Noord en Zuid. Jaargang 23
(1900)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
De zaal en het tooneel van den Amsterdamschen schouwburg van 1637 (met drie platen).In het artikel over Roemer Visscher's Sinnepoppen heb ik er op gewezen, dat kennis van de taal alleen niet voldoende is, om een schrijver te verstaan en zij, die ons aanhoudend voorthelpen om de dichters uit den bloeitijd voor ons begrijpelijk te maken, hebben dan ook nog heel wat meer te doen, dan alleen studie van spraakkunst en woordenboek te maken. Daarom acht ik gewenscht, hierbij eenige regelen te wijden aan den voormaligen Amsterdamschen schouwburg, die van 1637-1664 bespeeld werd. De namen Amsterdamsche Kamer en Academie waren verdwenen, het gebouw, dat op 3 Januari 1638 met den Gysbreght werd ingewijd heette eenvoudig Schouwburg. Van den schouwburg getuigt Jonckbloet: | |
[pagina 213]
| |
‘Hij werd de bodem, waarop voor geruimen tijd de vaan van het Classieke Drama bleef geplant. Het tijdvak der Rederijkers was voor goed gesloten: onze Letterkunde was een nieuw tijdperk in getreden.’Ga naar voetnoot1) In dezen schouwburg zijn de beste stukken van Coster, Vondel, Vos, Hooft, Brandt, Brederoo en Roodenburgh het eerst gespeeld en een heldere voorstelling van de wijze, waarop dit geschiedde vordert kennis van de inrichting van het tooneel en van de zaal. We zien het tooneel uit de zaal, van de plaats waar thans het orkest is en de stalles zijn, toen ter tijd de staanplaats op den plattegrond (bl. 216) aangeduid als Het ruym daar 't volk staat. Het tooneel was niet, zooals thans, door een scherm gesloten, maar het kon wèl in twee deelen verdeeld worden. Op de afbeelding ziet men een ijzeren stang, waarop van beide zijden een scherm in de stadskleuren aan ringen kon worden toegeschoven Daardoor was het mogelijk opvolgend in huis en op straat te doen spelen, vóor het scherm was nl. de straat, daarachter het huis. Sommige stukken speelden geheel vóor het scherm.Ga naar voetnoot2) Op den achtergrond een troon, voor het geval er soms een vorst in het stuk voorkomt. Hoog boven den troon zien wij den ‘Byenkorf’ met het onderschrift yver, daaronder eene schilderij voorstellende: Het oordeel van Paris met het opschrift: jvpiter omnibus idem (God is voor allen dezelfde). Boven den troonhemel staat het opschrift: mentem mortalia tangunt (Het tijdelijke beweegt 's menschen ziel. Rechts en links: anno....... mdcxxxvii. Boven den troon lezen we: In Liefde Bloeiende. Links van den troon in eene nis het beeld van Apollo, den God der fraaie kunsten, rechts dat van Mercurius, den God van den handel. | |
[pagina 214]
| |
Op de lijst onder de galerij op 't tooneel links en rechts telkens een regel, namelijk: Twee vaten heeft Iupijn
Hij schenckt nu zuur nu zoet
Of matight weelde en vreugt
Met druck en tegenspoet.
Op de lijst of architraaf, die om de zaal heen boven de loges loopt, lezen we een gedicht, waarvan de eerste regel rechts boven de eerste loge en de laatste regel links boven de laatste loge zichtbaar is. Tooneelspel quam in 't licht tot leersaem tijdverdrijf,
Het wijckt geen ander spel, noch konincklijcke vonden,
Het bootst de weereld na: het ketelt siel en lijf:
Het prickeltse tot vreughd of slaet ons soete wonden:
Het toont in 't kleyn begrijp, al 's menschen ydelheyd,
Daer Demokryt om lacht en Heraklyt om schreyt.
