Noord en Zuid. Jaargang 17
(1894)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |
Na een halve eeuw.
| |
[pagina 313]
| |
gedachte, dat men geholpen had, om dat werk het licht te doen zien. En dan die geestverwante vrienden, die ‘verwante studiën’ doende, zelden vergeefs aanklopten, die bij den vriend de vrienden vonden, die zij zochten. Och, al die genoegens, inderdaad hoogere genoegens, worden steeds aan een grooter aantal personen onbekend. Dat boek, zoo gewaardeerd omdat het zeldzaam is òf omdat het afkomstig is uit de bibliotheek van een beroemd geleerde of van een dierbaren vriend, dat andere, hooggewaardeerd omdat aan de samenstelling zich eene geheele geschiedenis vastknoopt, op ‘de’ Bibliotheek zijn het nummers geworden, die alle hoogere waarde als boek hebben verloren, toen het nummer den titel verving, gelijk de galeislaaf ophoudt mensch te zijn als hij genummerd wordt. Over zulk een bibliotheek (zonder hoofdletter), over eene eigen bibliotheek, eene bibliotheek, die men liefheeft, schreef Xavier de Maistre omstreeks 1780 een boek Voyage autour de ma chambre, waarin de echte geest der boeken levend optreedt, waar de schrijver zegt, wat deze hem heeft doen denken, die heeft doen leeren, een ander heeft doen gevoelen. Thans heeft men geen bibliotheek meer noodig, men leest niet meer, men schrijft alleen en dat schrijven is vooral schelden op boeken, die men niet heeft gelezen. We mogen aannemen, dat Jonathan de ‘Voyage’ gelezen had, in allen gevalle zijne beschouwingen, na de al te lange inleiding, zijn werkelijk in den geest van de Maistre's wereldberoemd werk. De ‘vaderlandsche Humorist,’ dien de schr. later met ingenomenheid aanhaalt, redeneert, gelijk wij boven deden. Voor wij tot dat ‘intieme’ leven worden toegelaten, hebben wij kennis te maken met de vrij lange ‘inleiding,’ waarin de schrijver o. a vlijtig doorwerkt aan het uitvoerig geschilderd portret van hem zelven, waaraan hij reeds op de 1e bl. begint. De schr. heeft physiologische zwakheid, dus iets lichamelijks of stoffelijks en begeert niet, dat men dit zal verstaan als gold het iets psychologisch, geestelijks of onstoffelijks. Elementen, nu geen elementen meer zegt de schr. Hij bedoelt nl. water, vuur, lucht en aarde de vier elementen, grondstoffen of hoofdkrachten der ouden volgens de leer van Aristoteles. Alles, wat bestond, behoorde tot een van die vier, elke beweging of vervorming werd bewerkt door een van die vier. Maar de scheikunde verstond onder elementen heel wat anders en dit | |
[pagina 314]
| |
drong langzamerhand onder de menschen door, nl. dat men onder elementen de grondstoffen te verstaan had, die de scheikunde tot dusverre nog niet in andere had weten te ontbinden, en die men dus als enkelvoudige stoffen moest beschouwen, tot zoolang het blijken mocht, dat ze toch wel ontleed kunnen worden. Daartoe zijn de bovengenoemde vier niet te brengen, wel goud, zilver, ijzer, chloor, kobalt, koolstof, zuurstof in het geheel tot dusverre 66 in getal, van deze waren er in de oudheid 9 bekend, sedert werd het eerst in 1490 antimonium ontdekt en het jongst ontdekte element, germanium, vond in 1886 een Duitsch geleerde, Winkler. De contrôleur onzes lichaams.... regelen, d.i. dus: niet ons lichaam gevoelig toonen voor den invloed van het klimaat, maar het klimaat met onverschilligheid beoordeelen naar den toestand van ons lichaam, alle klimaten gelijk rekenen. U Ed. en zeer Gel. staat voor Uwe Edelheid en Zeer (d.i. groote) Geleerdheid, gelijk men anders spreekt van Uwe Majesteit, Uwe Hoogheid en derg. Philosophiae Doctor, doctor der wijsbegeerte, d. is. ‘vóór eene halve eeuw’ vooral der bespiegelende wijsbegeerte, thans bij de ontwikkeling der natuurkundige wetenschappen is het doctor der scheikunde, natuurkunde, wiskunde of natuurlijke historie. Een impermeabel is eigentlijk een regenjas, ondoordringbaar voor water; de schr. gebruikt het woord hier in den zin van ongevoelig voor alles. Bij den regisseur.... geëngageerd. Hier is de