Noord en Zuid. Jaargang 24
(1901)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Willem Bartjens.Niet altijd was de beoefening der wetenschap zoo bekrompen als in onze dagen, dat de man van de cijfers met diepe minachting op den beoefenaar der fraaie letteren neerziet. Ieder kent de uitdrukking ‘Volgens Bartjens’ of ‘Volgens Willem Bartjens’, doelende op den beroemden Amsterdamschen rekenmeester van dien naam, die in 1633 een boek uitgaf onder den titel ‘Cyfferinge’, dat zelfs in 1824 nog herdrukt werd. Hij was in 1587 te Amsterdam geboren, woonde van 1618-1636 te Zwolle, waar hij bovengenoemd werk uitgaf en stierf te Amsterdam in 1673. Behalve reken-, stel- en zeevaartkunde onderwees hij ook Fransch en stelde niet alleen veel belang in de poëzie, maar schreef ook zelf gedichten. Men vindt er een van zijne hand in de Emblemata van zijn vriend Zach. Heyns.Ga naar voetnoot1) Het kon zijn, dat Heyns met zekere welwillendheid dit gedicht had geplaatst, maar stellig van hooge waardeering getuigt het, dat Vondel toelaat, dat Bartjes of Bartiens, zooals hij steeds genoemd wordt, onder de spreuk Godt is myn heyl een veertienregelig ‘Klinck-Veers op de Verlossinghe der Kinderen Israels’ vóor zijn ‘Pascha’ deed opnemen. Het vers is een treurige naklank van de rederijkers-rijmelarij uit de 16e eeuw en Bartiens bleef den naam van Heyns als rederijker dus volkomen waardig; maar blijkbaar was Vondel er mede gediend. Hij waardeerde den dichter en in die dagen ook het gedicht, zooals blijkt uit zijn in 1612 gedichten Lofzangh Toeghe-eyghent aen Mr. Willem Bartiens. Vondel getuigt, dat het der Amsterdamsche stedemaagd ‘lust en leven’ is, dat Bartiens: ‘- - in heur schaduw rust,
Aen haer overvloetsche kust.’
Aan den beroemden cijferaar zelven richt Vondel het woord en zegt: Ghy ô CithonGa naar voetnoot2) hooch ghedreven,
Boven 't alghemeyn verstant
Ghy alleen de Kroone spant.
Inde Cyffer-konst beraden
Leert ghy jeucht de rechte graden:
enz. enz. Vondel brengt hulde aan zijn onderwijs in 't Fransch, en in 't schrijven: Alzoo sult ghy hooch gheprezen
Door uw Konst onsterflijk zijn;
Want uw gulde Letters fijn
Zal de Schrijf-Konst, als de sterren
Aen d' uitbreytzels, wijt uitsperren:
en ook als dichter wordt hij geprezen: | |
[pagina 168]
| |
Boven dien, o Hemels Licht!
Doet ghy door uw Konstich Dicht,
Beyd' ons vloeden onbesweken
t' Hemelwaerts hun hooren steken,
Het ‘Konstich Dicht’ van dit ‘Hemels Licht’ overtreft zoozeer andere gedichten, dat de Amstel trotscher zal zijn dan de Nijl, die 't kostbaar slib op 't land brengt, dan de TaagGa naar voetnoot1) en de Paktolus (in Lydië) die goudzand bevatten. Ook zal hij voortleven bij 't laatste nageslacht; hoewel hij eens zal sterven Nochtans zal men t'allen tijden
Uwen grooten lof belijden
En inderdaad, deze voorspelling is bewaarheid, zoo bekend als de naam Adam Riese in geheel Duitschland, zoo bekend is de naam Willem Bartjes bij ons We geven hier op ⅔ der oorspronkelijke grootte den titel van den druk van 1824 van zijn werk, met het gedicht, dat Vondel wijdde aan zijn portret, op 64-j. leeftijd genomen. Ghy ziet het zichtbre deel van Bartiens hier naar 't leven:
Van syn onzichtbren gheest heelt hy U zelf ghegheven
Een print uit Rekenboec, dat nerghens faelt noch suft,
Maer volght, ten dienst der jeucht, Euclides spits vernuft.
|
|