Noord en Zuid. Jaargang 19
(1896)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Arlekijn's en Krispijn's op ons tooneel.Onder onze blij- en kluchtspelen uit de 17de en 18de eeuw zijn er ongeveer 20, die den titel Arlekijn dragen, en een dertigtal, die naar Krispijn zijn genoemd. Beide namen vertegenwoordigen dan ook tooneeltypes, zooals er in den loop der tijden zoo vele zijn geweest, die, nadat zij eenigen tijd grooten opgang hebben gemaakt, verdwijnen, om later weder gewijzigd terug te keeren. Over deze twee komische figuren en over de kluchten, waarin zij de hoofdrol vervullen, wensch ik een en ander mee te deelen.
Het geboorteland van Arlekijn (Arlechino) is Italië; het jaar, waarin hij het levenslicht op de planken zag, is niet met zekerheid bekend, maar wij mogen het feit van zijne geboorte in het laatst der 15de of het begin der 16de eeuw stellen. Arlechino is een persoon van de ‘Commedia dell' arte’, dat is een soort van blijspel, waarvan de dialoog niet was geschreven, maar slechts de loop en de verdeeling in tooneelen was aangewezen; de tooneelspelers spraken en acteerden dus volgens de ingeving van het oogenblik. Daar in de ‘Commedia dell' arte’ eenige personen, o.a. Arlekijn, altijd gemaskerd optraden, wordt zij ook wel ‘Commedia mimica’ genoemd. Van die gemaskerden, die in deze kluchten altijd weer voorkomen, zooals Pantalone, Brighella, de Dottore, later ook Mezetino en Capitano, was Arlechino één der belangrijkste. Bij ieder van die vaste tooneelfiguren behoorde een bepaald dialect; Pantalone sprak Venetiaansch, de Doctor het dialect der beroemde Academiestad Bologna en Arlechino dat van Bergamo. Het emplooi van Arlechino was dat van knecht, maar van een slimmen, vluggen en spotzieken knecht. Hij had eene bijzondere kleederdracht, die mettertijd wijzigingen ondergingGa naar voetnoot1). Door de Italiaansche tooneelspelers, die sedert het regentschap van Maria de Medicis te Parijs speelden, werd Arlechino naar Frankrijk overgebracht. In het midden der 17de eeuw speelde Do- | |
[pagina 36]
| |
minique Biancolelli in de Comédie Italienne de Arlekijn's en gaf aan de rol, die op het Italiaansche tooneel geheel veranderd was, daar men van Arlekijn langzamerhand een lompen, dommen en vraatzuchtigen knecht had gemaakt, het oorspronkelijke karakter terug. Toen er in 1680 een nieuwe troep Italiaansche tooneelspelers te Parijs kwam, maakte één van hen, Angelo Constantini, de rol buitengewoon populair. Beroemde Italiaansche acteurs volgden hem na; van de Italiaansche comedie ging Arlekijn over naar het Fransche tooneel en wel eerst naar de théâtres de la Foire (onze kermistroepen), daarna naar een paar kleinere Parijsche schouwburgen, en bekende dichters, o.a. Marivaux, schreven stukken, waarin hij de hoofdrol had. Van den bekenden tooneelspeler Laporte wordt bericht, dat hij in meer dan 150 Arlekijnsrollen is opgetreden. Er zijn, behalve dat hooge cijfer, nog andere bewijzen voor Arlekijn's groote populariteit op het Fransche tooneel. In den Dictionnaire portatif des théatres (1754) van De Léris worden niet minder dan 53 stukken opgenoemd, die den titel Arlequin dragen, in de Anecdotes dramatiques (1775) van den abt De Laporte zelfs 70. Van Frankrijk maakte Arlekijn in het laatst der 17de eeuw de reis naar Nederland; verscheidene van onze Arlekinades zijn dan ook naar het Fransch vertaald. Naast Arlequins Fransche bedryven van de Keyser in de maen (1699) staat Arlequin Empereur dans la Lune (1684), naast Arlequin in de Elizeesche velden (1713) Arlequin aux Champs Elisées (1710), naast Arlequyn Phaëton (1724) van E. van der