schr. in de war: de tooneelspeler sluit geen engagement bij (beter met) den regisseur, maar met den directeur van het gezelschap. De regisseur is de kunstenaar, die het tooneelstuk doet opvoeren en te letten heeft op de wijze van spel en uitspraak, het costuum, het decoratief, de verlichting, de muziek en honderd andere zaken, die alle weer onder afzonderlijk toezicht staan van éen persoon zooals: het costuum onder dat van den costumier, de meubelen en ornamenten onder dat van den requisiteur enz. Als overgevoelige, d.i. voor de sentimenteele rollen geëngageerd, moet hij elke zachtere aandoening duidelijk toonen en dat doet hij en wil hij ook doen. Tegen een rozeblad morren, deden gelijk Strabo en Plinius verhalen, de Sybarieten, die zóo gevoelig waren, dat zij op rozebladen sliepen, maar over pijn klaagden, als zij op een gekreukt rozenblad gelegen hadden. | |
[pagina 315]
| |
Zachtste deelen... hardste ledematen, euphemisme, om te zeggen, dat de schr. gevaar liep, dat de hond hem in zijn kuiten beet, de kat er hem in krabde. Men denke daarbij, dat de predikanten toen nog korte broeken droegen. Salamander-achtigheid, gelijkheid van eigenschappen met een salamander, waarvan er eene soort is, die, naar men beweert, het eenigen tijd in een matig vuur kan uithouden, terwijl uitwasemingen der huid maken, dat de hitte hem geen kwaad doet. Brandnetel in Gods hof noemt zich de schr. gelijk elders horzel in Gods bloemengaarde. Loop dan toch zoo niet hinken, de oude vorm, (zonder te), gelijk die in vroeger eeuwen gebruikelijk was en in het Vlaamsch nog is. Fireworshippers eng., vuuraanbidders, denkelijk kwam de schr. er toe, dit Engelsche woord te gebruiken in herinnering aan the Fire-Worshippers een der vier verhalen in verzen door Feramors aan de bekoorlijke prinses Lalla Rookh verteld, in het gedicht Lalla Rookh van den Engelschen dichter Thomas Moore (1779-1852), dat in 1817 verscheen. Moore werd in dien tijd veel gelezen en vertaald o.a. door Beets, ten Kate en Hasebroek. Dagmaan noemt de schr. de zon en verdedigt die benaming door er op te wijzen, dat Byron de maan noemde sun of the sleepless (de zon der slapeloozen). Exotisch, van gr. ĕxōtikŏs (vreemd) wordt gewoonlijk gebruikt in de beteekenis: uit oostelijke streken, uit streken, waar het warm is, eigentlijk is het alleen uitheemsch. Competente portie, toekomend deel. Er werden in die dagen in het gesprek veel meer bastaard-woorden gebruikt, dan tegenwoordig. Aan tafel kon men tot meer vragende kinderen hooren zeggen: ‘Kom, kom, 't is nu genoeg, je hebt je competente portie!’ en werd een gast genoodigd nog wat te eten, dan luidde het weer: ‘Dank u, ik heb mijn competentie!’ Dan zomert het enz. uit een gedicht van dien tijd. Hore, de horen waren bij de Grieken de godinnen der jaargetijden, dochters van Zeus en Themis, aanvankelijk twee, Thallo (de bloesem) en Karpo (de vrucht), later kwam er een derde bij en vormde zich daarnaar een drietal beschermgodinnen der goede zeden, Eunomia (de wet), Dike (het recht), Eirēne (de vrede). Aantrekkings- en afstuitingskracht, n.l. middel- | |
[pagina 316]
| |
punttrekkende en middelpuntvliedende kracht (centripetale en centrifugale kracht). Kanonskogelmaat. Om den afstand in tijd uit te drukken, hier 25 jaar, moet er een maat zijn aangegeven, als eenheid neemt de schr. hier den afstand, dien een kanonkogel per seconde aflegt. Met onze hedendaagsche kanonnen is dat 500 meter, de afstand is dan zooveel maal 500 M. als er seconden zijn in 25 jaar! Zodiac, dierenriem, zonneweg verdeeld in twaalf deelen naar de sterrenbeelden, waarin de zon schijnt te staan; het woord is Grieksch en komt van zōŏn (een dier), dat we ook in zoölogie aantreffen. Wegslinken-wegknappen, volken, die niet hunne dooden begraven, maar verbranden. Deze ultra-moderne bespreking van lijkverbranding behoeft ons hier niet te verbazen, al komt ze van een geloovig predikant van voor vijftig jaar. De schr. zou nu op dien toon er niet over spreken, sinds lijkverbranding (crematie) een hevig twistpunt werd. Maar in die dagen heeft er wel niemand aan gedacht, dat men ooit zou willen (eigentlijk moeten) terugkeeren tot het gebruik der ouden, om de lijken te verbranden. De eerste, die daartoe opwekte was Jacob Grimm in 1849; toen trad in '73 Wegmann-Ercolani in Zürich op, met eene brochure, die in een jaar vier drukken beleefde en in het Nederlandsch vertaald in ons land krachtig hielp bij de oprichting onzer Vereeniging voor Lijkverbranding. De eerste oven, (naar Siemens) werd te Milaan gebouwd voor rekening van een Zwitser A. v. Keller, wiens lijk daarin 22 Jan. '76 verbrand werd; in Duitschland werd de eerste oven te Gotha gebouwd, die op 10 Dec. '78 in gebruik genomen werd. Multatuli, Vosmaer e.a. ondergingen daar de crematie. Voor den schr. is dat ‘wegknappen’ dus iets, dat zoo ver achter hem ligt, dat het als eene mythe klinkt en hij er niets in vindt er luchthartig over te spreken of er den spot mede te steken. Acte verleenen, voor de rechtbank, aanteekening in de notulen, dat eene bepaalde bewering is uitgesproken of eenige verklaring is afgelegd. De officieele stukken eindigden vroeger met het woord actum en dan volgde de datum of de verwijzing naar den datum. Wij schrijven de verouderde en meestal niet begrepen uitdrukking ‘Gedaan en verleden’ terwijl ‘actum’ eigentlijk wil zeggen gebeurd, voorgevallen; fr. fait et passé (gedaan en gebeurd) vanwaar wij nog spreker van eene akte passeeren, letterlijk eene handeling (doen) plaats hebben; hgd. verhandelt of geschehen, de letterlijke vertaling van actum. | |
[pagina 317]
| |
Het blonde Noorden òf naar de kleur der haren, òf naar de kleur van ijs en sneeuw. De gezondheid ‘vlot’ ons van daar tegen, als de ijsschollen, die drijven, als de wolken die gaan en de koude en den Noordenwind medebrengen. Parieeren, fr. wedden, een pari = weddenschap. Klapperman, niet de nachtwacht, de ‘klepper’ van Van Alphen; maar de man, die klappert d.i. klappertandt. Mijn klient, de persoon, die door den advocaat verdedigd wordt, hetzelfde als klant. In casu, lat. in dit geval. Calescimus illo, lat. wij worden door haar verwarmd. Comfortable, eng. gemakkelijk ingericht, genoegelijk. Raton door Bertram bij den neus genomen.... Een zinspeling op een bekend Fransch blijspel uit dien tijd, getiteld Bertrand et Raton. Eene tentoonstelling noemt de schr. den schouwburg en hij spreekt van de ‘opgeschikte vracht’ die de ‘koetsen’ naar den schouwburg brengen. Dat was weleer! Toen rolden de prachtige equipages met de familiewapens op het afhangende kleed bij den hoogen bok en met den statigen palfrenier op het achterbankje. Dat was de tijd toen rijke instellingen van liefdadigheid verrezen, en er geen zondvloed van bedelbrieven langs de huizen, geen stormend geschreeuw om aalmoezen in den gemeenteraad voorkwam. Dat was de tijd toen de tooneelspeelkunst bloeien kon onder een wijs en bezadigd bestuur, toen de duurste rangen in den schouwburg de dames vertoonden met hermelijnen mantels en met paarlen en juweelen, met diamanten hoofdversiersels en derg. Daar was inderdaad een soort tentoonstelling, men kwam om te zien, vooral ook om gezien te wodren. Lucus a non lucendo, lat., het bosch heet ‘lucus’, omdat het daarin niet licht is (non lucet) een min of meer verdraaid gezegde van Quintilianus, herhaaldelijk met verschillende bedoelingen aangehaald, ook ter bespotting van dwaze woordafleidingen. De bedoeling is hier, dat het gemakkelijker is de reden van het geheimzinnige te vinden, dan de reden, waarom lucus (een bosch) zóo zou moeten heeten ter wille van de duisternis, die er heerscht (non lucet.) De bonte hoes, de meestal blauwgeruite zak of mantel om de poppekast. | |
[pagina 318]
| |
Causa movens, de oorzaak der beweging, de bewegingwekkende zaak. Der Kunsten God enz. Oudtijds las men op het scherm van den Stadsschouwburg op het Leidsche plein:
Der Kunsten God, aan 't IJ met geestdrift aangebeên,
Kroont hier in 't heilig koor verdienste en deugd alleen.
