Noord en Zuid. Jaargang 22
(1899)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |
Verscheidenheden.Antwoord aan den heer Tarf.
| |
[pagina 466]
| |
De opvatting van den heer Tarf met tuin in de latere beteekenis: gaard, is zeker wel dichterlijk, maar is Vlaanderen om en bij Brugge, vergeleken bij andere gedeelten van die provincie zoo bijzonder schoon? Wat beteekent in reg. 34 woonsten? vraagt de heer Tarf. Het woord woonst is voor dengene, die niet bekend is met 't Middelnederlandsch of 't Vlaamsch (zie De Bo) geen alledaagsch woord, al moet ik bekennen, dat de beteekenis gemakkelijk is op te maken. Het is bovendien meer dan eens in N. en Z. behandeld, zoodat men mag aannemen, dat de beteekenis aan getrouwe lezers bekend is. Woonst beteekent woning en is eene afleiding (vrouwelijke i-stam) op st van wonen gelijk gunst, kunst, komst, (te) kust naast gunnen, kunnen, komen, kiezen. Of is 't woord uit woonstede samengetrokken? Verder vraagt de heer Tarf: Wat moet ik verstaan onder: Wanneer ze (de vrouwen) in 't spiegelglas van vreemde wuftheid schouwen, en wisslen vreemd gebaar voor eigen lief gelaat? Dit is: wanneer ze (de vrouwen) zich spiegelen, een voorbeeld nemen aan de veranderlijkheid, ondegelijkheid van vreemden en zich door van anderen overgenomen manieren minder lief voordoen dan ze werkelijk zijn. Men lette er wel op, dat de tegenwoordig alleen gebruikelijke beteekenis van gelaat nam. aangezicht niet de eenige en nog minder de oorspronkelijke is en dat 't Vlaamsch in dezen weer behoudender is dan in 't Nederlandsch. De oorspronkelijke beteekenis is: het voorkomen, het uitzicht. Het bijbelsche een schoon gelaat toonen beteekent niet: een mooi gezicht zetten maar zich mooi voordoen. Men vergelijke voorts zich gelaten. Waarop doelen, vraagt de heer Tarf, de tirade: Ik zag de Vlaemsche vlijt; waer nijverheid uitsproot, Haer wondren en haer weelde ontwikkelen in uw schoot. Waarschijnlijk slaat dit op de uitgebreide laken-, zijde- en wolindustrie van Brugge in de Middeleeuwen. Wat de volgende regels betreft: Ik zag de scheppingskracht, waarop de kunsten bogen, die weelde en wondren met haer hemelglans verhoogen, teekenen wij aan: De dichter heeft gezegd, dat de industrie haar hoogste toppunt heeft bereikt in Brugge, hare voortbrengselen waren verwonderlijk schoon en getuigden van weelde en rijkdom; doch, wat meer is, die heerlijkheid en die rijkdom dezer voortbrengselen der nijverheid | |
[pagina 467]
| |
werden in Brugge verhoogd door den hemelschen gloed der kunstgewrochten. M. a.w. naast de nijverheid bloeiden te Brugge de kunsten. Of met Vlaandrens bardenlied juist Van Peene's De Vlaamsche Leeuw bedoeld is, m.i. niet met zekerheid te zeggen. Ik geloof, dat Ledeganck met bardenlied in 't algemeen de nationale poëzie bedoelt, die Vlaanderen en 't Vlaamsche volk verheerlijkt. Gaarne beken ik, dat de heer Tarf gelijk heeft waar hij mijne verklaring verbetert betreffende 't krachtig sein van een paar Vlaamsche woorden; regel 79-85 hebben nam. alle betrekking op ééne gebeurtenis, den Sporenslag en niet ook op de door mij genoemde wapenfeiten. Door de mededeeling omtrent het Staatsschip, Bucentóro, heeft de heer Tarf een licht ontstoken, dat maakt, dat de uitdrukking ‘verloofde van de baren’ voor niemand meer duister kan zijn.Ga naar voetnoot1) Bij regel 131 hebben we vermoedelijk aan de onthulling van de buste van S. Stevin te denken. Warffum. G.A. Nauta. |
|