Bekladden.
Op bl. 153 van dezen jaargang is over bekladden, bepaaldelijk over de uitdrukking ‘kostelijk beklad’ eene onjuistheid ingeslopen, doordat de Schr. blijkbaar had nagelaten het Woordenb. te raadplegen. Van bevriende zijde daarop opmerkzaam gemaakt, wijs ik er op, dat aldaar onder bekladden o.a. vermeld wordt:
In toepassing op het besmeren met verfstof of wat als zoodanig wordt voorgesteld; vroeger niet altijd in ongunstigen zin. ‘Schildert, teykent, crabbelt wilt vry becladden enz. Een deel Pampiers, V. Mander, Grondt. der Schildere. 1, 46. Natuur heeft met haer eigen bloet zijn wiecken (van een vogel) kostelijck becladt, Vondel 3,779. De bekladde spons (t.w. die ‘met veelerlei verwen besmeert was’), de Brune Wetst. 1.120. Beklad het aangezicht van haar die aan Christus gewijd is, niet met blanketsel en vermiljoen, de Brune, Wetst. 2.
Gelijk men ziet de tekst bij Van Mander en die bij Vondel laat geen twijfel over of het woord werd ook wel degelijk in gunstigen zin gebruikt.
Red.