Links op het tooneel boven de poort staat een beeld met het onderschrift Demokrit, rechts een ander met het onderschrift Heraklit. Links op de lambriseering: Tollvntvm in altvm en rechts: Onder tegen het tooneel aan, waar thans het orkest is in het midden de wapenschilden van C.D. Wittenoom en Jan Vos, te weerszijden daarvan een marmeren plaat aan de rechterzijde met het opschrift: Amsterdams Schoutooneel gesticht int Jaer mdcxxxvii en links Theatrvm Amstelodamse Fundatum Anno cioiocxxxvii; verder te weerszijden de wapenschilden van T. van Domselaer en J. Serwouters en in de hoeken die van C. van de Kruysse en D. Vennekool. Van deze regenten komen tusschen 1637 en 1672 (in welk jaar de schouwburg in Juni verlaten werd en niet heropend voor December 1677) de meesten herhaaldelijk voor: Tobias van DomselaerGa naar voetnoot1) in 39 en 40 en daarna 55-72. Jan Vos van 48-51 en daarna 53-67. Mr. Dirck Vennekool 52-56 en daarna 58-60. Cornelis van de Kruysse 57-62 en daarna 64-72. Johannes Serwouters 56-62. Cornelis Dircksz. Wittenoom 52-62. | |
[pagina 215]
| |
Onder de plaat leest men: De duytsche Schouburg wykt geen Roomsch noch Grieksch Tooneel,
Zy waakt voor 't Y tot schrik van al die 't Raadthuis wraaken
Nu toont zij Vreeverbondt dan bitter staatkrakkeel
De troonen zijn van goudt maar slibbrigh in 't genaaken.
Haar rollen druipen meest van traanen, bloedt en gal:
Dees worden hoogh en droef, die laag en blij gezongen
Zoo ziet men hier door 't spel het wisslen van 't Geval,
De Speelkunst bindt zich niet aan klank van vreemde tongen.
Jan Vos.
En daaronder de vermelding:
Deze drie Afbeeldingen van 't Schouburg worden opgedragen aan de E.E. Cornelis Wittenoom, Jan Vos, Tobias van Domselaer, Joannes Serwouters, Cornelis van der Kruyssen en Dirck Vennekool, tegenwoordig regeerende Hoofden der zelfde plaats in 't Jaer 1658.
Tusschen de twee dubbele paren versregels in staat eene lier, waarboven zich twee neerhangende hoorns van overvloed kruissen;
| |
[pagina 216]
| |
In de zaal leest men aan den bovenrand de boven aangehaalde verzen: ‘Tooneelspel quam in 't licht’ enz. Onder de teekening staat: De Schouburg is voor 't oor en oog van 't Volk gesticht
Men leert hen door het spel huisnutte-schranderheeden
Zij wraakt de trouwloosheidt en roemt de burgerplicht
Welspreekentheidt heeft macht om 't hart als was te kneeden
Zoo wordt het brein doorzult in deugdt en wijs beleit
De Laster brult vergeefs om 't Schoutooneel te schennen
't Ondekt het aardtsch Bedrogh en haar onzeekerheidt
Tooneelspel leert het volk hun ydelheeden kennen.
Jan Vos.
Tusschen de twee dubbele paren versregels in staat een gefingeerd wapen van den schouwburg: Een schild vertoont den ‘Byenkorf’ en op een veld daaronder staan de woorden: Door yver in Liefde Bloeiende; schildhouders zijn links een arme jongen (weeskind)
Het onderschrift der opdracht is hetzelfde als dat van de andere plaat. | |
[pagina 217]
| |
De plattegrond geeft een denkbeeld van de geheele inrichting van het gebouw. Midden op de plaats van het tooneel staan twee verzen; het eerste: De wereldt is een speeltooneel
Elck speelt zijn rol en kryght sijn deel
J.v. Vondel.
stond in de architraaf boven de poort op de Keizersgracht, die toegang tot het gebouw van den schouwburg verleende. Het andere luidt: De Godsdienst roept de ziel, het lijf de zorg voor 't leeven;
Elk heeft haar eigen tijdt, wee die hier tegen streeven.
Wie tijdt in tijden vindt, word geen Tooneel ontzeit,
Zoo leert men door het spel noch deugt in ledigheidt.
Jan Vos.