Schoone gestalten enz. Er is sprake van schaduwen van dames, die men zich bevallig, schoon enz. denkt, die zich op het raamgordijn eener hel verlichte kamer afteekenen. Het beeld was vroeger zeer veel in gebruik, dat geheimzinnige, dweepende, sympathieke beheerschte den roman tot het midden dezer eeuw. Elysium, de verblijfplaats der braven in de onderwereld, door een zware wolk aan het oog der menschen onttrokken. Een vaderlandsch Humorist: wie van de velen uit die dagen? Mr. Sharp eng. ‘de heer Sharp’ zeer gepast, omdat zeer veel Engelschen haastig reizen, alleen om ergens geweest te zijn, iets (hoe vluchtig dan ook) gezien te hebben, op reis gaande, gelijk ze soms zeggen, en te zullen zien ‘how far we can get’ (hoe ver we nog kunnen komen). Zinspeling op Mundungus spotnaam, dien Sterne in den Sentimental Journey gaf aan zekeren Dr. Samuel Sharp (in 1778 overleden) die eene beschrijving gaf van zijn reis op het vaste land. Mijn lievelingsdichter,.... Tollens. III. 99. Vooral in deze soort huiselijke poëzie is de ‘ridder’ meer dan een zijner tijdgenooten verouderd: voorstelling, woordenkeus, gedachten, alles onwaar!Ga naar voetnoot1) Sum totus in illo lat., (dan) ben (ik) geheel in haar d.i. dan ga ik geheel in haar op. Waarvan de Peri's zingen, weer eene herinnering aan Lalla Rookh, waarvan boven sprake was. In ‘Paradise and the Peri’ zal de Peri of gevallen engel toegang tot het Paradijs verkrijgen, als zij aan de poort des hemels datgene brengt, wat in den | |
[pagina 319]
| |
hemel het meest welkom, het dierbaarst is. In haar alwetendheid somt zij nu alle schatten op, die haar bekend zijn, maar zij komt tevens tot de overtuiging, dat er niets onder is, dat eenige waarde kan hebben voor de bewoners van Mahomet's Paradijs, waar eindelooze schatten zijn samengebracht. Schatkameren, enz beschrijving van den winter bij Job in het 38e hoofdstuk. à vol d'oiseau fr. in vogelvlucht. à vue de taupe fr. met het oog van een mol d.i. in donker. Van Braam, denkelijk Van Braam Houckgeest, die in 's lands dienst vele reizen maakte en van wiens reizen o.a. J.F. Martinet spreekt in den ‘Catechismus der Natuur’ waarin de afbeelding van een zeer kunstig vogelnestje door V.B. meegebracht. Lamartine, door de prachtige platen van een bijbel, een erfstuk uit zijne familie, opgewekt, begeerde het H. Land te zien, hij bezocht het en schreef zijne ervaringen en opmerkingen in een boeiend werk in 4 deelen Voyage en Orient (Reis naar het Oosten). Byron, de lievelings-dichter dier dagen, beweegt zich bij voorkeur in Griekenland en 't Oosten. Lady Montague hier is bedoeld Lady Mary Wortley Montagu (zonder e) eene Engelsche dame van grooten naam en veel geest, die brieven schreef, zoo als alleen Mad. de Sévigné dat vermocht. Haar echtgenoot was 1716-1718 Engelsch ambassadeur in Turkije. Zij vergezelde hem naar Constantinopel en beschreef met buitengewoon talent, wat niemand vóór haar kon doen, hetgeen zij door haar eigenaardige positie te zien kon krijgen. ‘Ongebogenstralen’ woorden uit ter Haar, Het klooster op den St. Bernard, in Sept. 1839 verschenen. Meleager en zijn houten dubbelganger. Meleager, de beroemde held der oudheid, was de zoon Van Oeneus, koning van AEtolië en van Althaea dochter van Thestius. De schikgodinnen waren