Noord en Zuid. Jaargang 15
(1892)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 284]
| |
Huygens gedichtenGa naar voetnoot1).‘Zoo wordt dan alles, wat Huygens van zijn groene jeugd tot zijn grijzen ouderdom heeft gedicht, thans uitgegeven’; aldus Dr. J.A. Worp in de inleiding, voor een zeer merkwaardig boek ‘De gedichten van Constantijn Huygens naar zijn handschrift uitgegeven’. Niet onwaarschijnlijk vraagt deze en gene: waartoe eene complete uitgave van Huygens' gedichten met inbegrip zelfs van de Latijnsche, Italiaansche en Fransche, en waarom niet liever een dunne bloemlezing met de stukken, die men nu nog mooi kan vinden en zoo ineens kan verstaan? Dat velen die uitgave niet kunnen waardeeren bij gebrek aan zaak- of vakkennis, is zeer verklaarbaar; dat eene bloemlezing zijn nut heeft is volkomen waar; wat we hier ontvangen, maakt eene bloemlezing volstrekt niet overbodig, maar is alleen bestemd voor hen, die volstrekt geen behoefte hebben aan eene bloemlezing en bij wie het lezen wat meer is dan een tijdverdrijf, of meer zelfs dan een ernstige bezigheid. Wie den dichter geheel wil verstaan, dient hem geheel te kennen in zijn leven, zijne werkzaamheid, zijne omgeving, zijne vrienden en betrekkingen, zóo alleen kan men doordringen in den geest des dichters. Iets anders is het, gelijk de bloemlezer wil, of men tevreden is met aan de oppervlakte te blijven hangen en een gedeelte van den kunstenaarsarbeid zonder groote inspanning en zonder eenige studie te genieten. Velen verkeeren in de meening, dat het voldoende zou zijn, woorden als bouwen, moffels en tuyten in eene noot door nieuwere woorden te verklaren, om Huygens te leeren verstaan. Dit is inderdaad het geval niet. Wie Eymael's voortreffelijke bewerkingen van een deel van Huygens gedichten heeft gelezen, moet hebben opgemerkt, dat het vervangen van een woord door een ander nog volstrekt niet voldoende is, om een schrijver verstaanbaar te maken. Neen, Eymael heeft allerlei bijzonderheden uit het leven en de betrekkingen van den dichter moeten opsporen, vóor hij de juiste beteekenis van enkele zinsneden kon vaststellen. Maar Eymael had een geheel ander doel dan Worp: de eerste wilde eenige der geestigste werken van Huygens leeren verstaan, de laatste wilde den geheelen Huygens doen kennen, zóo als deze zich afteekent in zijn dichterlijke werken. Daartoe moest in de eerste plaats eene volledige uitgave van Huygens' | |
[pagina 285]
| |
dichtwerken worden uitgegeven met opgave van alle wijzigingen, die de dichter in de verschillende perioden van zijne werkzaamheid, in zijne werken wenschelijk achtte. Door de volledigheid werd het dan mogelijk een meer betrouwbaar oordeel over 's dichters verdere kunstenaarsontwikkeling te vormen. Op welke wijze die volledigheidGa naar voetnoot1) werd verkregen, schijnt velen nog al eenvoudig: men kon, zoo wordt geoordeeld, eenige oude uitgaven van Huygens laten overdrukken en daarmede was de zaak afgedaan. Maar onverbiddelijk is de wetenschap in den eisch: ‘Zeg nooit, wat gij niet zeker weet!’ en nu is het heel eenvoudig, op gezag van een onbekend man, die te eeniger tijd een gedicht van Huygens liet drukken, aan te nemen, dat Huygens het zóo en niet anders heeft geschreven, maar zekerheid krijgt men op die wijze niet. We hebben het voorrecht, hier eene uitgave te ontvangen, waarbij de zekerheid boven allen twijfel verheven is en wel, omdat dr. Worp er na langdurigen arbeid in slaagde, het oorspronkelijk handschrift des dichters, verstrooid en verspreid, bijeen te brengen en met de verschillende drukken te vergelijken. Voor hen, die den dichter alleen willen lezen en het beste uit zijne werken willen verstaan, is deze uitgave een belangrijke voorbereiding, volledige verklaring is eerst mogelijk, wanneer de volledige werken van den schrijver verschenen zijn: immers, hoe vaak wordt deze of gene inval of uitval, dit of dat woord, alleen verklaard door vergelijking van dit stuk met eenige andere. Ziedaar een woord over het practisch nut eener streng wetenschappelijke d.i. alleszins betrouwbare uitgave. Het ‘Woordenboek’ op Huygens gelijk velen meenen, zou alle moeilijkheden oplossen, maar dat woordenboek alleen is nog onvoldoende, als verklaring is het nog onvolledig, zoolang men den dichter niet met volkomen juistheid kan kennen en beoordeelen. Dat ‘Woordenboek’ op Huygens is wetenschappelijk zelfs geheel onmogelijk, zoolang we niet in het bezit zijn van eene standaard-uitgave van H.'s werken. Immers het gaat niet aan, met behulp van Kiliaen, Oudeman's of Meyer's ‘woordenschat’ op te geven, wat indertijd de beteekenis was van een door H. gebruikt en thans onbekend woord. Het is de vraag niet alleen, wat het in H.'s tijd beteekende, maar zelfs in welken bijzonderen zin H.'s zelf het gebruikt. Bogaers' Woordenboek op Bilderdijk, het eenige van dien aard, dat we bezitten, bewijst overtuigend, dat een woordenboek op een auteur niet uit andere woordenboeken kan worden samengesteld, maar alleen kan worden gemaakt uit de volledige werken. ‘In de Latijnsche versjes, die hij op elf- en twaalfjarigen leeftijd dichtte’, zoo verklaart dr. Worp, ‘herkennen wij den geestigen satiricus van de sneldichten. En al mogen vele versjes van den knaap op zichzelve beschouwd weinig waarde hebben, zij verklaren niet alleen veel, maar zij geven ons verder zulk een aardigen blik in de opvoedingsmethode dier dagen, dat zij reeds alleen om die reden belang moeten inboezemen’. Dat de Latijnsche verzen van H. ook in deze uitgave werden opgeno- | |
