ernstige gedeelten, zoowel die van uiterlijkheid, het Vlaamsche leven, de Westvlaamsche natuur, de bijzonderheden van boerenbedrijf en kasteelleven, als die van innerlijkheid, de ontwakende hartstocht, zonde, berouw, boete, teederheid, smart waren vaak voortreffelijk uitgewerkt. Een boek van buitengewone belangrijkheid, van diepen bijna heiligen ernst in zijn wreedheid, is het bovengenoemde Mea Culpa; een bloedig gasthuistooneel als einde van verleiding en verlating; men kan het Buysse's monument noemen. Wat hierna verscheen, Schoppenboer, Uit Vlaanderen, Te lande, met hoeveel talent ook geschreven, stond daarvan op grooten afstand; ‘Vlaanderen op zijn zwartst’ zou men het kunnen noemen; de lezer is in één verwondering, hoe op dit van God verlaten land niet reeds lang een pek- en zwavelregen is neergedaald. Tal van fijne trekjes, teedere diepe psychologie, gevoel voor het kleine, naieve, week-tragische, telkens op te merken, verdwijnen onder den troosteloozen indruk van het geheel.
Een belangrijk werk, het eerst in het tijdschrift Nederland verschenen is daarna 'n Leeuw van Vlaanderen, een Belgische verkiezingsroman, flink en evenredig opgezet, harmonisch afgewerkt, in de drie phasen van vurige hoopvolle illusie, teleurstelling en berustende ascetische bevrediging, die de volksman doormaakt. Beweerd is, dat de Vlaamsche politieke leiders, hier geschilderd, portretten zijn; zeker zou dit aan de waarde van het werk afdoen, maar geschetst als ze zijn, kunnen ze voor typen doorgaan, te meer daar Cyriel Buysse thans geheel Noord-Nederlandsch schrijver is, en het ons onverschillig kan zijn, uit welke trekken hij de figuren van zijn Vlaamsch verhaal heeft samengesteld. Op te merken is, dat in dozen laatsten roman de schildering eenvoudiger, de kleur minder gezocht en overdreven, en daardoor dichter bij ons is, dan in Buysse's vroegere werken.