bij zijne geboorte tegenwoordig en de derde, Atropos, voorspelde, dat hij zóo lang zou leven, als een stuk hout, dat zij juist op het vuur zag liggen. Zijne moeder greep het haastig weg, bluschte het en bewaarde het zorgvuldig, maar toen Meleager eens een schitterende overwinning behaald had en zijn beide ooms van moederszijde had gedood, greep de moeder het stuk hout en wierp het in de vlammen, waarna Meleager onder duldelooze smarte stierf. Voluptas tragica, lat. tragische wellust, genot door een | |
[pagina 320]
| |
treurigheid-wekkende aandoening der zenuwen, gelijk bv. bij het zien van een treurspel, verwekt. Hesperiden, de Grieksche mythologie verhaalt, hoe Hercules naar den tuin der Hesperiden (Spanje) ging, om daar de gouden appelen te stelen, hetwelk hem gelukte, hoewel deze door een draak bewaakt werden. De Gelukkige Vallei, eng. the happy valley, een dal in Abyssinië, beschreven in Rasselas, een roman in proza door dr. Johnson. Eblis, het hoofd der gevallen engelen, die zijn opstand begon, bij de schepping van Adam: op Gods bevel brachten allen hulde aan Adam, maar Eblis weigerde. Het eiland van Prospero is een onbewoond, betooverd eiland, waar Prospero, hertog van Miliaan (in Shakespeare's treurspel de Storm) met zijne dochter Miranda aan land wordt geworpen. Het paradijs van Mahomet, beschreven in Paradise and the Peri (zie boven) had gouden poorten en de wachthebbende engel hield den kristallen slagboom gesloten om de onheiligen te keeren; het Eden der H.S. werd bewaakt door een Cherub met een vlammend zwaard. ‘Nederdalende uyt den hemel’ enz. Openb. XX1: 2 waar Johannes getuigt: ‘Ik zag eenen nieuwen hemel en eene nieuwe aarde, een nieuw Jerusalem’ enz. De woning in de lucht: Num. 27, vs. 12, waar God aan Mozes beveelt op den berg Abarim te klimmen, om het land te zien, dat Hij den kinderen Israëls had gegeven. Onwillig laten omhoog voeren, niet juist: de schildpad wilde leeren vliegen en vroeg den arend haar dit te leeren, de arend betoogde, dat dit in strijd was met de natuur van de schildpad, deze hield vol, de arend nam ze op en liet haar onderweg op een stuk rots te pletter vallen. Jacobs ladder, de ladder, die Jacob op zijn vlucht in een droom zag en die tot den hemel reikte, terwijl de engelen op en nederdaalden. Verloren Paradijs.... herwonnen Paradijs, tevens de titels van twee wereldberoemde gedichten van Milton: Paradise lost en Paradise regained. Donders van Demosthenes, de heftige redevoeringen die de welsprekende Demosthenes hield, om zijne landgenooten te | |
[pagina 321]
| |
waarschuwen tegen Philippus van Macedonië en die men philippica noemt; daarnaar heet elke heftige rede ook een philippica. Ligarius was pro-consul van Afrika, hij streed ten gunste van Pompejus, maar kreeg genade, toen Caesar overwon. Toen men hem daarna toch ten onder wilde brengen, hield Cicero eene prachtige rede, die nog bestaat (Cic. pro Lig.) waarin hij zijne onschuld betoogde en zijne vrijlating verwierf. Cicero heette eigenlijk Marcus Tullius, maar hij werd genoemd naar zijn bijnaam Cicero, d.i. met den erwt (op den neus). De in het stof wentelende Hecuba. Hecuba, de tweede vrouw van Priamus, koning van Troje, jammerend als bijna al hare kinderen door den vijand gedood worden, zelfs de dappere