De tortelduif als zinnebeeld der reinheid en der echtelijke trouw.
Gelijk in Taal en Letteren I, 61 en VIII, 144 herinnerd wordt, vinden we den trek dat ‘de tortelduif.... jammert op de dorre rank’ hij Vondel (Gijsbrecht v. Aemstel vs. 1269), in eene Spaansche romance, in twee Oudduitsche liederen, bij Wolfram (Parzival), Feeke (Flore und Blancheflore), Shakespeare (Winter's tale).
Door prof. Verdam in zijne rede Sporen van volksgeloof in onze taal- en letterkunde (gehouden in de 131e jaarlijksche vergadering der Maatschappij v. Ned. Lettk., 8 Juni 1898) wordt voorts gewezen op Bartholomeus de Ingelsman, op Konrad v. Megenburg (Buch der Natur), op 't Middelgrieksche gedicht Lybrirtos en Radamna, waar op 'tzelfde volksgeloof omtrent den tortel gezinspeeld wordt. Wij laten hier nog een paar plaatsen volgen: Jan Luyken, Voncken der Liefde Jesu:
Gelijk een Tortelduif in 't Woud,
Die zijne weerga heeft verloren,
In eensaamheyt op 't dorre hout,
Zijn toon van treurigheid laat hooren,
Zoo zwerft zijn ziel als vreemdeling.
En Feith lascht in den roman Ferdinand en Constantia zijn gedicht ‘Wreed gescheiden lievelingen’, waarin het volgende couplet:
Hoort het treurig lied des Tortels,
Die zijn trouwe gade derft,
Van gevoel en liefde sterft.
Warffum.
G.A. Nauta.