[pagina 286]
| |
men, heeft bij zeer velen, zelfs bij zeer ernstige beoefenaars der Nederlandsche letteren verwondering gewekt. Dat zeer velen van hen aan die uitgave niet veel zullen hebben is verklaarbaar, immers, de volstrekte meerderheid der Nederlandsche mannen van studie, ze mogen half geleerd, geleerd, zeergeleerd of hooggeleerd zijn, zullen gaarne de lectuur dier Latijnsche verzen aan anderen overlaten - onze stoomtijd heeft sinds lang het Latijn verwijderd uit de rij der vakken, die ieder beschaafd mensch noodig heeft, om zich geheel te vormen. Men leert tegenwoordig nog alleen Latijn om er examen in te doen of om het te kunnen onderwijzen. Toch is het niet te ontkennen, dat de dichters uit den bloeitijd zeer dikwijls hunne edelste gedachten in Latijnsche verzen uitdrukten, voor alledaagsche onderwerpen was de landtaal mooi genoeg. Bovendien voert Dr. Worp nog een bijzondere reden aan, waarom vooral H.'s Latijnsche gedichten zoo belangrijk zijn en wel omdat H. meer dan iemand zijner tijd- en landgenooten met vreemdelingen in aanraking is geweest, hij ‘wisselt Latijnsche gedichten met den minister, den graaf De Brienne, en bezingt in dezelfde taal Corneille, Descartes en Saumaise’ en zelfs heeft H. ‘zich eerst als Latijnsch dichter gevormd en is jaren later begonnen met het schrijven van Nederlandsche verzen.’ Wat eene Bloemlezing als wetenschappelijk werk beteekent en hoe met deze niets te bereiken valt, van hetgeen met de komplete werken kan worden uitgewerkt, toont dr. Worp ten duidelijkste aan, ‘onbarmhartig wordt de sluier weggeschoven, wordt medegedeeld, wat hij zelf niet gedrukt wenscht te zien, en door de vermelding van de veranderingen, die hij later in zijne verzen heeft aangebracht, een blik gegund op zijne manier van werken’. De ‘Bloemlezing’ zal natuurlijk alleen bevatten, wat de verzamelaar belangrijk, verstaanbaar en actueel genoeg vond, om te laten herdrukken; hoe de dichter zou gewerkt hebben, had hij eene keuze uit zijne gedichten moeten doen, daarvan kunnen we geen zekerheid erlangen. Als een romantisch verhaal bijna, zoo lezen we het relaas van de avonuren en lotgevallen, waaraan de handschriften twee eeuwen lang hebben blootgestaan, alvorens dr. Worp er in slaagde, ze samen te brengen. Niet minder belangwekkend is het, te vernemen, wat er alzoo is gedaan om Huygens gedichten uit te geven: ‘den 13den December 1686 schreef Huygens aan eene vriendin, dat hij zijne volledige werken het licht zou doen zien en.... vier maanden later werd de negentigjarige dichter ten grave gedragen.’ In de twee eeuwen, die daarop volgden, verschenen nu en dan afzonderlijke werken van den dichter, eerst in 1881 en 1882 verschenen twee afleveringen van de ‘Volledige Dichtwerken’, welke uitgave daarna werd gestaakt. Welke moeilijkheden dr. Worp te overwinnen had en voor de volgende deelen nog heeft, dat leze men liefst zelf in de ‘Inleiding’, die ons tevens bewijst, hoe zorgzaam en nauwgezet de bewerker dezer uitgave zijne taak volbrengt, hij veroorlooft ons, een blik in zijne werkplaats te slaan en we zijn vervuld met bewondering voor zijn arbeid. Van die nauwgezetheid en dat ernstig overleg getuigen ook de voetnoten bij den tekst. Daarin zijn niet alleen de varianten aangegeven, maar ook alle genealogische, historische en locale bijzonderheden, die tot recht verstand van | |
[pagina 287]
| |
den dichter noodzakelijk zijn, maar van woordverklaring is terecht geen sprake, immers gelijk wij boven zeiden, aan de samenstelling van een volledig glossarium op Huygens kan eerst sprake zijn, als eene volledige en in alle opzichten betrouwbare uitgave der werken gereed is, Laat ons hopen, dat onze hooggewaardeerde Huygens-lezer, de heer H.J. Eymael, die ons zulke gelukkige voorbeelden van tekstverklaring van Constanter gaf, na den arbeid des historischen tekstlezers, de handen aan het werk zal slaan om als volledig tekstverklaarder op te treden. Voor de waardeering van den geestigen Hagenaar en voor de opwekking van een levendigen, echt-Nederlandschen geest kan geen arbeid nuttiger en vruchtbaarder zijn. Taco H. de Beer. |
|