Hector haar oudste zoon; jammerend als zij, krijgsgevangen, ten deel valt aan Ulysses, dien zij haatte en verfoeide; jammerend als op den Thracischen Chersonesus (een schiereiland ten westen van den Hellespont), de geest van Achilles vordert, dat Hecuba's dochter Polyxena zal worden opgeofferd, om aan de Grieken een veiligen terugtocht te verzekeren; jammerend als het lijk van haar zoon Polydorus aan land spoelt. Thraso is een blufferige kapitein, die in den Eunuchus (het Moortje) bij den blijspeldichter Terentius voorkomt. Nausikaä was de dochter van Alcinous, koning der Phaecaeers, die Ulysses bij zijn schipbreuk vriendelijk ontving en opvroolijkte en die later, gelijk Aristoteles verhaalt, met Ulysses zoon Telemachus trouwde. Eunika? De zangen van Menalcas en Damoetas: Menalcas is een herder, die in de Eclogae (herderszangen) van Virgilius en in de Idyllen van Theokritos voorkomt. Dante, eigenlijk Dante Alighieri (1265-1321) te Florence beschreef in de ‘Goddelijke Comedie’ met de grootste uitvoerigheid de Hel, het Vagevuur en het Paradijs en het eerste zelfs met zooveel verschrikkelijkheid, dat men van hem verhaalde, dat hij inderdaad in de hel geweest was. Het heerlijk gedicht is in alle talen vertaald, ten onzent o.a. door Hacke van Mynden (niet in den handel), gedeeltelijk door Ten Kate, mede door Thoden van Velzen, door A.S. Kok, en het laatste door Mr. Joan Bohl, die het werk bovendien met zeer uitvoerige noten uitgaf en wiens vertaling reeds een derden druk beleefde. | |
[pagina 322]
| |
Racine (1639-1699), een der grootste dichters uit den bloeitijd der Fransche letterkunde, schreef (pseudo)-klassieke dramas en bleef dus ver van het alledaagsche, platte, lage of gemeene, wat naar de moderne opvatting van kunst op het tooneel wordt toegelaten, naar het beweren der allermodernsten alleen en uitsluitend op het tooneel thuis behoort. Schotland's Meistreel is Walter Scott, die in schoone verzen en boeiende romans de glorieën van het Schotland der Middeleeuwen met de heerlijkste levendigheid en prachtigste voorstellingswijze tot ons heeft gebracht. Goethe's Ifigenia, den geest van een jong leven in een beeld der oudheid geblazen, (hgd. Iphigenia auf Tauris), het meest volmaakte kunstwerk, dat Goethe in zijn lange leven schiep, het is eene welgeslaagde poging om een Grieksch treurspel zoo om te werken, dat het den Duitscher als den arbeid van een landgenoot voorkwam. Goethe heeft dit drama van Euripides aanmerkelijk gewijzigd, maar ook in de schoonste verzen gesteld, die wellicht ooit in Duitschland zijn geschreven. Men kan gerust getuigen: als Euripides een Duitscher was geweest en in het laatst der vorige eeuw had geleefd, zou hij zóó geschreven hebben. Hooft's luit.... Florence, de schoone liederen door Hooft gedicht, onder den invloed van zijn bezoek aan Italië en de Italiaansche meesterstukken. Vondel.... Kerstnacht, nl. de reien uit den Gijsbrecht, waarvan er een vroeger in alle bloemlezingen stond: nl. de Rey van Klaerissen, maar de Rey van Amsterdamsche Maeghden, zoowel als de Rey van Edelingen huldigen alle mede den ‘Kerstnacht’; de eerste is de beroemdste, aanvangende met de regels: O Kersnacht, schooner dan de daegen,
Hoe kan Herodes 't licht verdraegen,
Dat in uw duisternisse blinkt, enz.
