onvermengde hartstocht, één karakter-eigenschap, maar dan ook helder sprekend, zou wonen. Bij de vertooning echter denkt men niet meer aan andere tijdperken van litteratuur, men geniet eenvoudig-weg van de klaar en lieflijk klinkende rijmzinnen en van het onopgesmukte spel, waarnaar de vertooners met af en toe goeden uitslag streefden.
Dit genieten kon evenwel volkomener wezen, en het zal weinig moeite kosten, bij een mogelijke nieuwe opvoering van Esmoreit of een ander Abel Spel, enkele verbeteringen aan te brengen.
Eerst iets over het spreken en het handelen.
Niet ieder der spelers heeft een zoo fraai stem-geluid als Damiët, maar indien allen met evenveel eerbiedige zorg de woorden uitspraken als zij het deed, dan ware toch reeds veel gewonnen. De meesten gebruikten in stem en gebaren nog te zeer de gewone trucs, die men van iedere(n) leerling der Tooneelschool tot vervelens toe kan hooren en zien, en die een niet al te onhandig en verlegen dilettant gemakkelijk kan aanleeren. Damiët sprak zeer duidelijk en met fraaie buiging der stem, zonder eenig streven naar die nabootsing van hartstochtelijkheid, welke in dit simpele Spel misplaatst ware geweest. Een gemoed als het hare, waarin de hartstocht wel hevig moet hebben geleefd om haar te drijven tot een dwaaltocht door verre landen (doet het ons niet denken aan de onvergankelijke liefdeskracht, die ook Floris tot Blanchefloer dreef!), zulk een gemoed uit zich niet in het grove gebulder, waarop een der vak-beroemdheden het lichtelijk te verbazen publiek waarschijnlijk zou hebben onthaald, maar juist in die nauw-merkbare modulaties van stem, waar de bedwongen ontroering doorheen schijnt te breken.
In de handeling was één moment, dat m.i. wel eenige verandering mag ondergaan. Het is daar, waar Esmoreit zich in den boomgaard van Damiët te slapen legt. De decoratieve werking van het gaan liggen op de grauwe tooneelplanken en het opstaan, was geenszins schoon. Op middeneeuwsche schilderstukken en miniaturen ziet men slapenden vaak afgebeeld, zittende op den grond met gekruiste beenen, het hoofd steunende in de hand, terwijl de arm rust op de knie. Als Esmoreit zich aldus neerzette, wat zeker ook niet met Oostersche gewoonten strijden zou, kon dit tafereel wellicht iets beter zijn, vooral als ook de omgeving anders ware verzorgd. Hierover dan nu een enkel woord.