Noord en Zuid. Jaargang 12
(1889)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 572]
| |
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord.
| |
[pagina 573]
| |
In zinnen als: Het is aangenaam, dat nieuws te hooren, Het is niet moeilijk, dat vraagstuk op te lossen, Het is gemakkelijk, dien berg te beklimmen, zal niemand er aan twijfelen, of de gespatiëerde woorden zijn adjectieven. De infinitieven, die er op volgen, zijn de werkelijke onderwerpen, aangekondigd door het voorloopig onderwerp het. Maar hoe is het nu, als de voorwerpen dezer infinitieven naar voren springen, om als onderwerpen dienst te doen, terwijl de infinitieven zelve hunne plaats achter de adjectieven blijven behouden? B.v.: Dat nieuws is aangenaam om te hooren. Die berg is gemakkelijk te beklimmen? Voor een antwoord op deze vraag, zijn de volgende stellen zinnen te beschouwen. I. Het gezang was vermakelijk om aan te hooren. Die veldflesch is doelmatig om op reis mede te nemen. Een drama is vervelend om te lezen. Zoo'n taschje is gemakkelijk om je papieren bij elkaar te houden. II. Versche wafelen zijn dagelijks te bekomen. Die professor is zelden te spreken. Zulk eene handelwijze is kwalijk te verdragen. Dat is licht te begrijpen. Dit vraagstuk is gemakkelijk op te lossen. In het eerste stel is het duidelijk, dat de gespatiëerde woorden bijv. naamwoorden zijn, voorkomende als naamwoordelijk deel van het gezegde. De daarop volgende infinitieven met om teGa naar voetnoot1) drukken de passief gedachte werkingen uit, in verband waarmede de door de adjectieven uitgedrukte eigenschappen aan de respectieve onderwerpen toegekend worden. Zij zijn nu niet langer een deel van het onderwerp en hebben het karakter van restrictieve (beperkende) bepalingen gekregen, aangevende in welk opzicht of in hoeverre het gezang vermakelijk, het taschje gemakkelijk is, enz. In het tweede stel daarentegen zijn het de door te voorafgegane infinitieven, die het naamwoordelijk deel van het gezegde vormen, en staan zij gelijk met adjectieven op baar of lijk als: verkrijgbaar, begrijpelijk, oplosbaar, enz. Het ligt dus voor de hand, dat de gespatiëerde woorden als bepalingen van het gezegde thans bijwoorden zijn, en in overeenstemming daarmede moet ook gemakkelijk in: Die hoogte is gemakkelijk te beklimmen, tot deze woordsoort gerekend worden. Het woord toch geeft een kenmerk aan van te beklimmen (beklimbaar) zijn. | |
[pagina 574]
| |
Hiermede is de gedane vraag eigenlijk beantwoord. Alleen is de opmerking niet overbodig, dat de constructies onder I in den regel tot de gemeenzame taal beperkt blijven. Het Ned. Wdb. II. 145 wijst er dan ook op, dat deze zinsbouw alleen mogelijk is bij bepaalde adjectieven, als: aangenaam, prettig, lief, aardig, lekker, zwaar, vervelend, walgelijk, enz. Intusschen moet gewaarschuwd worden voor lichtvaardige consequentiën ten aanzien van andere talen, voortspruitende uit het verkeerde denkbeeld, dat de logica steeds den groei en de ontwikkeling der talen bewaakt heeft, en dat wat zou moeten zijn, ook is. Wij kunnen ons voorstellen, dat leeraars in het Fransch of in het Engelsch in een geval als het onderhavige daarvan last ondervinden bij leerlingen, die zich niet los kunnen maken van het denkbeeld, dat een bijwoord in onze taal in andere ook steeds door een bijwoord moet weergegeven worden.Ga naar voetnoot1) Het kan daarom nuttig zijn, even na te gaan, hoe het in de talen onzer omgeburen is. In het Duitsch bestaat hetzelfde verschil als in onze taal; ook daar kan het woord, dat den infinitief voorafgaat, bijv. naamw. of bijw. zijn. Alleen vereischt de onderscheiding er nog wat meer nadenken, omdat in zinnen, analoog met die van het 1e stel: Sie ist lieblich anzusehen; Diese Sprache war komisch anzuhören, Ein Buch, bequem zum Nachschlagen, enz., geen um voor den infinitief komt, welk om bij ons in dit geval nooit wegblijft. In het Duitsch zijn zinnen, waarin de infinitief door een adjectief voorafgegaan wordt, alzoo uiterlijk in het geheel niet te onderscheiden van andere, waarin duidelijk een bijwoord te herkennen valt, als: Dieser Weg ist sehr zu empfehlen. Die Hinabwege sind nicht leicht zu finden. Das Reisen mit gemietetem Wagen ist dem mit der Post weit vorzuziehen. Die Höhe ist ganz leicht zu erreichen. Das ist leicht zu sagen, aber schwer zu thun. Het geval wordt door Engelien behandeld in § 115 zijner Grammatik. Hij behandelt daar twee zinnen van Schiller: Schwer zu unterscheiden, noch schwerer zu ergründen sind die Menschen, en: Sie ist schön zugleich und schrecklich anzusehen, en komt | |
[pagina 575]
| |
