Noord en Zuid. Jaargang 17
(1894)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 469]
| |
Na een halve eeuw.
| |
[pagina 470]
| |
Galant is in den loop der tijden veel van beteekenis veranderd, aanvankelijk beteekende het edel, ridderlijk; later door de gedachte dat tot Ridderlijkheid ook waardeering van vrouwen behoorde, werd het spoedig met vereering van vrouwen, liefde, verliefdheid en derg. verwant geacht; eindelijk beteekende het hier te lande, wat het in de 16e eeuw reeds in Frankrijk beteekende, geneigd tot verboden liefde. De sch. bedoelt het woord in de meest romantische beteekenis nl. beleefd, hulpvaardig, zelfverloochenend zelfs voor alle leden van het vrouwelijk geslacht. Petit-maîtres heetten oorspronkelijk in de dagen der Fronde (1648-1652) jonge edellieden, aanhangers van Condé, sedert den slag bij Rocroy, die aan het hof en heel Parijs de wet wilden stellen en den toon aangeven; Condé was le maître en zijne aanhangers waren petits-maîtres. Deze naam ging over op een volgend geslacht van jonge lieden, die zich door driest optreden, lichtzinnigheid en losbandigheid onderscheidden. In de vorige eeuw was de petit-maître reeds een voorwerp van spot geworden en vóor 1763 waren er verschillende tooneelstukken geschreven, waar hij als bespottelijk wordt voorgesteld. De ‘overjaarde petits-maîtres’ waarvan hier sprake is, pleeg men veelal roué of vieux roué te noemen, een woord, dat onder het Regentschap moet gebruikt zijn, om aanzienlijken aan te duiden, die verdienden geradbraakt (roué) te worden. Mijn getrouw hart... zijn hofte maken, lees: het hof, ook in het Fransch faire la cour en in het Hoogduitsch die Cour. Rondom den haard enz. wat eene verandering: er staan geen heeren meer om den haard te praten, haarden zijn uitzonderingen en staande praat men niet meer, praten zelfs is afgeschaft, men mocht zich eens verpraten, men speelt kaart, dat is voorzichtiger; maar niet met hartstocht, als spelers, neen om de laagst mogelijke prijzen, alleen om den tijd te dooden. Rostra (mv. van rostrum), spreekgestoelten, waarin in Rome de groote redenaars voor de menigte optraden. De gevierde Schoonheid is tegenwoordig ook ver te zoeken, de ‘reine de beauté’ de ‘reine du bal,’ de ‘koningin van het feest’ enz. enz., dat alles behoort tot het rijk der fabelen, sinds zelfs de jeugd deftig en gereserveerd is en warme hulde aan jeugd en schoonheid, geestdrift, opgewondenheid en derg. als onnatuur veroordeeld werd. Op een tochtig plaatsje was de ‘oude vrijster’ te vin- | |
[pagina 471]
| |
den, dat was goed genoeg voor haar; de schr. wil ook van geen punch weten, hoewel dat de meest gezochte drank dier dagen was, bij de heeren ras verdrongen door arak of rum, deze later door cognac of althans door iets, dat zoo genoemd wordt. Opera féerie, toover-opera, gewoonlijk toover-ballet genoemd. De fauteuils, de leuningstoelen, die men aan de oudere leden van het gezelschap aanbood. Vieux garçon. Oude vrijers, in het Fransch wel wat ongunstiger van beteekenis dan in het Nederlandsch; het zijn inderdaad, wat wij noemen ‘oude jongeheeren’, bij wie de ervaring des levens geen wijsheid bracht, maar alleen verfijning (of beter: verergering) van de afdwalingen der jeugd. Hicjacet (lat.), hier ligt d.i. begraven. Samaritanen, beeld uit Lukas 10 vs. 34, de gelijkenis van den Samaritaan, (man uit Samaria), die den man ‘die onder de moordenaars gevallen was’ op den weg vond. Hij ‘werd met innerlijke ontferming bewogen’ ging tot hem en ‘verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn.’ In plaats van ‘op uw olie en wijn’ beter ‘op uw olie en uwen wijn’ daar de geslachten van olie en wijn niet dezelfde zijn. Olie is ten onzent verkeerdelijk vrouwelijk, het lat. oleum is onzijdig en toen de uitgang afsleet, heeft men, misleid door den lateren uitgang ie, het woord naar analogie vrouwelijk gemaakt Terecht is hgd. Öl onzijdig. Van haar speelgoed niet scheiden. Ongehuwde dames, die zich verbeelden, nog altijd jong en schoon, beminnelijk, aantrekkelijk, begeerlijk te zijn. Verschaalde bekers, nl. bekers met verschaalden wijn; gelijk de wijn in die bekers ‘zuur en wrang’ wordt, zoo wordt menige vrouw hard, kribbig, vinnig en onaangenaam (en dikwijls niet ten onrechte) als zij eene gelukkige moeder ziet, bemind, geeerd en geacht en zich afvraagt: ‘Waarom is dat lot mij niet beschoren?’Ga naar voetnoot1) Geleerde Muzen, dames, die zich zoogenaamd aan de wetenschap wijdden, geleerde vrouwen of savantes, die aan hun schijngeleerdheid het recht wilden ontleenen, om als mannen van geleerd- | |
[pagina 472]
| |
heid geeerbiedigd en als vrouwen ver boven anderen uitstekend, ontzien te worden. Van wetenschappelijke opleiding voor vrouwen was toen nog niets bekend. De tweede tafel. De wet der tien geboden (Ex. XX, 2-17) gelijk herhaaldelijk in den Bijbel wordt gezegd, door God zelf op twee steenen tafelen geschreven. De eene tafel handelde over de plichten jegens God, de tweede over de plichten jegens de menschen. Het kort begrip dier wet is vervat in de woorden ‘Heb God lief boven al en uwen naasten als u zelven’, welke uitdrukking herhaaldelijk in het N. Test. voorkomt. De woorden: ‘Gij zult uwen naesten lief hebben als u selven’ komen voor: Matth. XIX: 19, Matth. XXII: 39; Marc. XII: 31; Jacob. II: 8, en verder staan zij Rom. XII: 9 en Galat. V: 14; waar echter voor als gelezen wordt gelijck. Soeur de charité, liefdezuster, pleegzuster. De Priester en de Leviet gingen den zwaar gewonden voorbij, die door den Samaritaan (zie boven) verzorgd werd. De Samaritaan was intusschen veracht en nadat Jezus verhaald heeft, hoe de geeerde Priester en de hooggeschatte Leviet den ongelukkige hulpeloos achterlieten, terwijl de verachte Samaritaan hem hielp, vraagt Jezus: ‘Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest te zijn desgenen, die onder de moordenaars gevallen was?’ en onwillig antwoordde de wetgeleerde, die Jezus op de proef wilde stellen: (vs. 25): ‘Die barmhartigheid aan hem gedaan heeft’ (vs. 37). Dat was dus de Samaritaan. Daarop zei Jezus tot hem: ‘Ga henen, en doe desgelijks’ (vs. 37). Zwak- en buigbaarheid beter zwakheid en buigbaarheid, daar het achtervoegsel alleen gemeenschappelijk eigendom wordt; de stammen zijn zwak en buig, het eerste een adj., het laatste de stam van een werkwoord, nu zou bij zwak alleen heid en bij buig daarentegen baar + heid gevoegd moeten worden, dat gaat niet. Zooals de Dichter schrijft: Beets, aan Sirena. Ende syne geboden enz. Joh, V: 3. Apologeten, verdedigers der (christelijke) leer, waar Jonathan twijfelt, houden zij standvastig het woord des apostels voor waar. Man van liefde en smarte, Jezus, die echter met dien naam in den Bijbel nooit genoemd wordt. Die ‘niet en is gekomen’ enz., Matth. XX: 28 en Marc. X: 45. ‘Is arm geworden, enz., 2 Cor. VI: 10. | |
[pagina 473]
| |
