Noord en Zuid. Jaargang 17
(1894)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Zooals 't reilt en zeilt.Niet om iets nieuws te vertellen, doch om wat hier en daar in verschillende tijdschriften en boeken, die niet onder ieders bereik zijn, verspreid staat aangaande den oorsprong dezer uitdrukking bijeen te verzamelen en tot een geheel te verwerken, verzoek ik de Redactie een plaatsje in haar Tijdschrift. Wellicht zijn er ook nog lezers, wien de oorsprong en de geschiedenis van deze uitdrukking niet bekend is; voor hen hoop ik dan een niet onnut werk te verrichten met de mededeeling van het volgende. Zooals bekend is, wordt de uitdrukking vooral gezegd van een schip: men verkoopt een schip zooals het reilt en zeilt, d.i. zooals het daar is: met al zijn toebehooren (Van Lennep, Zeemanswoordenboek, bl. 175). In plaats hiervan kan men ook zeggen: ik koop een schip met zeil en treil, d.i. met al zijn toebehooren, later met zijn geheele tuig (ibid. bl. 229). Onder treil verstaat men eigenlijk de treklijn, doch vervolgens al het touwwerk (eng. trail); hierbij behoort een transitief wkw. treilen, d.i. een schip met een touw (treil) voorttrekken. Reeds vroeg was dit wkw. bekend: Kiliaen geeft het op als treylen, sax. siamb. Fune navem trahere; treyl-linie, sax. sicamb. Helcium; en treyler sax. sicamb. j. schuyt-trecker. Helciarius, qui fune navem trahit. Zie verder de woordenboeken van Mellema, Halma, Weiland, Oudemans en Van Dale, die het allen vermelden. In de 17de eeuw waren treil en het wkw. treilen zeer gewoon. Ten bewijze eenige plaatsen: G. Brandt in het Leven van De Ruiter B. VIII, bl. 437: 't geheele schip was uitgevaren, zeil en treil veroudt en vergaan, de boot verlooren; B. IX, bl. 495: om dat veele van zyne scheepen, door 't gevecht van vier dagen aan masten en stengen, zeil en treil zeer beschaadigt waren; B. XVIII, bl. 979: behalve dat 'er groote schaarsheit van zeil en treil was. - Vondel, Lof der Zeevaert, bl. 156: | |
[pagina 36]
| |
Van zeil, van treil, van roer, van snoer, van mast berooft.
Brederoo, Griane, vs. 1512: Wat noot wast had icker myn wagen, en paarden niet op verkoft,
Met de schuyt, mit seyl, mit treyl, mit riemen, mit bootshaken, mit de brie-doft.
De Geschaakte Cinthia, kluchtspel getrokken uit de Verwaande Krygsman van Plautus, 't 'Amsterdam, J. Lescailje 1688, bl. 63:
Zeil en treil is gereed; binnen een uur gaan we weder in zee.
