Noord en Zuid. Jaargang 12
(1889)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het opstel.III. schetsen en uitwerken.In een zeer lezenswaardig artikel Die Stilübung als Kunstarbeit wijst Dr. Rudolf Hildebrand op de omstandigheid, dat men meestal bij een opstel alleen naar de grammaticale waarde, hoogstens ook naar het logisch verband vraagt, terwijl beide, grammatica en logica, niets meer zijn dan dienaressen der kunstGa naar voetnoot1) Is het al niet een ieder gegeven een kunstenaar met de pen te worden, plaats te nemen onder de gelukkigste beoefenaars der letterkundige kunst, allen behooren er naar te streven, op dat gebied eenige vorderingen te maken zoo goed als ze dat trachten te doen op het gebied van teekenen en zang, al worden ze geen beroemde beeldende kunstenaars of toonkunstenaars. Inderdaad is het niet belachelijk, dat mannen, die de geschiedenis der letterkunde moeten beoefend hebben en zelfs onderwijs daarin geven, die dus eene gegronde meening behooren te hebben over de eerste grootheden in de letterkundige wereld, zelf aan hunne opstellen alleen die eischen zouden stellen, die hoegenaamd niets te maken hebben met letterkundige kunst. Grammatica, hoogstens een beetje logica, ziedaar wat de gedachten bezighoudt, wanneer velen opstellen maken; maar niets dat het hart raakt, niets dat inwendig warm maakt, niets dat uit de ziel komt. Wie zijn pen den vrijen loop laat, zal, als hij zijn gemoed eens geheel uitstort, spoedig merken, hoe de woorden van zelf komen, hoe de zinnen ongemerkt vloeien, en hoe waar het is wat Boileau zei: Ce que l'on conçoit bien s'énonce clairement
Et les mots pour le dire arrivent aisément.
En heeft hij dan eens recht hartelijk gezegd, wat hij dacht en gevoelde en wat er in zijn hart leefde, in zijn gemoed werkte, dan zal hij met ware scheppingsvreugde zijn werk, zijn geesteskind aanschouwen, en het voor geheel anders houden dan voor een gewone taal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oefening, eene zinsontleding of een verbeterd foutief opstel. Maar dan zal hij ook, evenals de kunstenaar van zijn beeld, niet zoo gemakkelijk kunnen scheiden van zijn werk. Hij zal 't in de schoonste vormen, in het meest smetteloos gewaad willen zien, als een jeugdige moeder haar eersteling. Dan zal hij niet denken aan de paragrafen van de eene of andere stijlleer, maar hij zal de zinnen nog duidelijker, de woordenkeus nog juister, de verbindingen nog geleidelijker, de voorstelling nog helderer verlangen. En al herlezende en veranderende zal hij meer vorderingen maken in taalkunde en stijlleer, dan hij, lessen leerende, in het dubbele van den besteden tijd zou geleerd hebben. Na langere oefening zal hij als de historieschilder op zijn doek, als de beeldhouwer aan zijn beeld gebreken vinden, waar niemand ze vond; hij zal verandering noodzakelijk gaan achten, waar de oppervlakkige lezer ze niet mogelijk vond. Eerst als hij zoover gekomen is, dat hij begrijpt de aangewezen man te zijn, om zijn eigen werk te beoordeelen, eerst dan zal hij groote en snelle vorderingen maken, maar vóor dien tijd zal hij ook geen besef hebben van de wijze, waarop groote mannen werkten en volslagen ongeschikt en onbevoegd wezen om over hun kunstwerk een oordeel uit te spreken. Zijn mooi of leelijk vinden van een letterkundig product zal den inhoud betreffen, voor zoover hij dien verstaat, of wel de taal voor zoover zijne spraakkunst hem niet in den steek laat. Den vorm en de ontwikkeling van het kunstwerk kan hij niet eens opmerken, veel minder beoordeelen, en zijne meening klinkt als het oordeel van een werktuigkundige, die alleen met behulp zijner wetenschap eene meening uitspreekt over een standbeeld, 't klinkt als een chemisch oordeel over eene schilderij, als een bouwkundig oordeel over een ondergaande zon. Met dit betoog kunnen we gevoegelijk overgaan tot de behandeling van hetgeen nu volgt; immers thans wordt de zaak ernstiger en de arbeid moeielijker, want het komt er nu op aan, zelf te scheppen en niet meer na te vertellen, wat men eerst gelezen of zelf gezien heeft, zelf de stof over een gegeven onderwerp bijeen te brengen, die stof behoorlijk te schikken en te ordenen en dan geheel te bewerken. Ook hier bepaalt de keus van het onderwerp de moeielijkheid der indeeling en dus ook de moeielijkheid van de uitwerking. Baco van Verulam beweerde, dat lezen rijk maakt, spreken bekwaam en schrijven nauwkeurig. Vooral dit laatste zij den aanstaanden onderwijzer ernstig op het hart gedrukt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wil men zich volstrekt voor een examen voorbereiden, men examineere zich zelven, een strenger examinator is er niet. Zijn we inderdaad zeker, dat we eene zaak goed kennen, we nemen pen, papier en inkt en vertrouwen onze wetenschap aan het papier toe, dan zal het weldra blijken, hoever onze kennis gaat. De zachtste overgang tot het zeilscheppen vormt het weergeven van hetgeen ons van de studie bijbleef, en wat we aanvullen met hetgeen nadenken ons deed vinden. We hebben, hoe ongaarne ook, ons ter wille der plaatsruimte beperkt in het geven van onderwerpen voor opstellen. We achten die opgave zeer noodzakelijk omdat nog altijd zeer vele examens noodeloos verzwaard worden door den eisch, dat men een goed opstel zal maken onder een dwazen of onverstandig opgegeven titelGa naar voetnoot1) Drieërlei gebreken vind ik in de meeste opgaven voor opstellen, waarvan de verslagen van examen-commissiën melding maken. 