Van Haren's.... schoone dagen, dat is het gedicht de Geuzen van Onno Zwier van Haren, hoewel ook Willem's Lof van Friso niet onvermeld moet blijven, waar het er op aan komt, den roem van het voorgeslacht in de 16e eeuw en 't begin der 17e te verheerlijken. Bilderdijk, de Ondergang der eerste Wereld, niet juist het beste, wat hij ons heeft nagelaten, al staat het oneindig hooger dan de ‘Ziekte der Geleerden.’ | |
[pagina 323]
| |
Tollens onder zijne kinderen, nl. de huiselijke poezie van Tollens, waar hij het eerste lachje van een zijner kinderen en het eerste tandje van een ander bezingt, zaken', waarvoor we iets gevoelen, als het vrienden betreft, maar die ons volstrekt koud laten bij vreemden. Hier zien we weer, hoeveel onze tijd verschilt van dien voor vijftig jaar. De conventioneele bewondering van dichters heeft bij ons afgedaan: dat mag verlies zijn voor de dichters, het is winst voor de waarheidsvrienden. Aristoteles verbroedert zich met Shakespeare, dat is al heel sterk: Aristoteles de man van de regels en voorschriften, de man van de theorie en Shakespeare de man, die gevoelde, dat een kunstwerk moet zijn, zóoals het genie het begrijpt; Aristoteles, die alles naar regels ordent en beoordeelt en Shakespeare, die niets van regels weet of wil weten. Voor het laatste is er geen duidelijker voorbeeld, dan wat Hamerling ons geeft in Aspasia: Pericles en een dichter vragen aan Ictinus, den gezel en vriend van Phidias, waarom zij de zuilen voor den nieuwen Tempel zóó en niet anders hebben gevormd. En het antwoord luidt alleen: ‘omdat het tegendeel leelijk en afschuwelijk en onverdragelijk zou zijn!’ De echte kunstenaar geeft in zijne kunst weder, wat hij denkt en gevoelt en zóo als hij het denkt en gevoelt, zijn vrije natuur zou zich aan geen voorschriften storen. Socrates met Mirabeau, immers Socrates (470-399 v.c.) zocht niet naar de waardeering of huldiging van de groote menigte, maar verkondigde alleen, wat hij op goede gronden voor waarheid hield; Mirabeau 1749-1791 schoof eenvoudig zijn adellijken titel ter zijde, deed zich geweld aan, anders te denken dan zijn voorvaderen en werd hierdoor de man van invloed en gezag, gedragen op de schouders van datzelfde volk, dat hij vroeger als oneindig ver beneden hem staande, had geoordeeld. Horatius met Victor Hugo, in Quintus Flaccus Horatius † 8 v. C. de dichter van lage geboorte, de wankelmoedige, lafhartige en teergevoelige, de navolger van Pindarus en Anakreon, de hoogbegaafde dichter, die bloeide in en door de gunst der grooten, (o.a. Maecaenas) vooral der vorsten (Augustus) en Victor Hugo de edelman, stoutmoedig, onwrikbaar, oorspronkelijk, de hervormer van het Fransch tooneel, de verklaarde tegenstander der regeering, vijand van den vorst en zelfs langen tijd verbannen. (1802-1885.) | |
[pagina 324]
| |
Quinctilianus met Jean Paul (of Quintilianus), Marcus Fabius Q. † 35 v. C. de man van de theorie, die leeraarde over welsprekendheid en de oorzaken van haar verval, de onderwijzer altijd en overal, de onderdanige gunsteling der vorsten en Jean Paul (Friedrich Richter), (1763-1825) de groote humorist de man van de werkelijkheid, die ook de meest afgetrokken denkbeelden op de helderste en eenvoudigste wijze wist te behandelen. Anch' io, ital. anch' io son pittore (ook ik ben schilder), men verhaalt, maar vindt nergens bewezen, dat Correggio (1494-1534) de beroemde Italiaansche schilder in 1517 of 1518 te Bologne voor eene schilderij van Raphaël, de H. Cecilia voorstellende, deze woorden zou hebben gesproken. De H. Cecilia was vroeger in de kerk S. Giovanni i Monti, maar in 1518 was die hoogstwaarschijnlijk nog niet te Bologne en het moet nog bewezen worden, dat Correggio, wiens leven men met zooveel verhaaltjes versierd