Noord en Zuid. Jaargang 18
(1895)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 430]
| |
Frank Westhove van Couperus en graaf Pepoli van mevrouw Bosboom.Beide hoofdpersonen hebben op het oogenblik, dat de lezer kennis met hen maakt, de kinderjaren reeds achter den rug. Beide verkeeren in ongeveer dezelfde maatschappelijke positie, d.w.z. geen van twee behoeft te werken voor zijn brood. In hunnen aard vertoonen ze dezen gemeenschappelijken trek, dat ze geen grooter genot kennen, dan het: ‘dolce far niente.’Ga naar voetnoot1) Graaf Johan Pepoli, een volmaakt zoon van het verzwakt en verwijfd Italië, getuigt van zich zelf, dat hij, behalve een zalig nietsdoen nog nooit iets met hartstocht heeft begeerd en bij 't lezen van ‘Noodlot’ wordt door niets het vermoeden gerechtvaardigd, dat Frank Westhove zich in deze gunstig van hem onderscheidt. Beide, van jongs af gewend hunne geringste wenschen vervuld te zien bijna op hetzelfde oogenblik, dat zij ze uitspreken, hebben op jeugdigen leeftijd reeds zoo groote verzadigdheid gekregen, dat ze ongevoelig zijn geworden voor hunne omgeving en een natuurlijk gevolg daarvan is, dat zij in iedere kleine gebeurtenis een middel zoeken tot afleiding hunner gedachten. | |
[pagina 431]
| |
Graaf Pepoli heeft eene schare van vrienden om zich verzameld, zonder dat hij bij die keuze lette op hun gehalte. Zoodoende is hij het slachtoffer geworden van eenen zwerm adellijke klaploopers, die, na hunne eigene bezittingen te hebben verbrast, vriendschap huichelen voor den graaf, alleen, om op zijn kosten een lui leventje te kunnen leiden. - Zoodoende is de mildheid, hem van nature eigen, tot eene ondeugd geworden. Zij is ontaard tot verkwisting. Hij geeft rijkelijk, zonder echter te bedenken wat en aan wien. - Doch, - schoon hij met zich laat sollen, verschillende goede eigenschappen, die den grondslag vormen van zijn karakter, begeven hem niet. Schoon men het van hem nauwelijks durft verwachten, toch is en blijft hij wars van trotschheid en eerzucht. Zijn groot vernuft en schranderen geest maakt hij echter uitsluitend dienstbaar dáár, - waar hij een voorwerp zoekt van spotternij of iemand in zijne plannen tracht te dwarsboomen. Hij openbaart weinig zelfstandigheid, zonder echter zijne zelfstandigheid prijs te geven. Frank Westhove vindt zijne afleiding in Robert van Maeren, een kennis, die op de levenszee totaal is verongelukt, doordat - ja, doordat het volgens zijne eigene woorden - nu eenmaal zoo heeft moeten zijn. Frank koestert en verzorgt hem, laat zich geheel door hem beheerschen, gaat in hem op en verliest ten slotte geheel zijn eigen ik, indien hier ten minste van verlies nog sprake kan zijn, daar hij nooit de minste blijken van zelfstandigheid heeft gegeven. Beide geraken dus als 't ware in een staat van verdooving, doch het is ons duidelijk, dat ze daarvan niet denzelfden invloed ondervinden. Pepoli behoudt zijne goede eigenschappen, al geraken ze ook een tijdlang onder asch bedolven, terwijl we bij Frank Westhove zelfs geen zweem daarvan vinden. Ja, tot zelfs zijn eergevoel is totaal gedood. Hoe is het anders te verklaren, dat hij Bertie, nadat deze eenige dagen ‘op kattenmanier de goot is in geweest’ en verdierlijkt en verliederlijkt terugkeert; met open armen terug ontvangt en zich op zijne vraag ‘waar ben je geweest,’ glimlachend tevreden stelt met een onverschillig uitgesproken: ‘O, nu eens hier en dan weer daar.’ - Was er nog een greintje eergevoel voor zich zelf in zijn borst overgebleven, hij zou den ellendeling onvoorwaardelijk de deur hebben gewezen. Voor Frank is dit tijdperk eene ziekte, die hem zedelijk totaal vermoordt, - indien hij ten minste als zoodanig ooit heeft geleefd. Een sterke prikkel was noodig, graaf Pepoli uit zijnen slaap te | |
[pagina 432]
| |
wekken en die prikkel bestond in het hevig kwetsen van zijn eergevoel. Minganti, de beeldhouwer, een krachtige sympathieke figuur, is de man, die den graaf opwekt tot een nieuw leven. Hij brengt hem tot de overtuiging, dat zijn leven tot dusver weinig waarde had. De graaf wil breken met het heden, opdat de toekomst beter zij. Ook voor Frank Westhove breekt een tijd aan van lichte opflikkering door zijne kennismaking met Eve. Hij, de weinig ontwikkelde, voelt zich als 't ware nieuw worden onder de bekoring van haar, die half eene aesthetische was.’ Toch bezat Eve nu - en ook later - de kracht niet, hem op te heffen uit den poel, waarin hij verzonken lag. Bovendien moeten we wel eenigermate twijfelen aan haar zedelijk overwicht. Was zij zeer ontwikkeld en stond zij zedelijk hoog, hoe is het dan te verklaren, dat zij zich aangetrokken gevoelde tot iemand, die in geen enkel opzicht haar kon bekoren, in die mate zelfs, dat zij er toe kon besluiten, haar leven voor altijd aan het zijne te verbinden, al was het dan ook, ‘dat het haar vrouwelijke eerzucht kon streelen, moeder te spelen over een man als een reus, doch met de geestkracht van eenen schoothond.’ Waar Pepoli besluit, het huwelijk met zijne nicht zooveel mogelijk te bespoedigen, daar koestert Frank zich aan Bertie's borst. Hij deinst er voor terug, Eve vergeving te vragen voor de zonden, die hij vroeger beging en waar ze hem over zijne vroegere levenswijze onderhoudt, ontsteekt hij in toorn en stoot haar van zich onder een woordenvloed, die hem eerder voor iemand uit de heffe des volks, dan voor een beschaafd man doen aanzien. Thans breekt voor beiden een tijd aan van angst en twijfel. Voor Pepoli, die ongerust wordt over het uitblijven van Mingati, die uitgezonden is, om de pauselijke dispensatie te erlangen; voor Frank Westhove, die gewetensvroeging ondervindt over zijne houding tegenover Eve, eene knaging, die hem zoo zeer kwelt, dat hij besluit, tot haar te gaan en vergiffenis te vragen. Een enkel woord van Bertie is echter reeds voldoende, om den nietswaardige van zijn plan af te doen zien. - Frank en Bertie reizen buiten 's lands, verteren al het geld, dat Frank bezit, moeten daarna werken voor hun brood, knappen daarvan tijdelijk wat op, doch keeren dan naar Holland terug, om op de oude wijze hun leven voort te zetten. - Kort daarna volgt de ontmoeting met Eve. Ophelderingen volgen en Frank, die tot dusver onbegrijpelijk blind en ongevoelig bleef voor helsche plannen en berekeningen van Bertie, wordt door eene woede | |
[pagina 433]
| |
aangegrepen, die hem tot een dier maakt. Hij ijlt naar huis, verwijt Bertie zijn ellendig gedrag en eindigt, met moordenaar te worden. - Na zijn ontslag uit de gevangenis gaat hij met Eve, die al dien tijd trouw op hem wachtte, naar Londen, doch kan niet besluiten haar te huwen, daar hij weet, dat zij bang voor hem is. Eve overlaadt hem met moederlijke teederheid, doch als ze ziet, dat hare krachten te kort schieten, vervalt zij tot wanhoop, een dichte nevel omvat beiden; ze nemen vergif en in een roes van waanzin en geluk sterven ze in elkanders armen. Graaf Pepoli zal eindelijk zijn huwelijk voltrokken zien, doch op 't laatste oogenblik wordt hij, beschuldigd van moord, gevangen genomen. 't Is het werk van de wraakgierige Donna Marchesa Santini, die zelf meegekomen is, om van hare overwinning te kunnen genieten. In plaats van spijt en woede echter vindt ze bij haar slachtoffer niets dan welwillende goedheid en vergevingsgezindheid dáár, waar ze, door wroeging gekweld, zich aan zijne voeten werpt en onder tranen bekent, dat zij het is, die hem voor altijd ongelukkig heeft gemaakt. De graaf wordt weggevoerd en eindigt zijn leven op het schavot. Graaf Pepoli was mensch. Hij bezat goede eigenschappen en mochten ze een tijdlang door verkeerde neigingen zijn overschaduwd of in eene verkeerde richting zijn geleid, zoodat de deugd zelfs tot ondeugd werd, steeds toch bleven er onmiskenbare teekenen, die ons waarborgden, dat hij voor totalen ondergang werd behoed en eenmaal tot een nieuw en beter leven zou ontwaken. De geschiedenis van Frank Westhove levert met die van Johan Pepoli vele punten van overeenkomst op, doch hij staat als mensch niet hoog. - Niet één karaktertrek vervult ons met lof voor zijn persoon, niet een zijner daden dwingt ons bewondering af. Graaf Pepoli zien we worden. Zijn karakter voelen we meer en meer ontwikkelen en Minganti, hij, die in de levensgeschiedenis van Pepoli zoo'n overwegende rol speelt, voltooit zijn werk, door in de laatste levensdagen van den graaf verschillende vage ideeën, vooral ook op godsdienstig gebied, tot klaarheid te brengen en daaraan een vasten vorm te geven, zoodat deze, als zijn sterfuur geslagen heeft, er steun en troost in vindt en er den moed uit put, met kalmen, vasten tred den dood te gemoet te gaan. Frank Westhove daarentegen zien we langzamerhand wegsmelten, ook daar, waar we nog iets goeds in hem vermoedden of eene ver- | |
[pagina 434]
| |
andering ten goede hoopten, wordt ons alle illusie benomen, totdat we hem eindelijk, levensmoede en twijfelende aan zich zelf en aan de wereld, de hand aan zich zelf zien slaan.
Alzoo: beide helden gaan onder in den strijd tegen het noodlot, doch waar we koud en gevoelloos staan bij het lijk van den één en dan nog ternauwernood het woord lafaard van onze lippen kunnen weerhouden, dan worden we met diepen eerbied vervuld bij de nagedachtenis van den ander, die nog in de laatste oogenblikken zijns levens het schoone, doch zware gebod: ‘hebt uwe vijanden lief en vergeeft hunne zonden’ op zoo schitterende wijze in toepassing bracht. |
|