In zak en asch,
in ootmoedigen rouw. Ontleend aan de gewoonte der oude Israëlieten, om in druk en ellende zich met een zak te omgorden, een grof zwart lijnwaad om het lijf te hangen (Gen. XXXVII:34, 2 Sam. III:31 enz.), asch op hun hoofd te strooien (2 Sam. XIII:19) of daarin neder te zitten (Job. II:8; Esther IV:3).