Noord en Zuid. Jaargang 17
(1894)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
Verscheidenheden.Iets op de lange baan schuiven.Wat voor baan dat moet zijn, weet niemand. Natuurlijk niet, want baan beteekent thans weg, straat, een enkele maal brug en mnl. bane komt evenmin in eenigerlei beteekenis voor, die in deze uitdrukking dienst zou kunnen doen. Ook het mnd. kent geen bane met eene beteekenis, die licht over de zaak kan verspreiden. We mogen dus veilig aannemen, dat het woord baan hier niet op zijn plaats is, te meer, daar het hgd. het in dien zin ook niet kent, daar de spreekwijze hgd. luidt: etwas auf die lange Bank schieben (iets op de lange bank schuiven) en dat is ook de ware vorm. De oude rechts- en raadzalen hadden aan vier zijden van de muren zitbanken, die men met éene trede beklom. Midden tegenover de vensters op eenigen afstand van den achtermuur stond de tafel, waaraan de schepenen zaten, daar was de schepensbank. Wat zij dachten af te doen lag, vertegenwoordigd door acten en bescheiden op de tafel, de rest werd ‘op de lange bank’ geschoven, de bank nl. waaraan de officieele toehoorders zaten, welke bank, of banken, naar den smaak onzer voorvaderen, uit kisten bestonden, waarin de acten en verdere stukken bewaard werden. Vandaar dat Agricola spreekt van eene zaak in de lange kist of bank te schuiven. Blijkbaar is het woord baan voor bank in de plaats getreden, toen de oudere vorm van rechtspleging vergeten was en zonder zich rekenschap te vragen van den waren zin, heeft men in de bank veranderd in op de baan gelijk zooveel vormen onkenbaar werden, toen men ophield, ze te verstaan. d. B. | |
[pagina 381]
| |
Het ei van Columbus.Het is erg jammer, maar van het ‘ei’ van Columbus is evenmin iets waar als van het ‘oproer aan boord’ bij Columbus. Het laatste heeft prof. Wynne al twintig jaar geleden zonneklaar bewezen, het eerste blijkt uit het volgende. Hoeveel Humbaldt Krit. Untersuchungen II. 394, de geschiedenis van het ei in den gebruikelijken vorm vertelt, zoo is het toch een bewijs boven alle bewijzen, dat de Spanjaarden zelf, die toch in de eerste plaats dat ‘ei van Columbus’ moesten noemen, daarentegen spreken van huevo de Juanuelo (het ei van Hannus) gelijk o.a. Calderon de uitdrukking gebruikt in het tooneelstuk la dama duende (de spokende dame). In 1555 verhaalt Vasari eene geschiedenis als die van het ei van Columbus, welke in 1421 te Florence zou zijn voorgevallen met den beroemden bouwmeester Filippo Brunelleschi, die aldaar het koepeldak bouwde van den dom Santa Maria del foire. Benzoni schrijft de geschiedenis het eerst aan Columbus toe in zijne geschiedenis der Nieuwe wereld, die in 1565 te Venetië het licht zag, dus tien jaar later dan Vasari en 154 jaar later dan Vasari beweert, dat het zou zijn voorgevallen; volgens Benzoni zou het in 1493 gebeurd zijn. Zeker echter zijn alle schijvers het eens in den zin, dien zij aan de uitdrukking hechten: eene daad, die niemand meent te kunnen volbrengen, maar die voor allen gemakkelijk schijnt, als de uitvinder of ontdekker hun gewezen heeft, hoe men moet handelen. d. B. | |
Leiddraad.Hoe kan een draad ons geleiden en hoe komt men er toe een schoolboek een leiddraad te noemen? Het overdruk gebruik van dit woord heeft de ware beteekenis doen vergeten: want oorspronkelijk is het ‘de draad van Ariadne’ nl. een hulpmiddel om aan groote moeielijkheden te ontkomen, zich uit bijzondere verwikkingen te redden. Koning Minos had, gelijk de Grieksche mythologie ons leert, door Daedalus op Kreta een doolhof (Labyrinth) laten aanleggen; daar | |
[pagina 382]
| |
hield zich de Minotauros op, een monster half mensch, half stier. Jaarlijks moesten twaalf jongelingen en twaalf jonge meisjes uit Athene naar Kreta gezonden worden en deze werden door den minotaurus verslonden. Theseus nam zich voor, het monster te dooden, en begaf zich op weg; hij ontmoette Ariadne, die hem lief kreeg en bevreesd voor zijn leven, hem een draad gaf, dien hij aan den ingang van het labyrinth moest vastmaken, en om er weer uit te komen, terugkeerende naar den ingang moest volgen. Dit gelukte, hij doodde den minotauros en kwam gelukkig uit den doolhof terug.
