Noord en Zuid. Jaargang 24
(1901)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |
Naar de bar(re)biesjes gaan.Het is welbekend, dat bovenstaande uitdrukking doorgaans gehouden wordt voor een verbastering van ‘naar Berbice’. Dat deze gissing lang niet onwaarschijnlijk is, mogen wij aannemen niet alleen omdat de vervorming der woorden niet bijzonder groot is - maar ook omdat andere streken dan onze voormalige Kolonie Berbice, waar men in het jaar 1763 al heel gauw ‘naar de barrebiesjes’ ging, om hare minder goede eigenschappen spreekwoordelijk zijn geworden en in uitdrukkingen - vooral in verwenschingen - gebruikelijk zijn. Iemand die naar 't peperland ging, deed dat meestal niet uit weelde, gelijk ook blijkt uit de verwensching in 't Hoogduitsch: ‘Geh' wo der Pfeffer wächst’. Dat het in de omstreken van Jeruzalem en Jericho niet veilig was leert ons reeds de parabel van den barmhartigen Samaritaan (Lukas X, 30), en de verwenschingen in 't Hoogduitsch Geh' nach Jericho en in 't Engelsch I wish he were at Jericho zijn daar misschien de nagalmen van. Trouwens niet ver vandaar, bij Jaffa, was 't was ook niet pluis. Dit blijkt uit de 17e eeuwsche uitdrukking in Jaffa liggen die o.a op te teekenen is uit Bredero's Spa. Brabander vs. 329. Zie Noord en Zuid 23, 48, 101.Ga naar voetnoot1) Dat om zeep gaan eigenlijk staat voor om Jeruzalemsche zeep gaan is een oud nieuwtjeGa naar voetnoot2). Gaan we verder: Het is evenmin vriendschappelijk, wanneer wij onzen medemensch naar de Noordzee wenschen, als wanneer de Engelschman iemand wenscht: ‘in a bandbox in the middle of the sea.’ Laat ons thans dichter bij huis blijven, want ook in België schijnt - wij kunnen gelukkig cursiveeren - een streek te bestaan of bestaan te hebben, die in een slechten reuk stond Ik bedoel: Yperen. Wie kent niet den dood van Yperen? Dat ook deze plaats hetzij te recht of te onrechte om haar ongezondheid heeft | |
[pagina 337]
| |
bekend gestaan, heeft men uit gemelde uitdrukking willen afleiden. Busken Huet (Land van Rubens, bl 61) getuigt bijvoorbeeld: ‘Reeds sedert lang bestaat er geen dood van Yperen meer. De moerassen, wier ongezonde dampen weleer de stad vervulden en de bleeke burgers op schimmen deden gelijken zijn vruchtbare velden geworden.’ Om der volledigheidswille moeten we hier echter bijvoegen dat naast deze uitlegging een andere gegeven is nam. naar den Vlaamschen Sinterklaas, den in het wit gekleeden met meel in het aangezicht bepoederden graaf van Halfvasten, die evenals onze Heilige niet altijd even goedaardig was. Men vergelijke Harrebomée; De Oude Tijd van 1873, bl. 119, 136; Noord en Zuid VII, 280; De Jager's Archief IV, 29. Warfum. G.A. Nauta. |
|