zal zoeken; en meer dan één weg is er, waarlangs zoo'n nieuwigheid in de taal kan komen. Bovendien, de constructie op zichzelf is volstrekt niet onlogisch. Dat bewijst het door Van Helten zelf aangehaalde τὸ πρῶτον uit het Grieksch, waarbij ook nog het Fransche le plus heureux enz. kan worden gevoegd. Ook van dit laatste is geen prototype in het Latijn. Wordt het daarom onwaarschijnlijk, dat we hier met het lidwoord le te doen hebben? Ik geloof niet, dat iemand dit zal beweren.
In de tweede plaats meen ik te moeten vaststellen, dat van de Ogm. constructie at +... geen spoor meer in 't Middelnederlandsch is overgebleven. De door Van Helten aangehaalde vormen teerst(en), tachterst(e), mogen als zoodanig niet beschouwd worden. Zij zijn ontstaan uit de samensmelting van het voorzetsel te met eerst en achterst, op dezelfde wijze als telkens, tevens, teenenmaal, telkenmale, tere voor teenre, te eenre enz., en zijn dus te vergelijken met ohd. zi erist, mhd. ze êrest, zêrest en nhd. zuerst. Zoo kent het Middelnederlandsch ook te vorst, beantwoordende aan ohd. zi furist:
Nu geons mi god (of: goed) ende Sinte Jan
Ende God te vorst daert bi gesciet.
Waarschijnlijk zal zoo ook wel te lest (ohd. zi lezzist, mhd. ze lezzist, ze leste) voorkomen, doch daarvan heb ik nog geen sprekend voorbeeld opgeteekend. Dit doet echter weinig ter zake, daar de hgd. vormen en 't mnl. te vorst er duidelijk op wijzen, dat we hier met het gewone voorzetsel te hebben te doen.
Naast teerst kan nu verder op de gronden door Van Helten in Vondel's Taal § 150 aangegeven een vorm teersten bestaan en die komt dan ook in 't Mnl. met geheel gelijke beteekenis voor. Het Mnl. Wdb., dat den laatsten vorm anders verklaart, geeft daarvan voorbeelden.
Misschien zal nu iemand na het bovenstaande willen beweren, dat dan in ons het eerst niet het oude voorz. at, maar het nog bekende te zit. Maar deze verklaring is te verwerpen, alleen reeds omdat bij ons te bleef bestaan en er van in onbruik raken - 't eerste vereischte voor omvorming - dus geen sprake is.
Houdt de door Van Helten gegeven verklaring geen steek, dan ligt natuurlijk de vraag voor de hand: wat is het dan in uitdrukkingen als: hij loopt het snelst? Ik voor mij kan er niets