Radix (lat.), wortel, dus grondslag, levenskracht. So wie haer enz., deze drie teksten Matth. V. Vs. 39-41. Martha's en Maria's enz. Luc. X, 41. Aan den boezem (des) Meesters enz., Joh. XIII, 25, waar echter evenals Joh XXI, 20 niet boezem staat, maar borst; de schrijver vond borst zeker te plat. Die niet bevleckt en zijn enz., Openb. XIV, 4. Toebereiden, om haer enz., 2 Kor. XI, 2. Lodensteyn (1620-1677) schreef vele stichtelijke liederen, die tusschen 1676 en 1780 aanhoudend herdrukt werden en wiens liederen gedeeltelijk ook thans nog met graagte gelezen worden. Het hier bedoelde is het 43e der Evangelische Gezangen, behalve dat zijn ook het 14e, het 21e en het 68e van zijn hand. Fariseeuwsche ceremoniedienst, de Farizeën staan in het N. Test. geteekend als eene secte, die zich voor bijzonder goed wil laten doorgaan en daartoe v l zorg besteedt aan uiterlijkheden en schijnvroomheid. Esseeërs of Essenen is de naam van een Israëlitische secte, die omtrent twee eeuwen vóor onze jaartelling ontstond, en zich kenmerkte door overdreven nauwgezetheid in het onderhouden der sabbatswet enz. Esseensche gerechtigheid, naar de Esseërs. Bethanië, het vlek, waar Lazarus woonde, dien Jezus uit den doode opwekte, en die de broeder was van Maria en Martha. Gewijde liefde geofferd enz. De schr. volgt de lijdensgeschiedenis der edele ongetrouwde vrouw, die troost en zelfvoldoening vindt in wel doen, in zorgen, in moeilijken arbeid en onverpoosde hulpvaardigheid. Hij stelt zich voor, dat een jongeling haar ten huwelijk vroeg en haar ontrouw werd (onheilige hartstocht), dat haar aardsche liefde stierf, (de niet zóo zuivere wierook) en dat de heilige algemeene menschenliefde deze verving; de (aardsche) banden der liefde werden verbroken en nu werd er een meer verlieven liefde aangekweekt. Rabbouni, Joh XX, 16. Jezus had uit Maria Magdalena zeven duivelen uitgeworpen en toen Jezus was opgestaan uit de dooden, was zij het juist, die bij zijn graf weende en treurde, dat het graf ledig was. Op het hooren van de stem van Jezus, die haren naam uitsprak, herkende zij haren heer en sprak hem aan met ‘Rabbouni!’ ('t welk is gezegd; Meester). | |
[pagina 474]
| |
Zondaresse, die zijne voeten, enz. Luc. VII, 37-50 wordt verhaald, hoe Jezus zijn intrek had genomen in het huis van een Phariseër en hoe daar eene vrouw kwam, die hem de voeten zalfde, die afdroogde met de haren van haar hoofd en hem de voeten kuste; in Marc. XVI, 3 valt dit voor te Bethanië in het huis van ‘Simon de Melaatsche’ en wordt de zalf ‘nardus’ genoemd en in Joh. XII, 3 waar de zalf ook ‘nardus’ heet, valt dit voor te Bethanië en is het Martha, die deze daad van hulde en toewijding verricht. Uw gheloove enz Wanneer (Luc. VII) Jezus toelaat, dat de vrouw, die ‘eene zondares’ was, zijne voeten zalfde, werden er aanmerkingen op gemaakt, maar Jezus bracht ze tot zwijgen, door in de hier aangehaalde woorden haar vergiffenis te schenken. Petrus een boeteling, die nl. zwaar berouw had en boete deed, omdat hij zijn heer verloochend had. Paulus een bekeerling, oorspronkelijk Saulus van Tarsen, uitgegaan om de discipelen te vervolgen, maar geëindigd met tot Jezus ijverigste volgelingen te behooren Blijdschap in den Hemel. Luc. XV, 7, in de gelijkenis van het verloren schaap, dat gevonden wordt, en waarover zich de vrienden en geburen des eigenaars verblijden, met wie de hemelbewoners vergeleken worden, die zich verheugen over elken zondaar, die zich bekeert. | |
