Noord en Zuid. Jaargang 19
(1896)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Huygens' zede-print ‘een comediant.’ door Dr. G.A. NautaGa naar voetnoot1).Bladerende in de laatste aflevering van Noord en Zuid viel mijn oog bij toeval op een afdruk van Huyghens' Comediant met een toelichting van Dr. Nauta. Wekte dit mijne verwondering, daar toch algemeen bekend is, dat voor weinige jaren, in 1891, al de zedeprinten van Huygens uitgegeven en naar mijne opinie voldoende toegelicht zijn door den heer H.J. Eymael, die verwondering ging over in verbazing, toen ik de aanteekeningen en verklaringen van Dr. Nauta wat nauwkeuriger naging. Het bleek me toch, wat ik trouwens reeds vermoed had, dat de uitgave van den heer Eymael Dr. Nauta te eenenmale onbekend was, anders toch zou hij zeker de moeite genomen hebben dit werk te raadplegen, ja, waarschijnlijk had hij de geheele uitgave achterwege gelaten. Ook de uitgave van de Gedichten van Constantijn Huygens door Dr. J.S. Worp schijnt Dr. Nauta niet te kennen, althans nageslagen heeft hij haar niet: dan toch had hij in vers 20 niet geschreven ‘veel sweeren om gewin’, maar zooals er staan moet ‘veel sweeten om gewin.’ Dr. Nauta heeft klaarblijkelijk de drukfout niet opgemerkt, die in de uitgave van 1672 is ingeslopen. Een verklaring van dat sweeren om gewin te geven, achtte Dr. Nauta overbodig. Ook zijn de verklaringen, die hij geeft, o.i. niet altijd even juist. Enkele wenschen wij aan eene nauwe beschouwing te onderwerpen. Voor wij hiertoe overgaan, moeten wij Dr. Nauta nog de vraag stellen, of hij de print zelve wel goed begrepen heeft. Deze vraag kwam onwillekeurig bij ons op, toen wij lazen: ‘de hier te behandelen print geeft kort en bondig het beeld van een komediant, doch niet alleen van een acteur op 't tooneel, maar ook - en dat is 's dichters doel - van een komediant in 't gewone leven, van den huichelaar. Maar nu vragen we aan iedereen, die dit gedicht van Huyghens heeft gelezen, ligt het in 's mans bedoeling om uit de overeenkomst, die er bestaat tusschen een comediant op 't theatertooneel en een | |
[pagina 158]
| |
mensch op 't wereldtooneel aan to toonen, welk een huichelaar de laatste is, of stelt hij ons juist den komediant tot voorbeeld en prijst hij den mensch gelukkig, die kan doen als hij en zich zelf blijven, hoe ook de uiterlijke omstandigheden veranderen: in de wereld gaat het als op 't tooneel: sommigen spelen een min of meer belangrijke rol, anderen zijn slechts figuranten, sommigen vervallen tot armoede, anderen werken zich omhoog, sommigen moeten hard werken voor 't dagelijksch brood, anderen baden zich in weelde, doch gelukkig zijn alleen zij, die onder alle omstandigheden kalm blijven, die zich bij smart niet onmatig bedroefd toonen, bij vreugde niet buitensporig verheugd, niet uitgelaten zijn, doch steeds bedenken: nu ben ik er zóó aan toe, maar God mag weten, hoe 't morgen met me gesteld is. Iedereen zal toegeven, dat Dr. Nauta dwaalt, wanneer hij zegt, dat het 's dichters doel is een huichelaar te teekenen. Laten we nu de aanteekeningen wat nauwkeuriger beschouwen. Vs. 1. Alleman, die zich in en naar alles kan schikken. Ik geloof, dat de verklaring van den heer Eymael juister is, wanneer hij alle-man weergeeft door: voorsteller van alle personages. Allerwegen, oude sterke tweede naamval. Waarom hier niet bij gevoegd, dat het een meervoudsvorm is. Vs. 2. Waer 't hem den honger maeckt. Waer is hier zoowel plaatsbepalend als tijdbepalend bijwoord, vgl. hij liegt waar 't hem te pas komt. Terecht teekent de heer Eymael aan: ‘men denke zich den tooneelspeler van toen als lid einre fahrenden Bande.’ Zoo bezochten Engelsche tooneelspelers in 't laatst der 16de en in de 17de eeuw meermalen ons land en vereerden o.a. Den Haag met een bezoek in 1605-1608, 1629 en 1644Ga naar voetnoot1). Vs. 5 en 5. Men lette hier op de alliteratie, waarom Huyghens waarschijnlijk het woord meerkat gebruikte, hoewel dit niet noodig is, daar de aap, dien men gewoonlijk op kermissen ziet, tot de meerkatten behoort. Ze komen in grooten getale voor in Senegambië, Guinea en Oost-Indië. Aan de kust van Guinea dragen zij den naam | |
[pagina 159]
| |