Naar dit verhaal spreekt men van een leiddraad, als men een hulpmiddel, een goeden raad, eene aanwijzing bedoelt, om zich uit moeielijkheden te redden of groote bezwaren te boven te komen. Ook zegt men ‘de draad van Ariadne’ letterlijk naar lat. Ariadnaeum filum. d. B. | |
Kort aangebonden zijn.Van driftige, opvliegende menschen wordt gezegd, dat zij kort aangebonden zijn. Wie zijn er kort, d.i. ‘aan een kort touw’ aan (een paal) gebonden? Dat zijn valsche of kwaadaardige honden, aan welke men belet een groote ruimte onveilig te makan. De menschen, die heeten ‘kort aangebonden’ te zijn, zijn eigenlijk menschen, die behooren ‘kort aangebonden’ te worden. Zij springen wel eens ‘uit den band.’ Op dezelfde wijze, waarop men de jachthonden aan de lijn heeft, dat zij het wild niet nazetten voor het tijd is, houdt men jongelieden van verkeerde dingen af, d.i. men houdt ze ‘kort,’ zoodat ze niet te veel of in het geheel geen ‘kromme sprongen’ kunnen maken. d. B. | |
Bergen verzetten.Gewoonlijk vat men deze uitdrukking op in de beteekenis ‘het onmogelijke mogelijk maken’ en beroept zich op Matth. XVII: 20, waar Jezus zegt: ‘Indien gij een geloof hadt als eens mosterdzaadje, gij zoudt tot dezen berg zeggen: word opgeheven en in de zee geworpen en het zou geschieden en niets zou u onmogelijk zijn.’ In | |
[pagina 383]
| |
gelijken zin komt de uitdrukking voor in Matth. XXI: 21, Marc. XI: 23, I Kor. XII: 2, maar oorspronkelijk is dit in de wereldliteratuur de beteekenis niet. Het oudst en het eerst vinden wij de uitdrukking in den strijd der Reuzen in de Grieksche mythologie. De Giganten voeren strijd met de Goden en om de verblijfplaats der Goden, den Olympus, te kunnen bestijgen, stapelden zij bergen op bergen, den Pelion op den Ossa, maar Jupiter splijt met zijn machtigen bliksem den Olymp, den Pelion en den Ossa en begraaft de hemelbestormers onder de puinhoopen. Zoo lezen wij bij Ovidius in de Metamorphosen I: 151; vgl. Vondel II, Hersch. I. 177: En op dat 's hemels burgh niet vry zou blyven, spanden
Die reuzen t'zaemen, om den hemel aen te randen,
En staplen het geberght op een verwaent en snoot.
d' Almaghtige verplet met zynen donderkloot
Den berg Olimp, en zwicht geensins, om zulke stukken
Den steilen Pelion, daer Osse op lagh, te rukken
Van onder dat gevaert. enz. enz.
Bij Job IX: 5 wordt hetzelfde van Gods almacht getuigd: ‘die de bergen verzet, dat zij het niet gewaar worden, die ze omkeert in zijnen toorn.’ Het begrip ‘eene ondenkbaar groote, machtige daad volbrengen’ of ook ‘reuzenwerk’ doen, heeft bij vele dichters dienst gedaan en bij uitbreiding belooft de bluffer, snoever, grootspreker of hoe hij anders mag heeten ‘bergen te verzetten.’ Bij Bojardo in den Orlando inamorato en bij Ariosto in den Orlando furioso komt zulk een bluffer voor, dien de dichter Rodamonte noemt. Letterlijk beteekent die naam ‘bergen-voortroller’ van rodare (wentelen) en monte (berg). In het fr. en het eng. bestaat nog het woord rodamontade = blufferij m.a.w. belofte als van Rodamonte, verhaal als van Rodamonte. d. B. | |
Bemantelen.Dit woord beteekent letterlijk ‘onder een mantel verbergen’ of wel ‘met een mantel bedekken.’ De groote omvang van dit kleedingstuk heeft aan die spreekwijze reeds in overoude tijden die beteekenis gegeven, die o.a. reeds bij Plautus voorkomt. Bij de Germanen had de mantel, die alleen door mannen en | |
[pagina 384]
| |
vrouwen van zekeren rang gedragen werd, eene bijzondere beteekenis. Kinderen, vóor het huwelijk geboren, werden ‘ge-echt’ doordat de vrouw ze bij de voltrekking van het huwelijk ‘onder den mantel’ nam. Deze kinderen heetten ‘mantel-kinderen’ (filii mantellati fr. enfans mis soubs le drap)Ga naar voetnoot1). Vandaar ook de beteekenis van bescherming, aan den mantel gehecht: als in den Zangerstrijd op den Wartburg Heinrich Von Ofterdingen de nederlaag lijdt en dus moet sterven, zoekt hij zijn heil in de vlucht, waarbij hij zich onder den mantel der landgravin verbergt. In den Parzival 88: 8 lezen we: Kaylet, der e was komen
Saz der küngen undr ir mandels ort.
dat was stilzwijgend eene bede om bescherming. Gewoonlijk echter is er sprake van, iets te ‘bedekken’ of ‘met den mantel der liefde’ te bedekken, wat van bijbelschen oorsprong is, het eerst vermeld: Gen IX: 23, waar sprake is van Sem en Japhet, die ‘een kleed namen en de naaktheid huns vaders bedekten.’ Hier is het nog in de letterlijke beteekenis gebruikt. In den figuurlijken zin: zwijgen over eene verkeerdheid, eene zwakheid, eene berispelijke zaak, om den bedrijver niet in moeielijkheid te brengen, komt de uitdrukking in verschillende talen, ook reeds in het Corpus juris canonici, Decretum Gratiani VIII: 96 voor, waar van keizer Konstantijn verhaald wordt, dat hij zou gezegd hebben: ‘Waarlijk, als ik met eigen oogen een priester Gods of iemand in het monnikskleed had zien zondigen, dan zou ik mijn mantel afnemen en hem bedekken, dat het van niemand gezien werd.’ Algemeene verbreiding kreeg het door de kerk, waar de uitdrukking Spr. X: 12 en I Petr. IV: 8 voorkomt. De ‘mantel’ der ouden en der Germanen verbond zich met de ‘liefde’ uit den bijbel en de zalvende toon des priesters bracht de uitdrukking met een spotachtige beteekenis tot ons. De ‘mantel der liefde’ komt in den bijbel niet voor. d. B. |