noegen dit te willen aenneemen als een gering onderpand van de achting waer meede ik de eer heb mij te noemen
Mijn Heer en seer Geachte Vriend,
UWEDs. onderdaenigen
Dienaer en Vriend,
P. Burman.
Vanhuys,
13 Aug. 1/67.
Mijn Heer
De Heer Antoni Hartsen op de Keysersgraft bij de Westermarkt
Te
Amsterdam.
Deze P. Burman is vermoedelijk Pieter Burman, ter onderscheiding van een oom, die evenzoo heette Petrus Burmannus Secundus genoemd, sedert 1742 hoogleeraar te Amsterdam en zelf in zijn tijd bekend door zijn Latijnsche verzen. Als dichters zijn zoowel de schrijver van den brief als de geadresseerde thans vrij wel vergeten.
Het derde portret door Koninck, in bruikleen gegeven door de zonen van mr. M.J. van Lennep, is indertijd aan mr. J. van Lennep, den bewerker der groote Vondeluitgave vereerd door zijn oom en tante Six. Dit staat er achter op met het volgende gedicht:
Hij, die deez' beeldtenis weêr sprekend heeft doen leven
Hij, door wiens kunst onze eeuw een Vondel is hergeven
Ontfangt van 't Vriendenpaar, dat hem genegen is
Flips Koning's kunstafreel tot een gedachtenis.
10 Januari 1832.
Van een vers van Vondel is een afdruk achter op het stuk geplakt onder het paneel, dat het van achteren beschermt. Dat is het bekende versje:
Op mijn Afbeeldinge
geschildert
door
Filips Koning
Omnia longaevo similis.
Ick telde vijf en seventigh
Toen Koning my, dus leevendigh,
Te voorschijn bracht op zijn panneel
Wie van de kunst met kennis spreekt
Zeght dat hier slechts de spraeck ontbreeckt.
Men kroon' het koningklyck penseel.
MDCLXII.