Een afscheidsbezoek in 1871.In 1871 komt er een nieuwe druk van Waarheid en Droomen en op humoristische wijze betuigt de schrijver daarover zijne tevredenheid en blijft overigens de rol, die hij op zich nam, ten einde door spelen. Het uitvoerig artikel, dat zelfs in tweeën is gedeeld en dat van bl. 171-215 loopt, bedoelt een overzicht te geven van wat het leven der menschen bewoog en wat bijzonder Jonathan's belangstelling wekte in de dertig jaren, dat zijn boek gelezen en geprezen werd. We merken in dat stuk in de eerste plaats, dat de schr. niet heeft opgehouden de letterkunde der naburen te beoefenen, maar eensdeels nader aan onze tijdgenooten staat, dan in al de stukken, die daaraan voorafgaan, in zooverre is dit stuk jonger; in de tweede plaats, dat de schr. veel meer heeft doorleeft, den kring waarover hij schrijft | |
[pagina 475]
| |
aanmerkelijk uitbreidt en ons daardoor deelgenoot maakt niet alleen van algemeen menschelijke zaken, die den schrijver bijzonder betreffen, maar ook van zaken, die den schrijver alleen betreffen; in zooverre is dit stuk ouder dan de eerste stukken. De titel bedoelt, dat de schrijver ‘afscheid’ neemt van zijne lezers in zijne hoedanigheid van auteur van de oorspronkelijke ‘Waarheid en Droomen’. De stukken, die verder in dezen bundel voorkomen, zijn van een geheel anderen aard. De wijde, wijde wereld. Deze samenvoeging, het meest gebruikelijke ‘de wijde wereld’ vervangend, is stellig nooit vóor 1852 gedrukt. In dat jaar verscheen in Amerika een godsdienstige roman van Elizabeth Wetherell (ps van Miss Susan Warner, geb. in 1818) getiteld the wide wide World, die een verbazenden opgang maakte, ook in de Hollandsche vertaling onder dezen onhollandschen titel. Uit mijn jeugd. Jonathan had zich in zijn eerste stuk als oud man, als een oude vrijer voorgedaan en hoewel de Gids van 1841 getuigde ‘de jongeling ziet den ouden man te veel over de schouders’, was de rol toch met taaie volharding volgehouden en de schr. blijft in die rol, als hij in 1871 (zij het op 60-jarigen leeftijd al met meer recht) weder op zijn ouderdom zinspeelt en gewaagt van zijn Strammen rug, hoewel er zelfs thans op meer dan 80-jarigen leeftijd bij den altijd jongen Jonathan nog niets van die stramheid te bespeuren is. Meester Droomer was de naam, waarmede de broeders Jozef aanduidden. Allegro en andante, vroolijk en ernstig, bij muziekstukken worden die tempo's aangegeven, naar den aard der stukken. Major en minor, ook groote terts en kleine terts genoemd, of b kruis en b mol, eveneens vroolijk en ernstig, gelijk dat in de muziek wordt aangegeven. Salmagundi (ital.) ratjetoe, mengelmoes, mengsel van vleesch en groente, dat zijn naam te danken heeft aan Salmagondi, een der dames uit het gevolg van Maria de Medicis, de gemalin van Hendrik IV van Frankrijk, die een zeker gerecht òf uitvond, òf graag at, waarom het haar naam kreeg. Het zou bestaan hebben uit vleesch, vogel, anchovis of pekelharing en uien, met een saus van limoensap en olie Olla podrida (sp.), stukken en brokken, verzameling van | |
[pagina 476]
| |
afval. Het is (evenals de Fransche pot au feu) een opgestoofde mengelzoo van allerlei kliekjes vleesch, groente, jus enz, podrida = rottend; de naam komt dus letterlijk overeen met Potpourri d.i. pot pourri nl. pot verrot (eten). Geen portuur, geen tegenpartij, tegen welke men het kon opnemen. Dichter-Schoolmeester. Gerrit van de Linde Janszoon de geestige schrijver, wiens kunstvolle verzen veelal vinnige parodiën of satyren zijn op de opgeschroefde en ziekelijk sentimenteele verzen uit zijn tijd; na in het jaarboekje ‘Holland’ te zijn verschenen werden zij door van Lennep uitgegeven; v.d. Linde