Noord en Zuid. Jaargang 17
(1894)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Van Koetsveld's schetsen uit de pastorij te Mastland. (9e druk).VIII. De RingbroedersGa naar voetnoot1).106. Gedroogde en gezulte boonen. - De culinaire vergelijkingen mogen niet van de verhevenste soort wezen, deze is ongetwijfeld door gullen humor ingegeven, en - pakkend. Grijze broeders. - De oudere predikanten rijden in (gesloten) rijtuigen ter ringvergadering, de jongere in (open) speelwagens. 107. Praetor (Latijn): veldheer, opperrechter, stad- of landvoogd, voornaamste magistraats persoon naast de consuls (in 't oude Rome); hier: Voorzitter der vergadering. Zekere boekjes uit den tijd der organisatie. - Met den tijd der organisatie wordt bedoeld het jaar 1816, toen Willem I bij Koninklijk Besluit de zaken der Ned Hervormde Kerk wettelijk regelde. Ook aangaande de inwendige regeling van de godsdienstige aangelegenheden betoonde Z.M. veel belangstelling. Niet onwaarschijnlijk was | |
[pagina 48]
| |
het onder Z.M. invloed, dat ‘zekere boekjes’ verschenen, waarin het nut der ringvergaderingen betoogd werd. Mundus vult decipi (Lat). - De wereld wil bedrogen worden. Decipiatur ergo, voegt men er doorgaans aan toe; d.i.: derhalve moet men ze maar bedriegen. 108. Miscere utile dulci. - Het nuttige aan het aangename paren. 110. De kerkelijke en armenwetten, die hem niet geleerd zijn. - Ook hieruit blijkt, hoeveel vóór 1830 aan de opleiding onzer predikanten ontbrak. Annus gratiae. - jaar van gratie. - Het is der predikantsweduwe vergund, een jaar lang de pastorie te blijven bewonen, en al de inkomsten aan het predikambt verbonden te blijven genieten. Vermogende weduwen doen meestal afstand van dat recht; vermogende gemeenten plegen het af te koopen. 113. De ongunstige zin van het woord liberaal. - Men bedenke, dat liberaal op staatkundig en op godsdienstig gebied twee zeer verschillende zaken zijn. De afscheiding in onze kerk. - In het jaar 1834 en later hebben vele Calvinisten in ons land onder leiding van De Cock en Scholten zich van de Ned. Herv. Kerk afgezonderd en den naam Afgescheidenen aangenomen, die thans veranderd is in dien van Christelijk-Gereformeerden. Zij deden dit, dewijl de meerderheid der Hervormden in Nederland afgeweken waren van de gestrenge Calvinistische stellingen. Voorbeschikkings-, voldoenings- en inspiratieleer hebben dezen laten varen, terwijl zij nochtans meenden lid van de Ned. Herv. Kerk te kunnen blijven. Met dezulken konden de Calvinisten niet in één huis samenwonen. Vandaar hunne afscheiding. Vóór 1836 door de Regeering vervolgd als ‘kweekers van onrust of rustverstoorders,’ werd na dit tijdstip de Christelijk-Afgescheiden kerk door koning Willem I en diens opvolgers erkend. 116. Het recitatief zingen. - Recitatief (in opera's en oratoria) is spreekgezang, ‘eene in tonen gedeclameerde rede, zonder bepaalde maat en rhythmus, waarbij enkel de hoogte en diepte der tonen voorgeschreven is, terwijl de grootere of kleinere waarde der noten, het meer langzame of snelle in tempo, aan de opvatting van den zanger wordt overgelaten.’ Het narcotische. - Narcotisch beteekent bedwelmend, verdoovend, slaapverwekkend. Nu werkt de koffie integendeel opwekkend, eerder den slaap verdrijvend. De schrijver vergist zich dus: hij zal de | |
[pagina 49]
| |