heeft, ooit te Bologne geweest is. De geschiedenis kan ontstaan zijn door de omstandigheid, dat Correggio in zijn H. Martha een beeld heeft, dat een afspiegeling schijnt van den Paulus op Rafaëls H. Cecilia. Bossuet (1627-1704), R.C. godgeleerde, een der beroemdste kanselredenaars en historie-schrijvers, werd in 1681 bisschop van Meaux en maakte zeer talrijke bekeerlingen. Fenelon (1651-1715), eigentlijk François de Salignac de Lamothe, geboren te Fenelon, in 1695 aartsbisschop van Cambray (Kamerrijk). Chrysostomus (lett. Guldemond), een der beroemdste kerkvaders en de beroemdste redenaar der oudheid, in 347 te Antiochië geboren. De ziener van Patmos, de apostel Johannes, die op het eiland Patmos, de verschijning van Jezus Christus ontving, door hem in zijn boek de Openbaring beschreven. Klopstock (1724-1803), Duitsch dichter, bezong in den ‘Messias’ de geschiedenis van Christus van den intocht in Jeruzalem tot op de Hemelvaart. Yorick op een klein paardje. De Grieken gewaagden van het gevleugelde dichterpaard Pegasos, waarmede de dichters op den Helikon kwamen; de sch. die den klassieken ernst als het hoogste beschouwt, laat nu den modernen humorist Sterne een ‘klein’ paard berijden, als om hem daarmede een lageren rang aan te wijzen. Een pijl, doorden wind opgenomen. Laurence Sterne | |
[pagina 325]
| |
de Engelsche humorist van wien we vroeger spraken, heeft zijn onsterfelijkheid te danken aan twee kleine werken: de Sentimental journeyGa naar voetnoot1) en Tristram ShandyGa naar voetnoot2); het eerste bestaat uit verhalen, die geregeld afloopen en hoewel bij elkander behoorende, toch ieder op zich zelf compleet zijn. Het laatste is eene soort levensbeschrijving, waarin de schrijver onafgebroken afdwaalt, na enkele bladzijden den draad der geschiedenis weer opvat en die onmiddellijk weer laat vallen. Een enkel woord aan uw radde lippen ontvalt enz., in den Tristram Shandy komen nog al eens zonderlinge geschiedenissen en rare praatjes voor; men was in 1759, toen het boek het eerst verscheen, nog niet zóo kieskeurig op woorden en verhalen als een kleine eeuw later; toen gold, wat Bilderdijk zei: In woorden zoekt men weer te geven
Wat men aan deugd verloren heeft.
en men vergat de spreuk der ouden naturalia non sunt turpia (natuurlijke dingen zijn niet schandelijk).Ga naar voetnoot3) Kom, bij 't vuur enz., regels uit een vers van dien tijd. De uitdrukking van een warm godsdienstig gevoel, in een vorm, die niet al te streng of somber was.’ Ziedaar de karakteristiek, die de schr. zelf van zijn werk geeft. De richting van dien tijd was, dat de literatuur een zedelijke strekking zou hebben, de kunst trad daarbij geheel op den achtergrond of liever daarnaar werd minder gevraagd. Men genoot den Montigny, omdat er op de Spanjaarden werd gescholden, men loofde Helmers, omdat hij de Nederlanders prees, men verhief Tollens om zijn gemoedelijke huiselijkheid, maar naar de waarheid der voorstelling, de juistheid der uiting, de schoonheid van den vorm, de levendigheid der schepping, daarnaar werd niet gevraagd. | |
[pagina 326]
| |
Nog is het, voornamelijk in burgerkringen, waar men slechts nu en dan een boek ter hand neemt en hoogst zelden den schouwburg bezoekt, regel, dat men alleen die letterkundige werken ‘mooi’ noemt, waarin de deugd beloond en de ondeugd gestraft wordt. Er moet volgens hunne meening, uit een roman of een drama iets nuttigs te leeren zijn, er moet een zedelijke strekking in liggen, anders zijn ze niet voldaan. De kunst hervormt echter op andere wijze dan de zedenmeester; zoomin als de schilder of de beeldhouwer ‘zedelijke strekking’ behoeft te geven, om kunstwerken te leveren, zoo min behoeft dat de dichter in proza of in verzen te doen. Taco H. de Beer. |
|