is overleden te Londen 27 Januari 1858. De hier aangehaalde regel komt in den 7en druk van De Gedichten van den Schoolmeester op bl. 99 voor; de voorafgaande regel luidt: Of men moet van een olifant zijn halsvriend willen maken, en bewijst, dat bij ‘halsvriend’ gedacht werd aan David en Jonathan met de bijgedachte, dat, als de olifant David was, de Jonathan alle kans had, er slecht af te komen. Fysionomie of physiognomie (grieksch) van phusis (natuur) en ginōskō (ik ken), vroeger uitsluitend gebruikelijk om de wetenschap aan te duiden, die zich bezig hield met het bepalen van het onderling verband tusschen de uitdrukking der gelaatstrekken en de hartstochten en neigingen van den mensch. Later werd het woord (even als hier) gebruikt syn. met gelaat. Het woord kwam vooral in gebruik na de uitgave van Lavater's werken over physiognomie, als Von der Physiognomik, (1772), Einleitung zum Plan der Physiognomik (1772) vooral Physiognomische Fragmente zur Beförderung der Menschenkenntnis und der Menschenliebe (1775-1778) het laatste in 4 dikke kwartijnen, waaraan ook Goethe medewerkte. Tot 1850 kon men van welgestelde burgerheeren, van wier kennis of verstand niemand ooit eenig bewijs had gezien en die behalve den Bijbel, de Boekzaal en de Haarlemmer courant niet veel meer lazen dan het Dominé's brlefje, in vollen ernst hooren beweren, dat zij zoover waren in fysionomie kennis (!) of zooals het vaak heette ‘fiezelemie-kennis’; hoe ze daartoe kwamen, wist niemand.’ In hoofdzaak heeft Lavater niet anders positiefs gegeven dan eenige portretten met beschrijving der hem bekende karakters m.a.w. hij heeft met zooveel woorden gezegd: ‘De man wiens portret gij hier ziet heeft, gelijk mij gebleken is, die en die eigenschappen!’ | |
[pagina 477]
| |
Uit eene reeks van die waarnemingen had men willicht later eene wetenschap kunnen opbouwen. Voorloopig bepaalde men er zich toe, vast te stellen, hoe iemand zijn gelaat beviel of niet beviel. Een hoofd met twee tronies, namelijk eenerzijds het jonge leven, de blijmoedige wereldbeschouwing der jeugd, de waardeering van kunstwerken ook daar waar de kunstenaar den wildsten hartstocht teekent, anderzijds dat dweepen on droomen, wat zwaarmoedigheid wordt bij teleurgestelde liefde en onbevredigden hartstocht, zooals de letterkunde dier dagen die gaf. Den grooten stoot daartoe gaf de uitgaaf der (zoogenaamde) liederen van Ossian; daar vieren woede en wraak feest, maar daar wordt ook gezucht en gekwijnd en naar den dood gesmacht. Dat Janus-aangezicht vertoonde dan de gemoedelijke humor en de poetische smart en dit was het juist, wat in de dagen, die op de overspanning der revolutie volgden, in de dagen van langzaam aansterken, de snaren van aller ziel deed trillen. Janus-aangezicht. Iãnus was oorspronkelijk de zonnegod der Romeinen; hij deed zijn invloed gelden bij het begin van een tijdvak of eene handeling, daarom was de eerste dag van elke maand aan hem toegewijd; hij werd voorgesteld met twee aangezichten soms aan elkaar gelijk, soms niet aan elkaar gelijk en waarvan er een in het verleden zag en een in de toekomst. Lamartine (1790-1869) gaf in 1820 in het licht de spoedig wereldberoemde Méditations poétiques, die zijn naam dadelijk vestigden; in 1823 volgde daarop de uitgaaf van Nouvelles méditations poétiques en in 1829 verschenen de Harmonies poétiques et réligieuses. Victor Hugo (1802-1885) liet in 1831 de Feuilles d'automne, eene verzameling lyrische verzen, verschijnen. Q.q. (qualitate qua) = in