Hoeven een paar stukjes met denzelfden titel uit de jaren 1692 en 1721, naast Arlequin Endimion (1743) een Fransch drama van het jaar 1721, naast Arlekyn Hulla (1747) Arlequin Hulla, ou la Femme répudiée (1716) van Le Sage en d'Orneval. Aan een paar andere Arlekinades ziet men sporen van Fransche afkomst. Waarin bestaat nu het eigenaardige van deze kluchten? Ik meen die vraag het best te kunnen beantwoorden door het meedeelen van den inhoud van enkele stukjes. De oudste, die wij bezitten, zijn zoo eenvoudig, dat men ze niet behoeft te ontleden. Arlequins Fransche bedryven van de Keyser in de maen bestaat uit korte, flauwe samenspraken, die te Parijs zeer veel opgang hebben gemaakt, terwijl in Arlequin à la toilette (1719) van Mr. A. van Thil de hoofdpersoon zich voor eene toilettafel onder allerlei grimassen als vrouw verkleedt. Maar gewoonlijk zijn de stukjes minder eenvoudig, zooals uit het volgende kan blijken. | |
[pagina 37]
| |
In Arlequin Tamerlan (1737) wordt Scaramouche betrapt, als hij 's nachts het raam van Colombine uitspringt; haar vader, Doctor Balouard, stemt nu in een huwelijk toe. De verloofde van Scaramouche, Marinette, wordt smadelijk weggezonden en het eten voor de bruiloft naar Arlekijn's huis gestuurd, om daar gereed te worden gemaakt. Doch Arlekijn is boos op Scaramouche en wil den oorlog; hij laat zich door zijne trawanten tot veldheer uitroepen en wil Tamerlan navolgen. Bij gebrek aan leeuwenhuiden kleedt hij zich en de zijnen in schapenvachten en rukt, op een ezel gezeten, ten strijde. Scaramouche heeft intusschen zijne troepen met klisteeren en blazen gewapend, maar hij wordt verslagen, gevangen genomen en in eene kooi van stroo opgesloten. Marinette, die zich vermomd heeft, wil hem bevrijden door de kooi in brand te steken, maar Scaramouche durft niet. Kapitano en Politionel bieden vredesvoorwaarden - eet- en drinkwaren - aan, maar worden weggejaagd, nadat hunne knevels zijn afgesneden. Ten slotte komen de volgelingen van Arlekijn tegen hem in opstand, omdat hij alles alleen heeft opgegeten; Scaramouche wordt bevrijd en de vrede gesloten. De Arlequin, toovenaar en barbier (1730) nadert nog meer de pantomime. Pantalon wil, dat zijne dochter Sofy met dokter Belloardo of met Capitano zal trouwen; Marrionette, de meid, pleit te vergeefs voor Anthonio. Diens knecht Arlekijn belooft hem een briefje aan het meisje te bezorgen; hij plaagt den dokter eerst en verdwijnt dan door een gat in het huis van Pantalon. Als deze later met Capitano staat te praten, leunt Arlekijn uit een venster en slaat hem met een blaas; Capitano wil zijn degen trekken, maar kan hem niet uit de schede krijgen. De dokter houdt Arlekijn nu voor een toovenaar, maar Pantalon slaat hem. Nu hangt Arlekijn, geholpen door de boerin Mizo en haar zoontje Pierot, een barbiersbordje uit en Marrionette maakt Capitano en den dokter wijs, dat Sofy niets van hen weten wil, omdat zij een baard dragen. Zij willen zich laten scheeren door Arlekijn, die eene pruik heeft opgezet, eene servet heeft voorgedaan en gebroken Fransch spreekt. Hij gaat op hun knieën zitten en zij laten hem vallen. Dan doet Arlekijn zijne beide patienten een stuk zeildoek en eene mat voor, kamt hen met een roskam, hangt hun een grooten pot aan den hals, maakt hen zwart, poeiert hen met meel, gooit hun een bak met meel over het hoofd en slaat hen. De stakkers zijn geheel onkenbaar en worden door iedereen uitgelachen, terwijl Anthonio | |
[pagina 38]
| |
