Noord en Zuid. Jaargang 17
(1894)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Verscheidenheden.Eene duistere plaats bij Vondel.'s Lands treurspel weêr verjaert: om wiens gedoemde trouwe.
Als weeu of wees, in rouwe,
Bedruckt en troosteloos, treurt Hollands goê gemeent,
Op Grootvaêrs koud gebeent.
Aldus de eerste strofe van het Jaargetijde van wijlen heer Joan van Oldenbarneveld, vader des vaderlands, van J. van den Vondel. Waarop heeft in den eersten regel wiens betrekking? De bedoeling schijnt mede te brengen, dat het betrekking heeft op Grootvaers: immers van wiens trouw is hier anders sprake dan van die van Oldenbarnevelt? Intusschen, uit een oogpunt van stijl dunkt mij dat al zeer vreemd. Een betrekkelijk voornaamwoord slaande op een woord, dat eerst drie regels later volgt! Met recht zoude men zeggen van een dusdanigen zinbouw, wat Van Lennep van sommige zijner eigen versregels zeide: die regels zitten in den knoop. Mij komt het voor, dat Vondel zich aan een Latinisme heeft schuldig gemaakt, en dat wiens gebezigd is in de plaats van: jegens hetwelk. Het woord slaat dan terug op lands. Men zoude den eersten regel m.i. aldus in ondicht kunnen overbrengen: ‘Weder verjaart het treurspel van het land, om de gedoemde trouw jegens hetwelk,’ enz. Stellig is wiens dan een Latinisme. Doch bij onze zeventiende-eeuwers zijn Latijnsche zinwendingen niet schaarsch. Ook wij zeggen: ‘De vreeze des Heeren is het begin van alle wijsheid.’ En in het bekende rijmpje heet het: ‘Om de liefde van de smeer, Likt de kat de kandeleer.’ In het eerste geval is des Heeren gebezigd in plaats van voor den Heer, in het tweede van in plaats van voor. Dat, hadde Vondel in het Latijn geschreven, hij zich aan geene ongeoorloofde | |
[pagina 96]
| |
constructie zoude hebben schuldig gemaakt, kan o.a blijken uit de volgende woorden uit een brief, door Hugo de Groot aan zijnen vader gericht, aangehaald in De Gids 1893, III, 254: ‘Ego non desino omnibus mihi recte volentibus Patriam commendare, cujus amorem mihi nullae unquam injuriae extorquebunt.’ Mr. C. Bake. | |
Verkeerd gebruik van den onvolmaakt verleden tijdGa naar voetnoot1),Het is opmerkelijk, hoe verslaafd sommige schrijvers, vooral in nieuwsbladen, zijn aan den onvolmaakt (of onvoltooid) verleden tijd. Alleen als het verhaal of bericht den lezer verplaatst in den tijd, waarin iets geschied is, het verleden voorstelt als tegenwoordig, kan die tijd gebezigd worden. In de volgende gevallen komt alleen de volmaakt (of voltooid) verleden tijd te pas: Een boek als het hier bedoelde, leest men niet zonder de noodige voorbereiding. Maar wie deze verkreeg, hij zal met groot genot en met veel vrucht het werk ter hand nemen. In de hier volgende gevallen had de meer dan volmaakt (voltooid) verleden tijd gebezigd moeten zijn: De Rotterdamsche politie heeft eene 25jarige vrouw gearresteerd, die eergisteren nacht op den Coolsingel een heer van zijn gouden horloge beroofde, C.B. |
|