hunne hoedanigheid (of kwaliteit); de dichters hadden in hoedanigheid van dichters een sombere wereldbeschouwing, ook al waren ze als mensch zeer vroolijk; de romantische en sentimenteele richting, waarin men zich naar het voorbeeld der genoemde dichters bewoog, bracht zielesmart, minnesmart en derg. mede en het gevolg daarvan was somberheid. Dignus etc = (deze is) waardig, dubbel waardig in ons geleerd lichaam te worden opgenomen. Het zijn twee regels uit het Latijnsche spotvers, dat de Braga in 1843 wijdde aan de Gids en waarbij op vermakelijke wijs de draak wordt gestoken met de ontvangst van een nieuw lid der Redactie. De Gids- mannen zochten de letterkundige wereld te veroveren door ernst, studie en gevoel, de Braga- | |
[pagina 478]
| |
mannen door scherts, geestige invallen en gezond verstand. In beide kampen stonden uitstekende mannen in de voorste gelederen. Procul hinc abite, profani, denkelijk naar Virg. Aeneis VI, 258: procul o, procul este, profani! = ‘wijkt verre, verre van hier, oningewijden!’ Chateaubriand (1768-1848) ook een Fransch dichter, die in den tijd der herleving bijzonder in den smaak viel; er was reeds sprake van René (1802) maar niet minder gretig las men in die dagen Atala (1801), en le dernier des Abencerrages, èn als romantisch schrijver, èn als mystisch dichter viel hij bijzonder in den smaak. Nous avons changé tout cela is een gezegde van Sganarelle (II, 6) in Molière's blijspel le Medecin malgré lui (1666); de arme houthakker is door zijn vrouw als geneesheer aanbevolen, met de mededeeling, dat hij zal weigeren, totdat men hem slaat. In die opgedrongen rol kraamt hij allerlei onzin uit over de ligging van den lever en het hart en als men hem opmerkzaam maakt, dat hij daarbij links en rechts verwisselt, antwoordt hij eenvoudig: ‘dat alles hebben wij veranderd.’ Realiteits-passie, de overdreven zucht om alleen de werkelijkheid weer te geven. 'k Ben een mensch enz. is een tweeregelig vers, de tweede regel begint bij en alles. De ‘Romeinsche dichter’ is Terentius die (I, 1) in zijne vertaling van den Heautontimorumenos zegt: Homo sum, humani nihil a me alienum pulo
waarvan het bovenstaande de vertaling is. Chignon, haarbos, echt of valsch, achter aan het hoofd, mode van 1870. Offenbach (1819-1880) de gevierde componist van zeer talrijke operetten, te Keulen geboren, te Parijs gestorven. Zeer bekend zijn o.a.: Orphée aux enfers, la belle Helène, la Grand' duchesse de Géroldstein, la Fille du tambour major; zijne stukken werden heel de wereld over opgevoerd. Mijnheer, mevrouw enz. Monsieur, Madame et Bébé van Gustave Droz maakte een zeldzamen opgang: de eerste druk verscheen in 1866 en de honderd en twintigste druk in 1880. Gracieuse een modejournaal. In paulo past futuro, in een zeer verwijderde toekomst. Romeo en Julia staat hier om verliefde paartjes aan te dui- | |
[pagina 479]
| |
den. Wel zijn de namen ontleend aan Shakespeare's wereldberoemd drama, maar ‘in een prieel’ zitten de held en de heldin daar nooit. Ces roseaux pensants = die denkende planten. Jaarhonderden hgd. Jahrhundert ongebruikelijk bij ons, dat is jammer, het klinkt heel wat krachtiger dan eeuw. Darwin's theorie het schetteren over de hypothese (niet de theorie) van Darwin, had omstreeks het jaar 1870 een belachelijke hoogte bereikt. Geheele scharen jongelieden met wetenschappelijke opleiding schenen te denken, dat de eenige wetenschap, die der natuurlijke historie was, op streng materialistischen grondslag. Dat materialisme