De hand in den boezem steken.
Deze uitdrukking beteekent aan eigen feilen en gebreken denken, zich van eigen schuld laten overtuigen. Ze werd ontleend aan Gods bevel aan Mozes (Exod. IV: 6), die zijne hand eerst in den boezem stak en ze daarna er weder uittrok en toen zag, dat die melaatsch = onrein, was. Boezem = het wijde boezemkleed, de wijde boezemplooien der Oostersche kleedij.