Getij.
En Hij wien 't in een droom is g'openbaard,
Wat Heilig hem onzienlijk heeft bewaard,
Verspreekt, door pligtbesef gedreven,
‘Eén Dingsdag van de twèè te vasten, hem ter eer,
Tot zijn Getij de aanstaande herfstmaand keer'.’
't Is misschien wenschelijk even te noteeren, dat de beteekenis, die 't woord getij in bovenstaand fragmentje uit ‘Jaromir te Zutphen’ heeft, in het Wb. der Nederlandsche taal ontbreekt. Die beteekenis wordt in het Mnl. Wb. door Verdam i.v. getide aldus zeer juist omschreven: ‘Herinneringsdag, die jaarlijks wederkeert, vooral de verjaardag van het overlijden van een heilig man, de kerkelijke viering van dien dag.’ Ze komt dus geheel overheen met die van het bekende ‘jaergetyde van wijlen Heer Johan van Oldenbarnevelt.’
Men weet, dat de ‘Heilig’ hier boven bedoeld, St. Michiel is, die Jaromir bij zijn avontuur met de klokken te Lochem voor den dood heeft behoed. De 29ste van Herfstmaand is gewijd aan dien Michael, den aartsengel, en uit dankbaarheid belooft Jaromir tot zoolang om den anderen Dinsdag ter eere van Michael te vasten.
J.P.