z. woorden van gelijke afkomst en beteekenis, maar van verschillenden vorm, zooals: vischhoek - vischhaak, nummer - nommer, heft - hecht, spuwen - spugen, leer - ladder, kieken - kuiken, duvel - duivel. Hiertoe behooren ook de werkwoorden, waarvan in gemeenzamen stijl het voorvoegsel wordt weggelaten: lukken, merken, hooren, hoeven naast gelukken, bemerken, behooren, behoeven; verder de samenstellingen, waarvan het grondwoord veelal wegblijft: linde, eik naast lindeboom, eikeboom, wees - weeskind, bleek - bleekveld, grootje - grootmoeder enz.; en ook de woorden, die dikwijls in samengetrokken vorm voorkomen: leer - leder, neer - neder, vaam - vadem, boom - bodem enz.
Intusschen, als ik geen andere bewijzen had aan te voeren, zou ik het pleit maar half gewonnen kunnen achten; want wat de bastaardwoorden betreft, is verschil van gevoelen mogelijk over de vraag, of zij tot onzen woordenschat te rekenen zijn, en aangaande de dubbelvormen kan men er over twisten, of bijv. heft en hecht werkelijk als twee verschillende woorden zijn te beschouwen. Er zijn echter ook woorden van zuiver Nederlandschen, maar toch geheel verschillenden oorsprong, die overal verstaan worden, maar waarvan het eene uitsluitend of bij voorkeur in de eene, het andere in de andere streek gebruikt wordt, bijv. mand - korf, aanspreker - aanzegger, gasthuis - ziekenhuis, bestjeshuis - oudemannen-en-vrouwenhuis, leidsel - teugel - toom, raam - venster.
Verder zijn er in de dagelijksche spreektaal een aantal woorden, waarnaast een ander staat, dat deftiger klinkt en daarom alleen door predikanten, redenaars, advokaten en andere personen, die in het openbaar optreden, gebruikt wordt: altijd - steeds, nooit - nimmer, al - reeds, vandaag - heden, gebeuren - geschieden, bericht - tijding, jongen - knaap, jongmensch - jonkman - jongeling, trouwen - huwen, huwelijk - echt, preekstoel - kansel, dominee - predikant, man of vrouw (met een bezittel. voornw.) - echtgenoot, menschen - lieden, kennisgeven - verwittigen, stadhuis - raadhuis. Sommige klinken zelfs zoo ongewoon, dat ze nog alleen in de schrijftaal voorkomen, vooral in dichterlijk proza of verzen, terwijl de spreektaal een ander woord van dezelfde beteekenis heeft: krijg - oorlog, mededoogen - medelijden, olm - iep, dreef - wandelweg, kling - lemmet, elpenbeen - ivoor, voedster - min, toorts - fakkel, beminnen - lief hebben.