tot het besluit, dat schwer, schwerer en schrecklich ontegenzeggelijk bijwoorden zijn, maar schön twijfelachtig is, al zouden wij geneigd zijn, het voor een bijv. naamw te houden. In Mir war es lustig zu sehen, wie.... u.s.w., is echter duidelijk het adjectief te onderscheiden. In het FranschGa naar voetnoot1) is in al dergelijke gevallen, voorzoover het taalgebruik ze toelaat, het woord, waarvan de infinitief afhankelijk is, een adjectief: facile à lire, admirable à voir, difficile à croire, triste à dire, sujet à changer d'avis, facile à recevoir des impressions, belle à ravir. Hierbij is op te merken, dat in de drie laatste voorbeelden de infinitieven geen passieve, maar eene actieve beteekenis hebben. Voor de vertaling van den gestelden zin, is het volgende citaat, bij Littré (I, 1937) aangehaald, belangrijk: ‘Xenophon ne jugea pas qu'il fût à propos de marcher en bataille, mais à la file, parce que les soldats ne pourraient garder leurs rangs à cause de l'inégalité du terrain, facile à grimper en un endroit et difficile en un autre. Toch is het voor ons nog eene vraag, waarover wij gaarne de uitspraak van deskundigen vernemen zouden, of het wel academisch Fransch is, te zeggen: Cette côte est facile à monter (ou à grimper) en of het niet verkieslijk zou zijn: C'est une côte, facile à grimper, of Il est facile de monter cette côte. De bovenstaande uitdrukkingen toch komen meest voor als bepalingen bij eene zelfstandigheid: une idée facile à concevoir, un prix facile à obtenir. Als praedicaat zijn zij - voor ons althans - zeer zeldzaam en bij ‘Cela est facile à dire’ teekent Littré voorzichtig aan: familièrement. Eindelijk is het een bekende regel in het Engelsch, dat een aantal adjectieven als: easy, hard, important, necessary, beautiful, agreeable, disagreeable, new en andere, gevolgd worden door een infinitief met passieve beteekenis, b.v.: easy to understand, horrid to think, difficult to win, pleasant to know, enz. MaetznerGa naar voetnoot2), die uitvoerig dit verschijnsel behandelt, geeft o.a. ook een Oud-engelschen zin, ‘The grete roches, that ben stronge and dangerouse to passen by,’ die eenigszins aan den gestelden herinnert. Onder verbetering meenen wij dan ook, dat deze met een adjectief aldus behoort vertaald te worden: This mountain is easy to ascend. De aanteekeningen bij Maetzner en Chassang maken tevens duide- | |
[pagina 576]
| |
duidelijk, wat de oorzaak is, dat het Fransch en het Engelsch in de behandelde gevallen adjectieven bezigen, waar in het Duitsch en in onze taal bijwoorden gebruikt worden. Het volgende is eene poging, om die oorzaak zoo eenvoudig mogelijk aan te geven. Onder de nominaalvormen van het werkwoord in het Latijn behooren ook de supina. Daaronder verstaat men twee vormen van het werkwoord, die evenals de infinitief den dienst van zelfst. naamwoorden kunnen verrichten. Het eerste supinum eindigt op um, bv. amatum, om te beminnen of tot het beminnen; het tweede gaat uit op u, b.v.: amatu, om bemind te worden of tot het bemind worden. Dit tweede supinum nu met zijne passieve beteekenis komt voor bij eenige adjectieven als: facilis, difficilis, honestus (voegzaam), jucundus (aangenaam), mirabilis (merkwaardig), turpis (schandelijk) enz., als een antwoord op de vraag: in welk opzicht? Het gebruik van dit supinum is echter zeer beperkt; dictu, auditu, cognitu, factu, inventu, visu en nog enkele andere zijn de voornaamste. Enkele voorbeelden zullen het gebruik van deze vormen toelichten: Turpe dictu est, het is schandelijk om te zeggen. Mirabile visu est, het is merkwaardig om te zien. Difficile factu est, het is moeilijk te doen. Pleraque dictu quam re sunt faciliora, de meeste zaken zijn gemakkelijker te zeggen dan te doen, enz. Turpe, mirabile, difficile, faciliora, zijn hier bijvoeglijke naamwoorden, daar zij als praedicaatswoord dienst doen. Wanneer wij nu zien, dat in het Fransch en het Engelsch de navolgingen van dergelijke constructies ook bijvoeglijke naamwoorden hebben, dan is dit alzoo waarschijnlijk slechts een gevolg van den geheel of gedeeltelijk Romaanschen oorsprong dezer talen, welke zich in deze zinswendingen handhaaft. Die invloed heeft zich in onze taal en in de Duitsche minder doen gevoelen en zoo is er scheiding ontstaan tusschen de beide gevallen, waarvan de stellen op bl. 573 de voorbeelden aangeven. Er zouden over de onderdeelen van dit overzicht nog vele bijzonderheden te vermelden zijn, evenals wij zouden kunnen overwegen, welke volken zich in het behandelde geval het meest logisch uitdrukken. Het gegevene zal echter, hopen wij, kunnen volstaan, om hen, die Fransch of Engelsch studeeren, wat meer licht te verschaffen over een verschil, dat hun zeker al vaak eenig hoofdbreken veroorzaakt heeft.
C.H. den Hertog. |
|