eigenaardige kracht der caffeïne bedoeld hebben, gepaard met het door het branden ontwikkeld wordende aroma. 117. De laatste boekzaal. - Hier wordt bedoeld: De Boekzaal der Geleerde Wereld, welbekend maandschrift, in 1692 door P. Rabus begonnen onder den titel: De Boekzaal van Europa, later, tot zijn einde in 1863, vooral in kerkelijke kringen veel gelezen wegens zijn beoordeelingen van godgeleerde werken en zijn kerknieuws. Dikwijls kortweg de Boekzaal genoemd. 118. Cum annexis - met hetgeen er bij behoort, d.i. doorgaans een gehucht of buurt. Deze drie bladzijden over collega Marklan zijn met talent geschreven: humor en gevoel strijden hier om den voorrang. 119. Men beroept er een predikant, d.w.z. geen proponent, zooals op kleinere plaatsen. Bruikbare specie. - Hier, evenals op blz. 115 geeft de schrijver merkwaardige blijken van zelfkennis. En waar hij elders den zedelijken moed heeft om eigen gebreken en tekortkomingen onbemanteld te erkennen, schroomt hij hier niet te vermelden, wat er goeds in hem is. Mevrouw Falk. - De vrouw van een doctor in de godgeleerdheid; de echtgenooten van gewone dorps- en stadspredikanten werden in 1840 nog Juffrouw genoemd. 120. Der vrouwen verschuldigd. - Der vrouwen, datief meervoud, volgens Weiland. Den vrouwen, leeraarden De Vries en Te Winkel, evenals den mannen, den kinderen, ofschoon in geschrifte zeer weinig, in de spreektaal gelukkig nooit gebezigd. Wanneer zullen wij ook in dezen ‘natuur en waarheid’ huldigen? Een gestudeerd man. - Een der zeldzaam voorkomende adjectiva gevormd van zuiver intransitieve verl. deelwoorden. Nolens volens. - (Lat.) willens of niet willens, kwaad- of goedwillig. Zie het leerzame artikel Gestudeerd in Het Wdb. 121. Responsie. - In den regel doceert of dicteert de collegegevende professor. Maar tegen den tijd, dat de student promoveeren zal, moet hij respondeeren, d.i. antwoorden, het geleerde weergeven: hij moet responsie doen. | |
[pagina 50]
| |
IX. Het Huisbezoek.124. Onbestemde gesprekken. Niettegenstaande zeer vele onzer schrijvers onbestemd bezigen in den zin van Hd. unbestimmt, Ned. onbepaald, is dit woord toch, volgens Het Wdb., ‘zeer stellig als een germanisme te beschouwen,’ daar ons bestemmen een geheel andere beteekenis heeft dan Hd. bestimmen. 126. Op den bestemden dag. Bestemd is germanisme. Zie Van Dale ‘Verbeteringen en Aanteekeningen’ achter zijn Wdb. 1e druk i.v. bestemmen. Het folio-register. - Het lidmatenboek, in groot formaat; zie blz. 122 en 123. 130. De dagen van vrijheid en verlichting. De Fransche tijd. 132. Eene stomme figuur - (tooneel) een of meer personen, die op het tooneel optreden, hetzij als gerechtsdienaars, of als vertegenwoordigers van het publiek, zonder te spreken; doorgaans figuranten geheeten. De armen zijn verwilderd. Helaas, ja! Aan wie de schuld? Mijns inziens aan de predikanten, wier toespraken tot de gemeente in den regel te hoog zijn voor den vierden stand. Zij veronderstellen bij het gehoor èn te veel bijbelkennis èn een veel hooger peil van beschaving dan hun deel is. Men vergelijke hiermede, wat schrijver zelf blz. 159 vertelt van eene boerin (ik onderstreep). ‘Zij zag’ (en dit was nog wel in een gesprek) ‘met gevouwen handen vóór zich, en zat even eerbiedig, en verstond even weinig, als des Zondags in de kerk.’ Ten tweede maken de predikanten vooral in de groote steden veel te weinig werk van den persoonlijken omgang met hun gemeenteleden Trouwens het aantal predikanten aldaar is veel te gering. In Amsterdam hebben de R. Katholieken, ofschoon driemaal geringer in aantal dan de Protestanten, meer zielverzorgers dan dezen. 138. Pia vota (Lat.) vrome wenschen. | |
X. Mijn kleermaker en mijn smid.134. Kanefas. - Zekere katoenen stof; ruw lijnwaad, dat veel tot voering wordt gebruikt. | |