Brandt, De Ruiter, B. II, bl. 42: derhalve beval de L. Adm. Tromp den Kapt. Jan Duim, dat hy de Ruiter zou treilen, of met een tou sleepen; bl. 94: dat de Kapts. Sweers en Adelaar, met hunne fregatten, twee van de onbezeilste koopvaarders zouden treilen, of sleepenGa naar voetnoot1). Met deze uitdrukking ‘met zeil en treil’ heeft men eene andere: ‘het schip zooals het reilt en zeilt’ in verband willen brengen. Van Lennep meent dat het het reilt eigenlijk moet zijn treilt, en men derhalve de t als afkorting van het lidwoord heeft beschouwd, waardoor een werkwoord reilen ontstond, eene meening die ook verdedigd wordt door Dr. Franck in zijn Etymologisch Wdb. i.v. treil, en eveneens te vinden is in den Navorscher, jaargang XXXV, bl. 377. Het bewijs voor deze afleiding ontbreekt bij allen, die haar verdedigen - het is eene bloote gissing, die de een den ander nagist. - Reeds meermalen heb ik, ook in dit tijdschrift, er op gewezen, dat men met raden, hoe vernuftig ook, geen stap verder kan komen bij de verklaring der spreekwoordelijke uitdrukkingen. De taal der vroegere schrijvers moet worden bestudeerd en de oudste gedaante worden opgezocht. Doen we dit, dan blijkt dadelijk, dat we in de uitdrukking, zooals zij thans luidt, eene verbastering hebben te zien van ‘het schip zooals het rijdt en zeilt.’ Dit is reeds meermalen aangetoondGa naar voetnoot2), doch men schijnt, blijkens het bovenstaande, er nog niet algemeen van overtuigd te zijn. Ook in Vercoullie's Etym. Wdb. wordt niet gewezen op dezen vroegeren vorm, doch gezegd: ‘reilen is opgemaakt uit met reilen en zeilen, waar reil d i. regel (als in reiltop) het primitief is van regeling.’ Ik moet hierbij opmerken, dat reil bij ons niet bekend is en in geen woordenboek | |
[pagina 37]
| |
wordt vermeld, dan in De Bo; en van de Vlamingen zullen wij onze zeemansuitdrukkingen toch wel niet hebben overgekregen. Reeds W.A. Winschooten heeft in zijn Seeman (Leiden 1781) de ware afleiding gevoeld. Hij toch zegt ‘met seil en treil dat is: soo als sij (de schuit) rijd en seild,’ waaraan Harrebomée (II, 334) de opmerking toevoegt, dat onze uitdr. ‘zooals het treilt en zeilt (of, zoo als men dikwijls hoort zeggen, reilt en zeilt) eene vergissing is voor rijdt en zeilt. Rijden toch wordt onder de zeelieden gezegd van een schip, dat voor anker ligt.’Ga naar voetnoot1). Dit laatste is volkomen juist; reeds in de middeleeuwen werd rijden in dien zin gebruikt, zooals blijkt uit Maerlants Spiegh. Hist. III4 25, 63 vlgg.: Een wederwint hevet ons vervaert,
Dat wi moesten anker scieten
Ende riden enter zee genieten.
En thans is voor anker rijden,’ van een schip gezegd, nog niet ongewoon (zie Ndl. Wdb. II, 491 en vgl. to ride at anchor). Niet alléén staande, doch in den regel verbonden met zeilen, vinden we dit werkwoord meermalen van de 16de eeuw tot nu toe. De oudste mij bekende plaats wordt aangetroffen in Roemer Visschers Brabelingh (editie 1669), bl. 86 (Het Seste Schock van de Quicken, 53): Om duysent gulden soo het rijt en zeylt
Is 't Schip dat Joris gekocht heeft geveylt.
Brederoo, Stommen Ridder, vs. 1438: Dat is een kapoen, zo hy rijt en zaylt, ghelaarst en ghespoort.
Y. Franssoons Giertje Wouters, Kluchts-wyse gespeelt op de Amsterdamsche Camer, Anno 1635, bl. 5: Ja dat mier is, ic blijf in den boel en in 't huys sitten so 't rijt en saylt.
Resolutien Vroed. 9 Mei 1650 (uit de registers van de Resolutien der Brielsche regeering): omme tot defentie van de vischerije in te coopen drye bequaeme schepen totten oorloch ende gebruyck op de Noortsee, soo deselve rijen ende seijlen. - En Signaten van Sandtwyck, dl. 1563-1567, fol. 158: een schip soe alst rijedt ende seijltGa naar voetnoot2). Er valt nu, dunkt me, na al deze plaatsen geenszins meer aan | |
[pagina 38]
| |
te twijfelen, dat onze uitdrukking ‘een schip zooals het reilt en zeilt’ eene verbastering is van ‘zooals het rijdt en zeilt.’ Hoe deze oorspronkelijke uitdrukking zoo is vervormd? Wèl, hoogstwaarschijnlijk door invloed van de uitdr. met zeil en treil, en door de zucht van het volk om de beide woorden te laten rijmen, teneinde daardoor deze spreekwijze gemakkelijker in het geheugen te bewarenGa naar voetnoot1). Amsterdam, 1894. F.A. Stoett. |
|