werkte den toorn der geloovigen op en bij Beets en de Genestet vinden we menig scherp gedichtje tegen die theorie. Zeer velen hadden Darwin niet gelezen, ze hadden zooiets gehoord van anthropomorphe apen (mensch-apen) en hielden het er voor, dat de massa studie en geleerdheid door Darwin in een lange reeks van boeken neergelegd, zich liet samen vatten in de woorden: ‘de menschen stammen af van de apen,’ Nu volgt Darwin denzelfden ontwikkelingsgang als de schrijver van het scheppingsverhaal, de laatste laat de verschillende dieren en eindelijk den mensch opvolgend ontstaan, Darwin oppert de onderstelling, dat het eene dier zich uit het andere ontwikkeld zou hebben. Zoolang hem nog niet alle bewijzen ter beschikking staan, is de man van wetenschap er nog ver af een theorie vast te stellen. Zoo bijv. is nog steeds onverklaard gebleven, hoe uit den anthropomorphen aap, gesteld, dat hij zich tot mensch ontwikkelde, een wezen kon ontstaan, met gearticuleerde spraak d.i. woorden spraak, terwijl de dieren alleen niet gearticuleerde spraak d.i. geluiden-spraak hebben. Bij kleine kinderen zien we, dat de eerste uit de laatste ontstaat, maar.... bij eene opvoeding onder sprekende menschen. De proeven om de taal der apen te leeren, dus als woordtaal te verklaren, hebben onlangs jammerlijk schipbreuk geleden. Prosopographie, persoonsbeschrijving, schildering van levensomstandigheden en karakter, dat meer de innerlijke persoonlijkheid, dan de biographie of levensbeschrijving, die zich alleen tot het uiterlijke der zaak, tot de feiten en handelingen bepaalt. Mevrouw Waters nl. Mrs. Belinda Waters, een jonge vrouw, getrouwd met Walter Waters, een oplichter, die zich voor kaptein bij het leger uitgeeft. Zij heeft lange krullen, groote zwarte oogen, korte rokjes en mooie beenen, voor zoover deze te zien zijn. Ze komt voor in the tuggses at Ramsgate, een weinig gelezen novelle van Dickens. | |
[pagina 480]
| |
Daar kwam verandring enz verzen van Beets naar Byron in het gedicht de Droom. Les morts durent bien peu enz. verzen van Victor Hugo in het gedicht A un voyageur in de Feuilles d'automne. De dooden duren kort; zij rusten onder steenen!
Helaas! in 't eng verblijf vervallen zij tot stof,
Maar sneller in ons hart.
Non bis in idem, lat. = (in rechten) niet tweemaal voor hetzelfde voorwerp, of in of voor dezelfde zaak. - In den omgang voor: dat zal mij niet weer gebeuren; dat 's eens, maar nooit weer. Hier is het letterlijk niet tweemaal hetzelfde. Omnibus, lat. = voor allen. Aan het einde der eerste afdeeling van het ‘afscheidsbezoek’ wordt de schrijver in allen ernst overvallen door een gevoel van echte zwaarmoedigheid, als hij bedenkt, hoe veel er verdwenen is van den eerbied en de vereering dien hij voor jaren koesterde. Maar gedachtig aan het Bijbelwoord: ‘de meeste van deze is de liefde’ vindt hij troost in de overtuiging, dat heilige algemeene menschenliefde nooit zal verdwijnen, hoezeer de levensbeschouwing der menschen ook verandere. Daarbij voelt de schr. éen wensch bij zich opkomen: ‘laat de poëzie nooit in mij sterven’ en een hoopvolle verwachting: ‘de dood is het begin van een nieuw, heerlijk en veel schooner leven.’ Daarom zou hij die ‘laatste muzikale gedachte’ willen hooren en dien Psalm met den aandoenlijken aanhef: 't Hijgend hert, der jagt ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar 't genot
Van de frissche waterstroomen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
(Slot volgt.) Taco H. de Beer. |
|