Heer van Amstelland bedoelde, heeft hij het beide keeren met een hoofdletter geschreven, gelijk men dit steeds doet, wanneer men den titel van een hooggeplaatste voor zijn naam in de plaats zet.
Waarom is het nu onwaarschijnlijk, dat het woord heer in onze uitdrukking eigenlijk leger zou beteekenen? Het onzijdige heer, dat gewoonlijk ter onderscheiding van het gelijkluidende mannelijke woord met ei wordt gespeld, is van geheel anderen oorsprong dan dit laatste. Het luidde in het Gotisch harjis, het was dus een jostam en werd sterk verbogen. Dat dit ook nog in het Middelnederl. het geval was, blijkt uit talrijke voorbeelden in Verdam's Mnl. Wdb., zooals: ‘ghevloen mit sinen here’, ‘hi was merscalc van den hare,’ ‘hi wilde ongelike meer hers bringen in den lande;’ en ook nu nog zal het niemand invallen om bijv. van het woord engelenheir een zwakken tweeden naamval te vormen. Al klinken de beide woorden heer ook gelijk, het verschil van geslacht behoedt ons voor verwarring van het eene met het andere.
Dit laatste nu wordt door Verdam in zijn Mnl. Wdb. juist aangenomen als de oorzaak van het ontstaan der besproken uitdrukking. Hij zegt s.v. heerwech: ‘ndl. heerweg (ook verbasterd tot 's heeren wegen), hetzelfde als heerstrate;’ en bij het laatste woord: ‘ook verbasterd tot 's heeren straten.’
Daarentegen vindt men bij Kiliaan: ‘Her-bane, heyr-bane. Via militaris, via publica: via basilica, regia, consularis, praetoria: ab her sive heyr, i. publicus, vel exercitus; aut ab her sive heer, i. dominus, unde & heeren-straet & heeren-wegh (frequentissime dicitur).’ Kiliaan geeft dus de keus, of wel staat in twijfel, tusschen twee afleidingen, n.l. van heer = leger en van heer = dominus, aan welke laatste beteekenis gedacht zou worden bij de vormen ‘heerenstraat’ en ‘heerenweg,’ die in zijn tijd veel gebruikt werden. Een Heerenstraat, evenals een Heerengracht, is trouwens nog in Amsterdam te vinden.
Wanneer nu de uitdrukking door verbastering ontstaan is, dan ligt het, dunkt mij, veel meer voor de hand aan te nemen, dat 's Heeren wegen is voortgekomen uit heerenwegen dan uit heerwegen Maar op welken grond steunt die veronderstelling? Is het niet waarschijnlijker, dat de uitdrukking eenvoudig door de bijeenvoeging van het lidwoord en de woorden heer en weg is ontstaan en dat men bij heer dacht aan den landheer, die de openbare wegen liet aanleggen en wiens eigendom ze waren? Wij hebben verschillende plaats-