Noord en Zuid. Jaargang 15

[p. XII]

Register van Woorden en Uitdrukkingen, die in den Vijftienden Jaargang van ‘Noord en Zuid’ besproken, verklaard of afgeleid werden.

A.
	Bladz.
Accent	12, 31, 32
Ad aperturam	528
Aes Dodoneum	535
Akker	428
Alexandrijnen	163
Als	67, 70
Amper	426
Anapaestus	163
Antipoden	52
Armery	426
Armida	542
Atheïst	541
Athene	39
Augias	544
Aver	474
B.
Bakvischje	569
Balg	90
Baljaren	91
Beer (De groote -)	193
Beieren	420
Beklaveren	471
Belgen	238
Bijdehandsch	187
Blijken	276
Bluts	420
Boberellen	426
Bulderbas	43, 90
C.
Casseeren	535
Cerberus	162
Chaos	539
Chiasmus	332
Cijs	475
Coïsch floers	166
Convalescent	47
Credo-pugno	526
Cynicus	541, 542
D.
Dactylus	163
Dans (Den - ontspringen)	566
Dat (voegwoord)	66
Denken	7, 8
Destijds	185
Deuvik	426
Dockespul	90
Doekenspeler	90
Doen	474
Dorper	233
Dost	426
Du	373
Duivekater	419
E.
Eerste (De - de beste)	557
Eldorado	568
Elhoren	426
Encyclopedie	531
Engelgroet	50
Enjambeeren	455
Erenberge	92
Erfhuizen	539
Exorciseeren	44
F.
Faillissement	538
Felix qui bene latuit	533
Fotzen	426
Frijten	426

[p. XIII]

G.
	Bladz.
Gans bloed	535
Garganus	49
Gat	572
Gedrocht (Vuil -)	162
Gelden	233
Gelijk	324
Gember	419
Genade	244
Gespens	35
Gestel	59
Getij	182
Gevet	92
Glacehandschoen	279
Glad	279
Glans	280
Glas	281
Glasmael	281
Glee	281
Glimlach	282
Glimmen	282
Glipper	283
Gloeien	369
Gloeierig	369
Gloor	370
Gloriën	370
God	371, 372
Goden (Ronde -)	373
Godbemind	376
Godgedankt	376
Godgansch	375
Godgehate	495
Godsakker	376
Godsdienst	377
Gods elementen	535
Gods ter wereld	375
Godsvrede	555
Godsvrucht	555
Godvruchtig	555
Gods wonder	535
Gods wouds	374
Goed zeggen voor iemand	556
Goed (De - e gemeente)	557
Goedachten	557
Goed arms	556
Goeddoen	558
Goeddunken	558
Goedertieren	558
Goedgeefsch	556
Goedig	558
Goedkoop	558
Goedrond	558
Golf	559
Goochelaar	559
Gordijn	560
Graafmaker	549
H.
Hamei	417
Hare (Mnl)	242
Harentare (Mnl.)	247
Hazenpad (Het - kiezen)	92
Heraldicus	535
Herbergzaam	41
Herre	426
Hieroglyphisch cachet	530
Homo sum	542
Honk	420
Houde (Mnl.)	242
Huilebalk	90
Hulde	242
Huwelijk	92
I.
Indertijd	185
Indien	82
J.
Jaeren (Staert van -)	477
Jamben	163-165
Jol	462
Jubeljaar	452
K.
Kabeljauw	380
Kairos	181, 182
Kamen	426
Kans (De-bij haar vlecht pakken)	181
Karkant	420
Karthuizer monnik	544
Kartouw	421
Kattendans	567
Keuveltimp	50
Kinnetje	93
Klakkeloos	93
Klaveren	474
Kleinood	242
Kling	93, 568
Klutsen	421

[p. XIV]