Sofy trouwt en Arlekijn Marrionette en eene beurs met geld krijgt. In deze beide stukjes vindt men Arlekijn in zijne gewone omgeving, den pedanten doctor, den bluffenden krijgsman Capitano, enz., enz. Dat is eveneens het geval in Langendijk's Arlequyn actionist (1720), blijkens de voorrede naar een Fransch stukje bewerkt, in De vrouwbewaarder bedroogen (1707) en in J. van Ryndorp's School der minnaars (1711); in de beide laatstgenoemde kluchten vervult Arlekijn echter eene onbeduidende rol. Maar in andere kluchten staat hij meer buiten die omgeving en verschijnt in een nieuw licht. In Arlekyn versierde erfgenaam (1719) wil Arlekijn Cinthia, op wie zijn meester Horatio en een Duitscher, Don Alcides, verliefd zijn, op de proef stellen en doet dat met goedvinden van Horatio. Deze laat haar een valschen brief lezen, waarin bericht wordt, dat zijn oom hem heeft onterfd ten gunste van Don Pedro Buffalos; Cinthia maakt daarna een einde aan hare verhouding met Horatio. Nu verschijnt Arlekijn als Don Pedro, stelt zich belachelijk aan en bluft verschrikkelijk op zijn geld; hij wint Cinthia en stelt den dag voor zijn huwelijk met haar vast. Dan vertelt Horatio haar alles en toont haar Arlekijn als lakei; Cinthia wordt nu ook door Don Alcides verlaten en Horatio huwt een ander meisje. Arlekijn speelt voor ‘Hulla’ in de klucht van dien naam(1747). ‘Wanneer een Mahometaan zyn Vrouw heeft verstooten’, zoo luidt de verklaring, die de vertaler gelukkig aan zijn stukje heeft toegevoegd, ‘kan hy deselve niet weder aannemen ten zy een ander Man haar heeft getrouwd, en vervolgens weder verstoot. Deze tweede Echtgenoot wordt een Hulla genaamt.’ Arlekijn nu heeft zich laten vinden, om voor ééne nacht zulk een quasi-echtgenoot te zijn. Maar langzamerhand herkent hij in de vrouw zijne geliefde en zij in hem een dood gewaanden minnaar. Arlekijn trouwt haar, nadat de toekomstige echtgenoot den Cadi te hulp heeft geroepen en deze haar als zijne dochter heeft herkend. In Arlekyn door liefde verkleedt een minnaar zich in Arlekijn's kleeren en dringt zoo het huis van zijn meisje binnen, terwijl Arlekijn voor den vermomden minnaar wordt aangezien en een pak slaag oploopt. In Arlequin in de Elizeesche velden dringt hij door middel van een tooverring tot de schimmen door en spreekt met Lucretia, Hippocrates, Orpheus, Pluto, enz. Als de Arlekinades dienden, om een drama of opera te parodieeren, zijn zij nog fantastischer, zooals de Arlequyn Phaëton | |
[pagina 39]
| |
(1724)Ga naar voetnoot1), waarvan het oorspronkelijke gericht was tegen de opera Phaéton (1683) van Quinault en Lully, en de Arlequin Endimion (1743), die in het Fransch waarschijnlijk geschreven is, om een treurspel belachelijk te maken. Anders handelde G. Tysens, die, nadat hij het blijspel De geleerde vrouw, of der Jansenisten godgeleertheid vervallen tot het spinnewiel (1731) vertaald had naar La Femme docteur, ou la Théologie tombée en quenouille (1730), Arlequin Jansenist, of berisping van De geleerde vrouw (1732) uitgafGa naar voetnoot2). Maar niet alleen in de letterkundige kritiek, ook in de staatkunde deed Arlekijn dienst. Drie stukjes, die den titel dragen: Arlequin ambassadeur naar het onder-aardsche rijk (1743), zijn gericht tegen den kardinaal De Fleury, die van 1726 tot 1743 eerste minister van Frankrijk was geweest, en in Arlequin ambassadeur aan het hof van Romen, Afgezonden door den zogenaamden pretendent wordt één der nakomelingen van Jacobus II belachelijk gemaakt. Zoo ziet men de Arlekinades langzamerhand geheel van aard veranderen; Arlekijn verdwijnt ten slotte uit blijspel en klucht en komt bij de pantomime en het ballet. In het midden van deze eeuw heeft hij daarin op ons tooneel nog eene groote rol gespeeld.