[pagina 51]
| |
Eene magt in den staat. - Deze schets is even geestig als waar. 135. Een Medusa-kop. - Medusa (Grieksche myth.), een afschuwelijk gevleugeld monster (een der drie Gorgonen) met slangenhaar en ijzeren klauwen. 136. De gordijnen van het voorhoofd. - Deze beschrijving van de tweeërlei vriendelijkheid is een stukje poëzie in ongebonden stijl, dat de schrijvers van anthologieën tot nu toe ontgaan schijnt. Of heeft het slot (‘als met de el toegemeten.... als een aalmoes uitgereikt’) met zijn drieërlei beelden, die elkaar verzwakken, den gunstigen indruk uitgewischt? 137. Van der Kemp, Smijtegeld, Hellenbroek en Groenewegen. - De vaderlandsche kerkgeschiedenis kent verscheidene predikanten, die de namen v.d. Kemp gedragen hebben. (1702-1830). Welke hier bedoeld wordt, is niet uit te maken. - Abraham Hellenbroek, geb. 1658, was een Voetiaansch godgeleerde, tevens uitstekend kanselredenaar. - Smijtegeld en Groenewegen hebben bundels leerredenen uitgegeven, die vaak herdrukt zijn, en nog onder de Calvinisten hun lezers vinden. 138. De bondzegelen van de vrije genade, enz. - Voor hen, die in de terminologie van het Calvinisme niet ingewijd zijn, stippen wij hier enkele punten aan. De bondzegelen der vrije genade, het Heilig Avondmaal - Het Nieuwe Verbond toch wordt het verbond der Genade geheeten in tegenstelling met het Oude Verbond, dat het Verbond der Werken wordt genoemd. Zie o.a. Coccejus: Summa doctrinae de foederi Dei, d.i. Al de leeringen aangaande de verbonden van God. - Mijn borg, Jezus. - Baäl, de hoogste mannelijke godheid der Philistijnsche en Phenicische volksstammen. - Een prediker van eigengerechtigheid, die niet vóór alles streeft naar het deelgenootschap aan den zoendood van Christus, maar zijn zaligheid meent te kunnen verwerven ook door zijn goede werken (Verg. blz. 147). 140. O Vreemdeling in Jerusalem. - Zinspeling op Lucas XXIV:18. 141. Socinianen en Arminianen. - De eersten zijn genoemd naar Laelius en Faustus Socinus, neven, geboren in 1525 en 1539 in Italië. De Socinianen verwerpen het leerstuk der H. Drieëenheid, als in strijd met het gezond verstand en met de H. Schrift. - De Arminianen of Remonstranten zijn genoemd naar Jacobus Arminius, eig. Jac. Harmensen (1560-1609). Zij verwerpen de leer der praedestinatie of voorbeschikking. | |
[pagina 52]
| |
Liedjes over de waarde van den sterveling,... voor allen gestorven is. - Toespeling op een der Evangelische gezangen bij de Ned. Herv. Kerk in gebruik, waarin deze regels voorkomen: O sterveling, gevoel uw waarde!
..............
Uw hart is veel te groot voor de aarde:
Gij leeft voor de eeuwigheid.
Dit gevoel van eigenwaarde nu is in strijd met het Calvinistische begrip, dat de mensch door den zondeval volslagen doemwaardig is voor God. De Calvinisten zingen in de kerk niet dan psalmen, en noemen de Evangelische Gezangen schimpend liedjes. 142. Dezelve stond op den hoek van een.... dijk. - Hier is dezelve gebezigd, omdat hij op smid zou slaan, terwijl de hoefstal bedoeld wordt. Wij zouden in plaats van dezelve zeggen: die stal of die hoefstal. - Nog een dezelve, minder te verdedigen, is te vinden blz. 148, r. 10. 143. Kinderlijk ontzag voor grijze haren. - Bilderdijk geeft het negatief van deze photografie in zijn: De grijsheid vergt ontzag als 't kenmerk van verstand:
Ontbreekt dit, ze is geen krans op holle bekkeneelen;
Geen zilveren bloesemglans der trage wijsheidsplant,
Maar nietig distelvlas, waarmee de winden spelen.