	Bladz.
Klysma	51
Knoet	52
Knoffelen	421
Knuffelen	421
Kochelen	559
Kokerellen	378
Kokkerd	92
Kolombijntje	535
Kool (Oom -)	381
Kraakporselein	282
Kuier (Een - ver)	46
Kuilen voor anderen graven	478
Kuisch	421
Kuitendekker	549
Kwalster	422
L.
Laïs	162
Lamfer	419
Landziekten	530
Laren	540
Leuteren	421
Leuze (Voor de -)	41
Liden (Mnl.)	239
Lijfcoop	381
Lijk	276
Litanij	49
Litteeken	273-276
Livraison	531
Lommer	462
Luiwammes	90
M.
Maar	241
Maken	474
Manscap (Mnl.)	236
Marketentster	425
Mater	50
Mausoleum	535
Medea	538
Mensch-aap	535
Meuken	421
Michaël	49, 182
Mol	471
Momboor	419
N.
Narrenbellen	534
Nat van de pers	530
Nepte	426
Noode	241
O.
Ode (Mnl.)	241
Ofschoon	86
Ohe! jam satis est	537
Omsingelen	41, 180
Omslachtig	41, 180
Ontberen	572
Ontwaden	549
Oolijk	241
Oot (Mnl.)	240
Ootmoed	240
Overlijden	239
P.
Paaien	44
Paletot	570
Paltroc	570
Panacé	535
Pandemonium	52
Parakleet	320
Parmantig	43
Patres conscripti	424
Pauken (Victorie -)	49
Penaten	540
Penetrale	540
Père-la-Chaise	534
Peripatetici	542
Petto (In -)	47
Peuteren	422
Phoebus	37
Phryne	162
Priapus	162
Plank (Aan de - brengen)	549
Plug	422
Poehaai	426
Pooieren	426
Portelen	422
Prangen	48
Prauwel	427
Proteus	47
Q.
Quant	427
Queen	427
Quisten	427

[p. XV]

R.
	Bladz.
Rara folia	530
Repel	422
Rijfelen	422
S.
Sarcasme	536
Satire	536
Schacheren	39
Schaef	423
Scheut	49
Schink	423
Schoen	50
Schoor	423
Schrank	423
Scribis aeternitati	503
Scrupel	46
Seck	93
Sim	423, 425
Sint-Michaël	45
Sint-Nepomuk	43, 181
Sjamberloek	93
Slabben	423
Slagschip	549
Slenzen	427
Slijten	237
Slinden	423
Smijten	423
Smoorkuil (Van zijn hart geen - maken)	478
Smuilen	48, 183
Snaar	423
Snagger	427
Snaversnel (Vrouw -)	188
Snees	423
Snel	424
Snippelen	427
Snirs	424
Somp	427
Spaandak	183
Spanrups	37
Spijt	37
Spraak	3
Spreken	3
Sprenkel	424
Staal	427
Steen (De gebanvloekte -)	533
Stekan	572
Stem	11-13
Stembuiging	12
Stoel (De dubble -)	44
Stoïcijnen	542
Streulen	427
Symbolum	540
T.
Taalleer	3
Tel	471
Tenterkwaad	50
Tenware	82
Tenzij	82
Tets	424
Tevreden	334
Tierentijn	427
Til (Daar is iets op -)	91
Triviaal	569
Trochaeus	163
U.
Uvallig	474
V.
Vandehandsch	187
Varinas	530
Varken (Het - onder zijne magen)	476
Veer met veer (Jacht van -)	472
Vergaderen	419
Vergeven	246
Verhandeling	533
Verhullen	46
Verjuis	427
Verkonden	363
Verstek	93
Vesper	47
Vlerk	544
Vroed	424
Vuist (Voor de -)	384, 477
W.
Wade	427
Wagen (De -)	193
Wallebrand	492
Waltz (Byron's -)	534
Wapper	425
Weeps	425
Wellust	296
Wet (De - verzetten)	248
Wolf (Wodans -)	491
Wral	474
Wrallig	474

[p. XVI]

Z.
	Bladz.
Zaan	425
Zak en asch (In -)	49
Zarfat (De weduwe te -)	490
Zavel	425
Zenden	234
Zich (Een - zelven opgelegde taak)	186
Zoetelen	425
Zwaan	37
Zwad	425
Zwadder	425
Zwalp	425
Zwanenzang	37
Zwilk	426