tegenstelling van dit vuil, onwelriekend bedrijf te bespotten.
In oneigenlijken zin spreekt men van een gouden, zilveren, koperen bruiloft. Minder algemeen en min of meer schertsend zijn tinnen of blikken bruiloft (6¼ jaar) zilververgulde bruiloft (37½ jaar), diamanten bruiloft (75, 62½ of 60 jaar).
Bruisen. Naast dit woord, dat voorheen meestal bruischen en bruissen werd gespeld, bestond een ander werkwoord bruizen. Dit laatste, dat, naar 't schijnt, vanouds in Holland te huis behoorde, kwam nog in de 17de eeuw veelvuldig voor, blijkens een verleden tijd bruisde en het rijmen op huizen. Het eerste behoorde wellicht meer in zuidelijker streken te huis; het wordt bij Marnix en De Brune gevonden, terwijl bij Vondel en in den Statenbijbel, zoowel bruisen, dat is bruizen, als bruischen, bruissen voorkomt. De uitspraak met sch, of - bij verstomming van den keelklank - scherpe