De Krispijn's zijn van Franschen oorsprong; Scarron heeft het type ingevoerd in zijn Écolier de Salamanque (1654). De rol van Krispijn werd in dat blijspel gecreëerd door den bekenden tooneelspeler Raymond Poisson; hij was in het zwart gekleed en droeg laarzen, naar de booze wereld zei, omdat hij geene kuiten had. Na hem speelden zijn zoon en kleinzoon de Krispijn's in de Comédie française, zoodat de rol 103 jaren in de familie bleef; zij volgden de eigenaardigheden van Raymond in stem en kleeding na en, daar de traditie op het tooneel bijzonder machtig is, mogen wij aannemen, dat onze Krispijn's zich in alle opzichten naar hunne Fransche collega's hebben gericht. De Nederlandsche blijspelen, waarin Krispijn de hoofdrol vervult, zijn weder voor een deel uit het Fransch vertaald. Naast J. Koenerding's Krispijn medevryer van zyn heer (1717) staat Le Sage's Crispin rival de son maître (1707), naast P. de la Croix' Krispyn, | |
[pagina 40]
| |
Medicyn (1685) Hauteroche's Crispin médecin (1674), naast Krispijn muzikant (1685) van denzelfden Crispin musicien (1674)Ga naar voetnoot1) eveneens van Hauteroche. In wat voor stukjes Krispijn de hoofdrol vervulde, kan blijken uit het volgende. In Krispyn, Medicyn is Geraard verliefd op Antonia, de dochter van dokter Mirobolan. Maar ook Geraard's vader, Rykert, wil Antonia trouwen en heeft daarom zijn zoon met den knecht Krispijn naar Leuven gezonden, om daar te studeeren. Heimelijk zijn beiden echter teruggekeerd en Krispijn is doorgedrongen in het huis van den dokter - hij is als een echte tooneelknecht natuurlijk aan het vrijen met de verloofde zijns meesters - als Mirobolan t' huis komt. Katrijn, de meid, kan Krispijn zoo gauw niet verstoppen en weet geen anderen raad te geven dan dat hij op de snijtafel moet gaan liggen. De dokter, in de meening, dat hij den gehangen man voor zich ziet, dien men hem zou zenden, wil dadelijk met ontleden beginnen. Te vergeefs tracht Katrijn hem af te leiden, maar de dokter is niet van zijn voornemen af te brengen, voordat de meid zich als geest verkleedt en hem van schrik doet wegloopen. Nauwelijks is Krispijn aan dat gevaar ontsnapt, of er komen patienten; hij trekt het pakje van den dokter aan en geeft medischen raad, die later niet zeer doeltreffend blijkt. Daarna brengt hij, als dokter gekleed, een brief aan Antonia en ten slotte komt alles terecht. In Krispyn, poëet en officier (1685)Ga naar voetnoot2) dringt Krispijn in eene vermomming het huis van Sofy binnen; zij is eene vrouw, die voor geleerd wil doorgaan, en Valerius, Krispijn's meester, is op hare dochter verliefd. De knecht slaat zich moedig door alle moeilijkheden heen en weet antwoord te geven op alle vragen. Sofy geeft hem één harer gedichten, om het te verbeteren; daarmede weet Krispijn geen raad en hij geeft het aan een anderen geleerde, maar zij krijgen er hevige ruzie over, waarbij de één nog banger is dan de ander. Als de man van Sofy, een officier, die volstrekt niet dweept met den kring, waarin zijne vrouw leeft, t' huis komt, verkleedt Krispijn zich als officier en doet een onzinnig verhaal van een beleg. Natuurlijk krijgen de jongelui elkaar. | |
[pagina 41]
| |
