Noord en Zuid. Jaargang 24
(1901)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdExamen-Plagerij.Ga naar voetnoot1)Men begint in ons land op te tornen tegen de examenwoede. Gelukkig niet alleen meer de buitenwacht. Ook de bij het onderwijs betrokkenen. Dr. J.M. Heringa, leeraar te Haarlem, gaf in Het Handelsblad twee artikelen om te betoogen, dat de meeste examens wel konden verdwijnen en dat er een eind moet komen | |
[pagina 340]
| |
aan al het africhten, ergst van al in de gruwelijkste miswassen van ons onderwijs: de particuliere klaarmaakscholen, die geregeld adverteeren: zooveel jongens er door gekregen! Ten koste, natuurlijk, van alle zelfstandig denken en echten weetlust!Ga naar voetnoot1) Verdwijnen, intusschen, zullen alle examens wel vooreerst niet. Maar waarom moeten ze vaak zoo idioot zijn?
Ziehier de taalkundige opgaven, bij het jongste (hulp)onderwijzers-examen in Amsterdam: Nederlandsche Taal (9½ tot 10¼ uur). Stijlverschil.
Die weet, is kort; die zoekt, is lang;
Die twijfelt, gaat een ziegzaaggang;
Die overreedt, is driest en druk;
Die overtuigt, houdt voet bij stuk;
Wien 't ernst is, spreekt met klem en kracht;
Die ijdel is, zoekt woordenpracht:
Die zonder diepte, diep wil wezen,
Omringt met neevlen die hem lezen.
1. Geef den inhoud nauwkeurig weer. 2. Ontleed taalkundig de gecursiveerde woorden. (Benoem ze taalkundig met opgave van bijzonderheden van buiging, enz.) Opstel. (10¼ tot 11½ uur). Naar keuze. 1. Bezoek aan een museum. 2. Brief van een jong Nederlander in Zuid-Afrika aan zijne ouders. 3. Aan de haven. 4. Lenteboden. 5. Beschrijving van een volksfeest. Wat kan men voor verstandig, ontwikkelend volkstaalonderwijs verwachten van jongelui wier bekwaamheid getoetst werd aan zulke knutselige vernufteliseerderij als die eerste opgaaf, en die een opstel moesten gaan maken over onderwerpen, waarop de meeste dezer 18 jarigen zoo weinig vat hebben? | |
[pagina 341]
| |
Laat men hun een gewoon goed brok proza voorleggen en vergen dat zij den inhoud ervan op voor kinderen bevattelijke wijze neerschrijven kunnen. Maar wurmen met taalkundige vormen waarvan geen gewoon mensch zich bedient en die voor volkskind en volksonderwijzer dus waardeloos zijn, is al even pedante kwelgeesterij als het onzinnig is opstellen te verlangen over onderwerpen, waar alleen zeer verbeeldingskrachtige schrijvers iets van terecht zouden kunnen brengen, maar zeker niet zouden willen. Zulke examen-opgaven zijn doodgewoon idioot. Dus gevaarlijk. Want zij hebben alleen ten doel de a.s. onderwijzers te dwingen in de leer te gaan bij gediplomeerden, die zelf zulke kunstjes knaphandig weten te beredderen. |
|