145. Wat klaagt een levendig mensch?... zijne zonden. Klaagliederen van Jeremia, III:39. 146. Christus gepredikt onder een bedeksel. - Philippensen I:18. 147. Ieder naar zijn bijzonderen aard toespreken. Zie het aangeteekende blz. 68 bij een uitgewerkte gebijzonderde toepassing. 148. De liefde gelooft en hoopt alle dingen; zij denkt geen kwaad. I Corinthen XIII:7. De dwaasheden der afgescheidenen. - In de eerste tijden (1834) werden de Afgescheidenen door de Regeering vervolgd en door andersdenkenden bespot. Vandaar wellicht dit min of meer subjectieve oordeel van den schrijver dezer Schetsen, die in '34 of '35 geschreven werden. 149. Uitwendig ingetogen. - Beide het bijwoord en het bijvoeglijk naamwoord zijn hier in figuurlijke toepassing (in overdrachtelijken zin) gebezigd. Vergelijk een regel verder: ‘dien uitwendigen dwang.’ | |
[pagina 53]
| |
XI. Het aannemen van lidmaten.151. Een ander heeft geplant.... den wasdom gegeven. Omwerking, voor de gelegenheid pasklaar gemaakt, van I Corinthen 3: 6. De driesprong van Hercules. - Zie het aangeteekende bij blz. 66, aldaar bij Een gevaarlijke driesprong. 153. De Veterane - De oudgediende. 154 Wâre dominé. - Dit wâre (spr. waere) is vaak (en ook hier) niet veel meer dan een stopwoord. Het is een verkorting van: niet ware? = is het niet waere? en wordt op de Zuidhollandsche eilanden veel gebruikt. - Verg. ook: Van de Schelde tot de Weichsel, I, door Joh. A. en L. Leopold, alwaar het blz. 205 evenzeer als stopwoord voorkomt, in Ridderkerksch dialect. 155. Met meesteren kwijtgeraakt, d.i. met dokteren. In veel streken in Holland, ook in Amsterdam in kleinburgerkringen, heet de geneesheer de meester. (Zie ook blz. 197.) 156. Sergie - Zekere lichte gekeperde wollen stof. Figileerde - lees vigileerde = zich beijveren. Een vijfje. - Een vijfstuiverstukje, een kwartje. De groote armen. - De bedeeling van wege het burgerlijk armbestuur. 157. Zalig zijn de reinen van harte. Mattheus V: 8. Heele gemeene kisten. - Zooals bijna altijd in de spreektaal wordt ook in de schrijftaal het bijwoord heel vaak als bijv. nw. verbogen. Boer is een stand hooger dan arbeider. - Dat is op de Holl. eilanden. Maar in de Betuwe zijn de boeren de ‘Koningen van het land.’ 158. Bezet. - verlegen. Er mede bezet zijn. - Toestand van zenuwachtige beklemdheid. De dubbele Hellenbroek. - Abraham Hellenbroek (verg. het aanget. bij blz. 137; ald. Van der Kemp, Smijtegeld, Hellenbroek), behaalde grooten roem door zijn ‘Voorbeeld der Goddelijke waarheden voor eenvoudigen, die zich bereiden tot de belijdenis des geloofs,’ een boekje dat dertig maal gedrukt werd. Het verscheen in 1706, en werd in 1759 uitgebreid, waarna het den naam ‘Groot-Hellenbroek’ (in Mastland den dubbelen H.) ontving, ja, het werd in 1798 door zekeren D. van Wijngaarden op rijm gebracht. Het meisje is er zoo kreen over. - Kreen op iets zijn beteekent: | |
[pagina 54]
| |
kieschkeurig zijn, erg zindelijk, maltentig netjes. Hier beteekent het: boos, nijdig. 162. Dat korte moederwoord.... vermaningen. - Let op den menschenkenner. Die algemeene bemoeizucht.... iets goeds ten grondslag. De ware wijsheid is hierin gelegen, het goede te kunnen onderkennen in wat oogenschijnlijk slecht is. 163. De warme ijver moet warmer worden,... vindt. - Is dat waar? Dreig, zoo het noodig is! - Aan de tafel der nieuwe lidmaten? Ik ben maar een leek, en durf hier niets dan een vraagteeken plaatsen. | |
XII. Armenzaken.166. Over den Catechismus prediken. - Nl. den Heidelbergschen catechismus, die op last en met medewerking van Frederik III, keurvorst van den Palz, door Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus opgesteld, in 1563 uitgegeven en door de Synode te Dordrecht (1618) als belijdenisschrift der Nederl. Herv. kerk aangenomen werd. 167. Etende met verheuging en eenvoudigheid des harten. Hand. II: 42-47. 168. Hoe menige opgewekte stemming.... niet te huis. De bedoeling is: ik verliet den kansel in een opgewekte en blijmoedige stemming; maar de murmureering dier armen, welke beweren dat zij in den onderstand verzuimd worden, ontnam mij mijn opgewektheid. 171. Salomo's eerste recht. - I Koningen III: 16-28. 174. De regelen van Bartjens. - Bartjens, een onderwijzer, die in het begin der 17e eeuw eerst te Amsterdam en vervolgens te Zwolle aan het hoofd stond eener school, heeft zich een grooten naam verworven door een rekenboek, dat een halve eeuw geleden nog veel in ons vaderland werd gebruikt. Vondel heeft het portret dat den titel van het tweede deel versierde, van een dichterlijk bijschrift voorzien. - Bartjens leeft nog spreekwoordelijk voort. Talitur qualitur. - Een aardigheidje van den predikant, om het door meester Baljon een weinig geradbraakte latijn in dien basterdvorm weer te geven. Het moet zijn: taliter qualiter, en beteekent: maar zoozoo, middelmatig, eenigszins. In het gegeven verband is | |
