nog onbekend, maar in 1844 was volgens het bedoelde handboek (zie blz. 163) de afleiding van dat woord wèl bekend; het kwam n.l. van ‘draven’ en was verwant met het lat. trahere. De in bedoeld handwoordenboek gevolgde manier om ook het meest onverklaarbare te verklaren, berust op gissen en vóor den tijd, dat dit boek verscheen, zal er wel bezwaarlijk eene andere methode gevolgd zijn, noch te Gouda, noch ergens anders in Nederland; maar onze tijd heeft geen andere methode van wetenschappelijke afleiding dan de zekere, d w.z. de historische, die dus geleidelijk den vorm van het woord naspeurt in de verschillende perioden van zijn bestaan, evenals Prof. Dozy ons in Oosterlingen een volkomen voorbeeld heeft gegeven. Ik verwijs b.v. nog naar de afleiding in dat boek van het woord abrikoos, waarvan de afleiding niet is bedacht of uitgevonden, maar van welk woord de verschillende vormen van eeuw tot eeuw teruggaande zijn opgegeven, totdat de oorspronkelijke vorm bekend wordt.
Wanneer ik dus, gelijk ik moest doen, heftig te velde trok tegen gissende etymologie, dan had ik aan dat woord gissende niet genoeg. De onderwijzers, die voor een groot gedeelte van definities leven, zouden allicht geneigd zijn te zeggen: ‘ik gis niet, ik weet het, want het staat zoo in mijn boek’ en dat boek kon zijn Terwen of een ander met gelijke methode. Nu wil ik graag aannemen, dat Terwen in alle mogelijke opzichten hulde en waardeering verdiende, dat zijne nagedachtenis nog bij duizenden in zegenend aandenken wordt gehouden, (zijn werk over het Koninkrijk der Nederlanden heb ik jaren lang telkens en telkens weer met voldoening ter hand genomen en zijne omvangrijke kennis is zeker aan velen ten goede gekomen), maar ik beoordeel niet den mensch, den schrijver, maar eenvoudig de door hem gevolgde methode, die onverdedigbaar is en niet beter kón zijn, omdat er toen nog geen andere bestond
Al ons onderwijs wordt langzamerhand in den allerdroogsten vorm in wiskunde omgezet, natuur- en scheikunde leven vooral in formules en met diepe minachting hoort men spreken (zie dr. Brongersma in Vragen des tijds) over alles, wat daarbuiten staat. Als onze studie van taal en letteren niet geheel te gronde zal gaan, dan is het de taak van iederen ernstigen beoefenaar dier vakken, zich streng op een wetenschappelijk standpunt te handhaven en wel niet de zuivere wetenschap in de school te brengen,