Bedrieghelijck waen ende fraudelick schijn..., haer beroemende van tgroot bedroch datse voort ghestelt hebben.
Berouwen. Dit werkwoord, gevormd uit be en rouwen, werd in het Middelnederlandsch sterk vervoegd; tot in de 17de eeuw komt het verleden deelwoord berouwen vaak voor; na dien tijd echter nagenoeg alleen berouwd. Een voorbeeld van het sterke particiep als adjectief vindt men o a. bij Huygens, Korenbloemen, I. 83: Wel op, berouwen ziel, laet dat berouw eens blaeken.
Vroeger werd dit werkwoord gebezigd met een persoon als onderwerp, in den wederkeerend en niet-wederkeerenden vorm, ook wel onovergankelijk en als substantief. Van elk volgt hier een voorbeeld.
Wederkeerend. De Brune, Emblemata, 286: De tweede (oorzaak) is... dat zy, uyt eenige tusschen-reden, zich berouwen over haer belofte.
Niet-wederkeerend. Bilderdijk, Dichtwerken, I. 44: Ik moet mijn werk berouwen!
Onovergankelijk. Houwaert, De Vier Wterste, 63:
Het îs ghenoech dat wy hebben berouwen,
En dat wy voortaen de sonden schouwen.
Substantivisch. Staten-Overzetting. Jeremia XV, 6: Ick ben des berouwens moede geworden.
Thans komt berouwen uitsluitend voor met een persoon als onderwerp.
In de samengestelde tijden werd oudtijds meestal zijn gebezigd: tegenwoordig komt alleen hebben voor. Zoo b.v. Hooft, Nederl. Historien, 602: Myn schryven... is my daarnaa berouwen.
Sommige dichters hebben berouwen ook gebruikt in den zin van: rouw dragen over iemand of iets, iemand (een gestorvene) betreuren, of wel: iets betreuren, dat men heeft ondervonden, maar waartoe men zelf niet heeft medegewerkt. De algemeene taal kent dat gebruik niet. Zoo b.v. bij Bilderdijk, Dichtwerken, X. 424:
Ach! niet een van duizend Vrouwen
Die haar lot niet zou berouwen
In zoo vreugdeloos een' band!
Berucht. In het Middelnederlandsch komt ook de vorm beruft voor, dien men een enkele maal nog bij latere schrijvers vindt. Het woord is eigenlijk het verleden deelwoord van beruchten, afgeleid van het substantief rucht, dat voorkomt in gerucht en in ruchtbaar en dat een afleiding is van roepen.