In Malfait's Krispyn kapitein (1706), maakt Philebert, de echtgenoot van Leonoor, het hof aan Izabel en doet alsof hij ongehuwd is. Leonoor, Izabel en haar minnaar Leander, een neef van Philebert, besluiten hem te straffen; Leander's knecht, Krispijn, verkleedt zich als kapitein en doet alsof hij Izabel's broeder is. Als Philebert zich in het huis van Izabel bevindt, verschijnt de gewaande kapitein; Philebert moet zich verstoppen en woont zoo een verliefd tooneeltje bij tusschen Leonoor en den kapitein. Hij is woedend, omdat hij gelooft, dat zijne vrouw hem bedriegt. Een andermaal wordt hij bij Izabel door den kapitein betrapt, die hem de hand van zijne zuster geeft en dadelijk den notaris laat halen. Als Philebert zich daaraan wil onttrekken, wordt hij in een soldatenpak gestoken. - Het stukje is omgewerkt tot De Juffer Kapitein (1707), waarin een nichtje van Izabel de rol van Krispijn heeft overgenomen; waarschijnlijk was Montfleury's La fille capitaine (1672) den dichter niet volkomen onbekend. In Krispyn testateur en gelegateerde (1725)Ga naar voetnoot1), wil de oude Gerontes zijn geld vermaken aan een paar bloedverwanten, die niet te Parijs wonen. Krispijn, de knecht van Erastes, een neef van den ouden heer, die gaarne van hem wil erven om te kunnen trouwen, verschijnt eerst bij Gerontes als neef uit de provincie en daarna als vrouwelijke bloedverwante; Gerontes is zoo geschrikt door het gedrag van die twee, dat hij besluit Erastes tot eenig erfgenaam te benoemen. Maar daar valt hij flauw en men gelooft, dat hij dood is. Krispijn trekt zijne kleeren aan en, als de notaris komt, die al geroepen is, dicteert hij het testament, waarbij hij Lizette, de meid, en zich zelf niet vergeet. Gerontes komt weer bij en is uiterst verbaasd, als de notaris hem een afschrift van zijn testament overhandigt. Hij laat het echter onveranderd, als hij eene portefeuille met geld, die Erastes maar vast had weggenomen, ongeschonden terugkrijgt, en stemt toe in het huwelijk van Erastes en Izabelle, die hij vroeger zelf had willen trouwen. In al deze stukjes is dus Krispijn de slimme knecht van een verliefden jongen meester, dien hij helpt door zich in de eene of andere vermomming te steken en vooral door verkleed in het huis der geliefde door te dringen. Zoo vinden wij hem verder nog in Krispyn, muzikant (1685), Krispyn, baron en afslager (1694), Crispyn, Mogol, of de gewaande Turk (1718), Krispyn praktisyn (1720), Krispyn starrekyker (1709), Krispyn, schildwacht en pro- | |
[pagina 42]
| |
cureur (1729), Krispyn, barbier, dansmeester, pagie en graaf (1705), Krispyn, Jufvrouw en Notaris (1737), Krispyn filozoof (1754), Krispyn, soldaat, koopman en advocaat (1728), De vermomde Krispyn (1740), Krispijn smit en baron (1775). Zoo ook in De knorrepot, of de gestoorde doctor (1695) van De Pinto naar Le grondeur (1691) van De Brueys, in De zwetser (1712) van Langendijk, in De juffrouw naar de mode (1737), in De belachchelyke erfgenaam, of baatzuchtige Juffer (1710), dat, evenals Arlekyn versierde erfgenaam, bewerkt is naar Scarron's l' Héritier ridicule ou la dame intéressée (1650). Een enkelen keer is Krispijn geen knecht van den minnaar, zooals in Krispyn dragonder (1714), waar hij kramer is, maar overigens is hij daar geheel gelijk aan zijne naamgenooten. Somtijds ook is hij een deugniet voor eigen rekening, zooals in Krispyn, medevryer van zyn heer (1717), dat den volgenden inhoud heeft. Valerius is verliefd op Izabel, maar haar vader Orontes heeft haar toegezegd aan Karel, den zoon van één zijner handelsvrienden, die niet te Parijs woont. Krispijn, de knecht van Valerius, komt in aanraking met Filippijn, die juist te Parijs is aangekomen, om mee te deelen, dat het huwelijk niet door kan gaan, daar zijn meester reeds in het geheim met een ander meisje getrouwd is. Daar Orontes beloofd heeft den bruidegom terstond 4000 