Noord en Zuid. Jaargang 19
(1896)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Muizenesten in het hoofd hebben.Het zal wel vrij algemeen bekend zijn, dat men in deze spreekwijze eene verbastering ziet, eene volksetymologie van ‘muizenissen in het hoofd hebben,’ eene meening, die berust op eene mededeeling van Kiliaen, die opgeeft: muysenisse in 't hooft, imaginatio, phantasia. Aan het bestaan van een znw. muizenis in de 17de eeuw kan dus niet worden getwijfeld. Men vindt het ook bij een enkelen schrijver, o.a. bij Six van Chandelier (1620-1695), Poesy, 486: Och! dorst ik schelden, hoe zou Baldus, hoe zou Bartel
Aanhouden, die uw hoofd vol muisenisse broên?
Wie het eerst het denkbeeld heeft geopperd, dat muizenest eene volksetymologie van dit muizenis moet zijn, weet ik niet, doch de belangstellende lezer kan o.a. deze meening vinden in De Jager's Taalkundig Magazijn, III, bl. 111, waar verwezen wordt naar Van Engelen in zijne vertaling van Michaelis Prijsverhandeling over den invloed der begrippen, enz., bl. 48, 49; naar Weiland op muizenis; naar Bilderdijk, Verkl. Geslachtlijst, II, 261 en naar Tuinman, Fakkel I, 246. Na dien tijd heeft niemand meer getwijfeld aan deze verklaring, en we vinden haar dan ook verdedigd door Prof. te Winkel in zijne Gramm. Figuren, 274; door Prof. Verdam in den Volksalmanak voor het jaar 1883, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, bl. 24, door M.J. Koenen in zijne Woordverklaring, 136 en zeker nog wel bij anderen. Hoe waarschijnlijk deze volksetymologie ook moge zijn, ik kan haar niet aannemen, en wel om de volgende redenen: In de spreekwoordenverzameling van Johannes ServiliusGa naar voetnoot1), voor het eerst uitgegeven in 1544 leest men: Hi heeft vele muysen in 't hooft. In eene andere verzameling van SartoriusGa naar voetnoot2), anno 1561 gedrukt, doch reeds ± 1550 geschreven, staat II, 2, 77: Lusciniae nugis insidentes met de vertaling Trepelaers die veel musenesten int hooft hebben, terwijl ik in de derde plaats bij Sebastian Francken, een Duitsch spreekwoorden verzamelaar, anno 1541, lees dl. II, 40: Er hat vil hummeln, mucken, tauben, meusz, meusznester, oder grillen | |
[pagina 63]
| |
im kopffGa naar voetnoot1). Het staat dus vast, dat reeds in de eerste helft der 16de eeuw de uitdrukking ‘muizenesten in het hoofd hebben’ in onze taal en in het Duitsch bestond. Ook blijkt, dat men in deze taal eveneens zeide: hommels, vliegen, duiven, krekels in 't hoofd hebben. In het Nederduitsch kent men de uitdrukking: He hebt Müs in den KoppGa naar voetnoot2). Bij Campen (1550) staat opgeteekend hy heft voele Vlieghen int hoeft, dat doet denken aan Tappius 163: oestro percitus, id est, ingenti animi cupiditate commotus ac velut attonitus. Simile quiddam et hodie Westphali dicunt: He heft vyle hůmmelen im koppe. Harrebomée citeert nog ‘Hij heeft het hoofd vol spinnewebben (I, 327b) en ‘Hij heeft den hommel in het hoofd’ (I, 327a); de Franschen zeggen thans nog: avoir des papillons noirs en tête; en ook ‘avoir une araignée dans le plafond’, en ‘avoir des trichines au plafondGa naar voetnoot3). Het zijn dus overal gonzende, door elkaar wriemelende, of fladderende dieren, die men in het hoofd heeft; en de Duitschers hadden evenals wij geheele nesten, muizenesten im kopff. Zij kunnen dit meusz, meusznester niet verbasterd hebben uit muizenis, dat zij niet kenden. En is het nu zoo vreemd allerlei dingen, die iemand als 't ware door 't hoofd wriemelen, zaken, waarin hij geen orde kan vinden, allerlei bezigheden, die hem in zijn hersenen malen bij door elkander warrelende muizen te vergelijken? De Franschen maken er ratten van en zeggen ook: avoir des rats en tête. De Jager moge nu bewerenGa naar voetnoot4), dat men in den trant van Becanus van muizenis muizenest heeft gemaakt, het komt mij voor, dat wij met het oog op bovenstaande spreekwoorden uit het begin der 16de eeuw (Kiliaen's Wdb. is uit het laatste gedeelte dier eeuw), waarvan eene verbastering geen sprake kan zijn, en met het oog op de Fransche spreekwijze ‘avoir des rats en tête,’ aan geen volksetymologie behoeven te denken. Voor deze meening pleiten ook een paar plaatsen uit Wouter Verhee (geboren † 1540Ga naar voetnoot5) nl. Tafelspel van de Vasten en Vastenavont, uitgegeven door Dr. van Vloten in Het Nederlandsche Kluchtspel, dl. I, bl. 206-215 (2de druk). Aldaar lees ik op pagina 208: | |
[pagina 64]
| |
Lieve vrient, ghy weet niet wat u deert;
Loopt seecker met u musenesten, ick raet u
Ende soeckt volck nae uwen staet nu,
Daer en is niemant, die sulcken praet begeert.