Dit is met de andere spreuken en rijmen bestemd geweest ter bestrijding van de vijanden van het tooneel of althans ter verbreiding der meening, dat het tooneel zeer nuttig werkt en leerzaam is. Het andere luidt: 't Ontbreidelen der jeugt, noch godtloos voetzel van
Vervloeckte afgodery, en al wat zy verdichte,
Maar stichtigh tijdverdryf was 't oogmerk van dien man,
Die, tot een oefenschool van deugt den Schouburg stichte;
Der arme weezen troost, der ouden stock en staf
Zoo schrijft Pompejus niet, maar Kampen op zijn graf.
J.v. Vondel.
Behalve dat deze drie afbeeldingen ons eenig denkbeeld geven van de plaats, waar in den bloeitijd de stukken onzer eerste dichters gespeeld werden, zien we daaruit nog heel wat meer en wel: 1. uit de talrijke Latijnsche opschriften, dat men aan de Latijnsche schrijvers zijn wijsheid ontleende en geen wonder dus, dat men aanhoudend Latijnsche dichters las, in hun smaak werkte en aan hun arbeid de gewenschte beelden ontleende. Dat het mogelijk was, zonder Latijn toch ook een goed figuur te maken, zien we aan den glazenmaker Jan Vos, die geen woord Latijn kende en hoog opgaf van het vaderlandsch. tooneel, maar in zijn monsterdrama, zijn eersteling Aran en Titus toch de stof aan de oudheid ontleende en in de opdracht daarvan aan ‘Kaspar van Baarle’, gedagteekend ‘den 27 van Wijnmaant 1641’ - een eenig voorbeeld van wansmaak, vertoon van schoolwijsheid en gewaande nederigheidGa naar voetnoot1) | |
[pagina 218]
| |
niet kan nalaten van Baerle bij Sophokles te vergelijken en in zijne vleiende bijschriften en verdere vleierijen de geheele Romeinsche mythologie opgebruikt. Het is ook wel merkwaardig, dat alle lofredenaars op zijne gedichten er met grooten lof op wijzen, dat hij geen Latijn of Grieksch kent. Dat was evenzeer demokratisch als anti-predikantsch bedoeld: men kon heel wat beteekenen ook zonder Latijn. Dat daarbij ter wille der aanhangers van de Hervormde Kerk, al kon men den predikanten-geest niet uitstaan, zoowel om staatkundige als godsdienstige redenen, giftige haat tegen de Roomsche Kerk werd uitgesproken, kan ons niet verwonderen. 2. Uit den inhoud der verzen en opschriften, dat men vasthield aan de bewering, dat de schouwburg bestemd was om nuttig te zijn, dat men dien bezocht om te leeren! Wel speelde men nog al eens het een en ander, waarbij het moeielijk was het bewijs te vinden, dat men een ‘leerzaam tijdverdrijf’ bedoelde, maar het liep er toch mee onder door. Alleen onder de leus van nuttig te zijn kon de schouwburg onaangevochten of althans onoverwonnen tegenover de predikanten voortwerken, eene omstandigheid, die het natuurlijk gevolg is van de historische ontwikkeling van het tooneel en om allerlei redenen, waarop eerlang in dit tijdschrift zal gehandeld worden, in ons land veel meer dan in een der aangrenzende landen. In Frankrijk heeft men meer aan de in den geest der Latijnsche dichters gevormde kunst, in Duitschland aan eene uiting van vaderlandschen geest gedacht. In Engeland vertoonde het tooneel grootere vrijheid, meer onafhankelijke kunst - hoewel niet altijd zonder hatelijke zinspeling op staatkundige toestanden - en nauwkeurige teekening van het dagelijksch leven, zooals wij bij Breeroo en in de Warenar vinden. De leerzaamheid en de deugd hebben hier te lande langer dan ergens anders de vrije ontwikkeling der kunst in den weg gestaan en het zou vermetel zijn te beweren, dat ze ook nog heden ten dage zonder hoogst belangrijken invloed zijn althans op de beoordeeling van tooneelstukken en romans. Amsterdam. Taco H. de Beer. |
|