[pagina 55]
| |
de bedoeling: Baljon zou, zoo goed en zoo kwaad als 't ging, wel rekening doen. 180. Professorale dictata. - Verhollandscht: professorale dictaten. Vele professoren dicteeren hunne lessen in plaats van te doceeren. In Klikspaans Studentenleven I wordt zoo'n professor met niet onaardige woordspeling een dictator genoemd. Wet van 1818, domicilie van onderstand, acte van indemniteit. - ‘Onder de werking van de Staatswet van den 28 November 1818 op het armwezen was de zelfstandigheid der diakonieën grootendeels verloren gegaan, zoodat zij op vele plaatsen slechts de uitvoerderessen van den wil der gemeentebesturen waren geworden. Door verschillende Koninklijke besluiten en door provinciale en gemeentelijke verordeningen was de genoemde wet ook op de diakonieën toegepast, zoodat deze haar karakter als kerkelijke instellingen van weldadigheid grootendeels hadden verloren. Waar de diakenen rekenplichtig gemaakt waren aan het burgerlijk bestuur, subsidiën van deze ontvangende, onder voorwaarde van alle armen te bedeelen, wier domicilie van onderstand viel binnen het territoir der kerkelijke gemeente, of welke hun door het burgerlijk bestuur ter bedeeling werden opgedragen, daar moest wel de armenverzorging ophouden een uitvloeisel te zijn van de vrije kerkelijke liefdadigheid.’ Aan dien toestand nu heeft men na 1834 aanhoudend getracht een einde te maken. ‘Het thans vigeerende Reglement op de diakonieën is in werking gekomen in 1857.’ In de vroegere burgerlijke wet op het armwezen was de geboorplaats het wettig domicilie van onderstand. In 1870 is de burgerlijke wet op het armwezen gewijzigd, en het domicilie van onderstand vervallen, zoodat het burgerlijk armbestuur in de gemeente, waar zich de arme bevindt, op de aanvrage van onderstand moet beslissen, zonder recht op restitutie. De eisch tot restitutie werd vroeger ingesteld door de zoogenaamde acte van indemniteit, d.i. schadeloosstelling. - Deze bijzonderheden zijn ontleend aan J. Douwes en Mr. H.O. Feith, Kerkelijk Wetboek. Die kleine armenwet. - Waarschijnlijk wordt hiermee de Wet van Nov. 1818 bedoeld. 182. De Staten. - De Gedeputeerde Staten. De kracht der Galvanische kolom. - Met G. kolom bedoelt v. K. hier de kolom of zuil van Volta. Zij bestaat uit schijven van zink, van koper en van met zwavelzuur doortrokken laken, bij regelmatige | |
[pagina 56]
| |
afwisseling opeengestapeld. De bovenste en de onderste schijf zijn de beide polen. Neemt men in iedere hand een der geleiddraden, die aan de palen verbonden zijn, dan gevoelt men een schok. Evenzoo gaat er als het ware een schok door een vrouwengezelschap bij het hooren van het woord ‘nieuws.’ | |
XIII. Het Sterfbed.184. De uitgang van het paradijs. Zie Genesis III: 23, 24. 186. De vrouw was er krak over. Krak = boos. V. Dale geeft deze beteekenis van krak niet. Het zal wel knak moeten zijn. Trouwens de beteekenissen van krak en knak schijnen eenigermate ineen te vloeien. Zie V.D. i.v. knak en krak. 188. Zich herhalen. - Germanisme, sich erholen. Zou weer op zijn verhaal komen niet beter zijn? Welgelukzalig.... wonen in zijn huis! - Berijmde Psalmen 65 vers 2. 190. Strenge kerkleer. - De Heidelbergsche Catechismus (Zie het aanget. bij blz. 166) 191. Nog met het vlammend zwaard, d.i. als bij de verdrijving van het eerste menschenpaar uit het Paradijs. Genesis III: 24. 192. Verloren Zoon. - Lucas XV: 18, 20. 193. Hoogwijze buurman. - Waarom wordt de buurman ironice hoogwijs, de vrouw daarentegen in ernst dwaas genoemd? Vermijde ik. - Deze vorm van den 1en pers. enkelv. v.d. onvolt. teg. tijd op e verdwijnt meer en meer. In kanselstijl komt hij nog voor, benevens in enkele geijkte uitdrukkingen. Welke? 197. De Meester, d.i de geneesheer. De natuurlijke mensch verstaat niet. Zie I Cor. 2: 14. 198. Alsof ik met hem stierve. - Dit klinkt - tijd, plaats en ersonen in aanmerking genomen zelfs - bijna theatraal. J.C. Groothuis. |
|