van macaco. Mogelijk hebben we hier een voorbeeld van volks-etymologie en maakten de Hollandsche matrozen, die dit beest naar Nederland overvoerden van macaco meerkat. Brockhaus (Conv. Lex. XI, p. 727, i.v.) zegt: der Name Meerkatze mag wohl daher entstanden sein, dass diese Tiere über das Meer nach Europa gebracht wurden. En door de zeelucht veranderde de aap waarschijnlijk in een kat. Meerkat fr. guénon, mot d'origine inconnue, zegt Brachet; schuilt hier misschien de naam Guinée in? Vs. 5. een schilderij, die spreeckt. Spreeckt, zegt Dr. Nauta, spreekt, sprekend gelijkt; dus spreken = sprekend gelijken? Kan Dr. Nauta meer plaatsen bijbrengen, waar spreken deze bet. heeft? In afwachting daarvan, verklaar ik het liever aldus: de komediant bootst iemand na, geeft dus diens portret hierdoor, dat hij spreekt: hij is het sprekend evenbeeld van den persoon, dien hij voorstelt. Vs. 12. ontstijgen: ontgaan, verlaten, teekent Dr. Nauta aan. Hier hebben we stijgen nog in de oorspronkelijke beteekenis gaan. Stijgen van de kroon, verklaart hij door afstijgen. Heeft hier stijgen de beteekenis van gaan, die het bezat in 't Sanskriet, in 't Grieksch, in 't Oudslavisch enz., maar niet meer in 't Germ.?Ga naar voetnoot1). Neen, want ontstijgen geeft te kennen een verwijdering van een plaats door de handeling in 't grondwoord genoemd, vgl. ontvluchten, ontloopen, ontwijken enz. Bijv.: Een zucht ontsteeg zijn borst. Een blijd gejuich ontsteeg de baren. Bog. I, 258. Ook bij Vondel: Dit kan geen nijd ontstijgen III, 536. Dus beteekent zijn hart ontstijgt hem niet: zijn hart raakt niet van de plaats door te stijgen, in de gewone beteekenis van omhoog gaan, want u it de uitdrukkingen hij draagt zijn hart hoog en hooghartig blijkt duidelijk genoeg, dat men het begrip trotsch zijn verbindt met het denkbeeld van een omhoog gaan, rijzen, stijgen van 't hart. Is iemand in hooge mate trotsch dan kunnen we zeggen: zijn hart ontstijgt hem. Nae 't stijgen van de kroon schijnt Dr. Nauta op te vatten als: wanneer hij van de kroon is afgestegen. Dus hij zat op de kroon! Dat kan pijnlijk geweest zijn voor zijne posteriora. Neen, 't stijgen van de kroon is eenvoudig een subjectieve genitivus: de kroon is gestegen, is omhoog gegaan, is hem op 't hoofd | |
[pagina 160]
| |
gezet. Dat dit Huyghens' bedoeling is, blijkt immers duidelijk uit vs. 13. Zou Huyghens, die te pittig is om tweemaal hetzelfde te zeggen, schrijven vervalt hij van zoo hoogh, wanneer hij in den vorigen regel gezegd had: nadat hij van de kroon is gestegen? Vs. 13. bedel-bidden is gevormd, evenals koekeloeren van koeken (= kijken) en loeren en ruilebuiten van ruilen en buiten (= ruilen), van bedelen en bidden, beide met dezelfde beteekenis, want bidden komt in de 17de eeuw nog in den zin van bedelen voor, vgl, Kiliaan i.v. In 't Mnl. was de gewone beteekenis van bidden: dringend vragen, verzoeken - verder bedelen (broot bidden) en ook uitnoodigen. De beide beteekenissen heeft thans het woord verloren, schoon Kiliaan beide nog opgeeft. Toch is de beteekenis van uitnoodigen niet verdwenen zonder nog een spoor in onze hedendaagsche taal achter te laten, nml. bidder, doodbidder, lijkbidder, groefbidder, d.i. de man, die familie en vrienden van den overledene ter begrafenis noodigt. Vgl. aanspreker van aanspreken, dat ook uitnoodigen beteekent: ‘Zijn de vrouwtjes al te mael al aengesproken, moeder, die 't kandeelmaal zelle bekleeden? - Daer is al veur gezorgdt en 't is er deur de Baaker elk in 't bizonder aengezeid. Th. Asselijn, Kraambed van Saartje Jans.’ De gewone beteekenis van ons bidden: een gebed doen had in 't Mnl. het zwakke ww. beden, vgl. nog bede. Ook bedelen beteekende bidden en bedelaere: hij, die bidt. Het werkw. schijnt evenwel in 't Mnl. niet veel voor te komen, Verdam haalt in zijn Mnl. Wdb. slechts één voorbeeld aan van bedelen = bidden. Dr. Nauta noemt bedelen een denominatief, evenals wankelen en weifelen. Ik wensch achter deze aanteekening slechts een vraagteeken te plaatsen, het zou mij te ver voeren, indien ik wilde nagaan in hoeverre Dr. Nauta hier gelijk of ongelijk heeft: ik hoop hier later op terug te komen. Vs. 17. mommen beteekent hier niet zoozeer vermommen als wel optreden als komediant, een rol vervullen.
Zalt-Bommel. H. Beckering Vinckers. |
|