Men zou van Huygens kunnen getuigen, dat hij de eerste, ja wellicht de eenige onzer oudere dichters is, bij wien het komische die hoogere beteekenis heeft, dan alleen, dat het doet lachen. Zijn humor en satire teekent, geeselt, treft en geeft ons een kleurig en hoogst uitvoerig tooneel, van het leven in zijn tijd.
En geen wonder!
De geestige toon, het hoogere komische genre ontwikkelt zich slechts onder zeer bijzondere omstandigheden en er zijn alle redenen om aan te nemen, dat ons land daartoe hoogst zelden gelegenheid heeft gehad.
Vergelijk de plompe grappen der Duitsche humoristen uit den bloeitijd, met den fijnen geest der Fransche comici uit de gouden eeuw en zie in Engeland het groot verschil tusschen de veelal verdachte geestigheden, in den tijd van koningin Elisabeth met den fijnen scherts uit de dagen van koningin Anna.
Wie dat verschil heeft opgemerkt en de oorzaken daarvan heeft nagegaan, zal ook dadelijk inzien, waarom bij Huygens eene geheel andere (zij het ook vaak maar gedeeltelijk begrepen) geestigheid zijne pen bestuurde dan bij de meeste andere dichters, wier humor we roemen.
Het ernstige wisselt met den loop der tijden en beurtelings hebben godsdienst, zedeleer, heldenmoed of nationale trots daarbij den hoofdtoon. Vandaar, dat hoogst ernstige en degelijke stukken die eens bewondering konden wekken later vaak ongenietelijk zijn. Men neme de proef met Milton's Paradise Lost, Klopstock's Messias, de ernstige bespiegelende poezie van Bilderdijk, de Essays van Montaigne: Wie leert, ze te genieten?
Maar de ware humor is voor alle tijden, ze komt voort uit den mensch en niet uit de Maatschappij; Erasmus heeft in den Lof der Zotheid bladzijden, die ook thans nog niet verouderd zijn. En Huygens werken behooren tot die, welke grootendeels niet verouderen.
Nu is Huygens humor tweederlei.
Daar is een grove, zware, Hollandsche en een fijne, scherpe, ondeugende Fransche. Bij de eerste halen we de schouders op, de laatste blijven we genieten.
Te midden van oorlogsgewoel en wapenkreten, onder landontdekkers en vertegenwoordigers van den wereldhandel, zoeke men niet de fijne scherts, de onweerstaanbare prikkel van geestige