pistolen als huwelijksgift te zullen geven, bedenken de beide knechts een plannetje, om zich van dat geld meester te maken. Filippijn brengt aan Orontes een gefingeerden brief van Karel's vader, waarin deze meldt, dat hij door jicht verhinderd is over te komen, maar zijn zoon zendt. Daar verschijnt Krispijn als Karel, maar hij wordt telkens in het nauw gebracht, doordat Orontes hem naar allerlei familiezaken vraagt. Valerius vertelt, dat Krispijn hem verzekerd heeft, dat alles in orde zou komen, als hij maar uit den weg bleef, doch nu hoort hij van Katrijn, de meid, dat Karel in de stad is. Maar Valerius heeft juist een brief van Karel gekregen, waarin hij meedeelt, dat hij al getrouwd is; hij gaat den brief halen, daar Katrijn hem niet gelooven wil. De meid vertelt het geval aan Orontes, die dadelijk Filippijn in het verhoor neemt, maar deze verklaart, dat Valerius uit jaloezie dat praatje heeft verzonnen, en waarschuwt hem voor Katrijn, die zijne vrouw tegen Karel opzet. Het is een aardig tooneeltje, als Krispijn zich bij hen voegt en zij met hun drieën lachen over de mislukte list van Valerius. Krispijn is op het punt de 4000 pisto- | |
[pagina 43]
| |
len te krijgen, als Valerius aankomt met den brief van Karel en zijn knecht herkent. Nog weet Filippijn het dreigende onheil af te wenden; hij deelt hem mede, dat Karel's huwelijk op het allerlaatste oogenblik door zijn vader verhinderd is, en Krispijn zegt, dat hij zich als Karel heeft verkleed, om door zijn ruw gedrag de geheele familie tegen zich in te nemen. Maar nu komt Argantes, Karel's vader; Krispijn verstopt zich en Filippijn maakt den ouden heer wijs, dat Orontes hem niet zal willen zien, omdat het huwelijk van Karel met zijne dochter is afgesprongen. Valerius heeft intusschen achterdocht gekregen en Argantes ontmoet toevallig Orontes. De beide knechts worden beetgepakt en bedreigd; zij bekennen hun aanslag en krijgen vergiffenis. Het stukje is, zooals ik boven reeds meedeelde, gevolgd naar een blijspel van Le Sage. Eene dergelijke intrigue, waarbij Krispijn dezelfde rol speelt, vindt men in De onbedreven minnaar (1699) naar Crosnier's l' Ombre de son Rival (1683). Ook in Krispyn dans-meester steekt de held zich in verschillende vermommingen, niet om een meester te helpen, maar om zich zelf te bevoordeelen. Geen wonder, dat de dichter van een erg onbeduidend stukje in 1777 kon uitroepen: ‘Hier komt Krispyn al weêr in 't Spel;
Wat kan men van Krispyn niet maken?’
Met de uitgebreide Krispijn-familie, die wij tot nu toe bespraken, staat een ander geslacht, dat denzelfden naam draagt, niet in verband. De Krispijn's zijn knechten, die niet voor een kleinigheidje vervaard zijn en die vooral dadelijk gereed staan, om zich in de eene of andere vermomming te steken, wanneer zij daardoor de belangen van hun meester of hunne eigene kunnen behartigen. De Krispijn's echter, die tot de andere familie behooren, zijn eenvoudig schurken, zonder meer. Tot dit geslacht behooren Crispyn, bedrieger, of de gewaande baron (1705), Crispyn, boek- en kashouwer, bedrieger (1706), Chrispyn weezenplaag en bloedverzaaker (1708) en de Krispijn, die in De Panlikker (1704) de titelrol vervult. De vier genoemde drama's zijn van de hand van H. van Halmael. Een Krispyn, wyvebeul van J. Rosseau behoort ook tot deze familie. Maar de andere Krispijn's zijn niet alleen heel wat onschuldiger, maar ook heel wat aardiger, terwijl hun geslacht, dat tot Plautus opklimt, oud en beroemd is. Groningen, September 1895. Dr. J.A. Worp. |
|