Meent ghy, dat de Vastenavont sal worden geblameert
Deur u fantasie?
Tijdschrift, V. bl. 162: Loop seecker thuys met alle u muisenesten.
Op deze plaats heeft, blijkens het volgende fantasie, musenest reeds de overdrachtelijke beteekenis, die wij er thans aan toekennen, een bewijs te meer, dat de uitdrukking in het begin der 16de eeuw reeds bestond. In de woordenboeken treft men de spreekwijze het eerst aan bij Mellema (anno 1618): muysennesten in 't hooft hebben, songer, songer creux, avoir la puce à l'oreille. Doch het znw. muizenis wordt niet opgegeven. Hetzelfde verschijnsel is waar te nemen bij Halma, die wèl citeert muizennesten int hoofd hebben, vol zware inbeeldingen zijn, avoir des rats, avoir des fantaisies dans l'esprit, doch evenmin het znw. muizenis kent. Dit woord schijnt dus weinig gebruikt te zijn; in het Vlaamsch komt het thans evenmin voor. Ten slotte mogen de mij bekende plaatsen volgen, waar de spreekwijze wordt aangetroffen. Heemskerk, Minne-Kunst, bl. 393, Amsterdam 1626: 't scheen 't hooft vol muyse-nesten
Kasteelen in de lucht bouwvalligh wilde vesten.
J. Sweers, Koddige en Ernstige opschriften, II, bl. 74, Amsterdam 1709: In het Hooft vol Muyse-Nesten,
Is de wyn voor gelt ten besten.
Ibid. II. 96: Pieter in de Byl, met het Hooft vol muizenesten
Die leid begra ven hier in de stads-vesten.
Vlaerd. Redenrijckb. 411: Ghy schijnt een dromich quandt, van vreughden gaer berooft
Of hebt ghij dees of die muys'nesten weer in 't hooft.
Crous, Jos. Droev' en Bly-eindespel I, 70: Wat hebt Gy muise-nesten
In uw sorgvuldig hooft!
Krul, Klucht van Drooghe Goosen (anno 1651), 4: Wat raeckt mijn dat al het de Vaer het hooft somtijds vol muysenestenGa naar voetnoot1).
| |
[pagina 65]
| |
Klucht van den Pasquil-maecker, bl. 23: Wat heeft de vent muyse-nesten in sijn kop.
Focquenbroch II, 9 r.: Daar had men 't hooft vol muyse-nesten.
Vgl. ook Huygens, Korenbloemen II, 143: Dirck heeft veel letteren in 't hoofd, maer noch meer muysen
Bevind ick in dat hoofd die letteren te pluysen.
Uit Zuidnederlandsche schrijvers ontleen ik eenige plaatsen aan De Bo's Westvlaamsch Idioticon, bl. 719: L. Vossius (1679): In een hooft vol muyse-nesten.
I. de Grieck. De heerelycke ende vrolyke daeden van Keyser Carel den V, Antwerpen, 1675: Siende aldaer ligghen een doodts-hooft, daer een deel muysen uyt liepen seyde den keyser: dezen mensch moet immers wel muysen-nesten in syn hooft gehadt hebben, als hy leefde, vermits hy doodt zynde, daer noch soo wel van voorsien is.
A. Debuck, Troost-medecyne-wynckel der zedighe wysheyt door Boetius, vertaelt door Adrianus Debuck, Brugge, 1653: D'ydel hope zaeyt
Hun het hoofdt vol muyse-nesten.
L. Demeyer, De Gramschap: Ja doet een ander wel, nog kond 'et niet verdragen
Uw muisenesten, vriend, doen alles u mishagen
Cl. Declerck (1618-1640), Gedichten: Listig muuse-nesten hoofdt
Jupens hersens uut-gekloofdt. (Minerva)
Amsterdam. F.A. Stoett. | |
Errata.In mijn artikel over het achtervoegsel -baar wordt op bl. 292, reg. 17 vgll. het bijv. naamw. baar vergeleken met het achtervoegsel. Daar deze twee woorden niet dezelfde zijn en streng uit elkander gehouden moeten worden, gelieve de lezer dat gedeelte tot aan de alinea te schrappen. Op bl. 293 zeide ik, dat het znw. afgrijs niet in het Nederlandsch voorkomt. Later bemerkte ik, dat in de nalezing op het Ndl. Wdb. I, kol. 2088, eene plaats geciteerd wordt waar dit woord wordt aangetroffen (n.l. Heemsen, Nederd. Poëm. 73), waaraan ik nog eene plaats kan toevoegen, die men kan vinden in Tijdschrift, V, bl. 81. F.A. Stoett. |
|