1. De onderwerpen zijn in te algemeene bewoordingen opgegeven, zoodat geen bepaalde stof ter behandeling aangewezen wordt. Den kleermaker bestelt men een jas van bepaalde grootte en aangewezen vorm, van uitgezochte stof en kleur; van den schrijnwerker verlangt men een meubel, waarvan men den vorm aanwijst, het gebruik, dat men er van wil maken omschrijft, de grootte laat opmeten en de houtsoort en kleur kiest. En wat doet de examinator? Hij verlangt een opstel over het ijzer, overstroomingen, reizen, het strand, mijne bibliotheek en verwondert zich, als hem een bijna onleesbaar stuk werk wordt aangeboden. Wat moet de candidaat van het ijzer zeggen? Moet hij het nut van het ijzer beschrijven? Of de bewerking tot aan de smidse? Of in de smidse? Of moet hij de eigenschappen van het ijzer behandelen? Zal de natuurkunde, de scheikunde, de werktuigkunde, de mineralogie, de metallurgie of de poëzie hem hier den weg moeten wijzen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want hij zou immers ook kunnen opgeven, wat de dichters alzoo van het ijzer hebben gezegd, hoe die den bek van den wolf en de keel van Stentor en het hart van den boozen van dat metaal hebben gemaakt, en het nu eens hebben gezegend, omdat er spaden van gemaakt werden en dan weer vervloekt omdat er (spada) zwaarden van werden vervaardigd. Zal hij over het ontstaan van de overstroomingen moeten spreken of over het nadeel, dat ze aanrichten of over het voordeel dat zij geven aan schrale landen en aan arme menschen? Moet de aardrijkskunde of de poëzie hem geleiden, als hij over het strand spreekt? Is het wellicht de bedoeling, dat er een humoristische schets worde gegeven van de zonderlinge vermenging van zieken, ijdelen, leegloopers en wellustelingen, die het strand bij een aanzienlijke badplaats bevolken? Of zal het opstel eerder eene beschrijving geven van het zand met zijn grillige waterteekeningen, de kuiltjes en groeven door kinderhand gemaakt en de sierlijke schelpjes en kunstige horentjes eenmaal de woningen van dieren van de allereenvoudigste samenstelling? En wat zal er terecht komen van een opstel over mijne bibliotheek? Omdat Xavier le Maistre een meesterstuk schreef onder den titel Voyage autour de ma chambre zou een candidaat in al de angsten van zijn examen een goed opstel maken over zijne.... bibliotheek! Inderdaad het aantal candidaten voor welk examen dan ook, in het bezit van een eigen bibliotheek, is zeker heel klein, maar veel kleiner nog het aantal van hen, die er iets verstandigs over kunnen schrijven, aangenomen, dat zulk een bibliotheek er de stof toe leveren kon. 2. De onderwerpen zijn te veelomvattend, zoodat een werk, waarin op eenigszins voldoende wijze het onderwerp behandeld werd, verreweg den omvang zou overtreffen, die verlangd wordt; meer dagen zou vorderen dan de candidaat uren te zijner beschikking heeft. Zoo ontmoeten wij onderwerpen als Noordpoolreizen, de Ruyter, de Kometen, waarbij men stof geeft voor een heel boekdeel en dus iets zeer onbeduidends zal ontvangen, wanneer de candidaat zich tevreden stelt, gelijk hij zal moeten doen, met het opschrijven van zooveel volzinnen als de tijd hem veroorlooft, alle min of meer betrekking hebbende op het opgegeven onderwerp. 3. De onzinnigste soort opstellen zijn echter die, waarbij eene beschouwing verlangd wordt over een of ander gezegde, dat hoegenaamd geen toelichting behoeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze opgaven herinneren onwillekeurig een aan Vondel toegeschreven puntdicht: Het preeken is een kunst gelijk het gouddraadtrekken:
't Is om een enkel vers drie uren lang te rekken.
Voor den geoefenden schrijver kan men onder elk dezer spreuken als motto zeer zeker omvangrijke, geestige stukken verwachten over de volgende onderwerpen: a. Betoog, dat schijnbaar nietige zaken onder bepaalde omstandigheden hooge waarde kunnen hebben. b. Bewijs, dat het in de natuur van den mensch ligt, zijn vaderland lief te hebben.Ga naar voetnoot1) c. Betoog, dat het niet voldoende is, te hopen en te wachten, maar dat de mensch moet werken om te verkrijgen, wat hij wenscht. d. Betoog, dat het niets nut, of men al goede voornemens heeft, als men niet alles aanwendt om de goede bedoelingen in daden te doen overgaan. e. Bewijs, dat het voor het individu zoowel als voor de maatschappij wenschelijk is, dat men zich niet tot de allereerste behoeften beperke, maar lichamelijk en geestelijk meer verlange, doch alleen wat volstrekt noodzakelijk is.Ga naar voetnoot2) f. Betoog, dat het totstandbrengen van groote en goede dingen tijd en moeite kost en dus niet haastig en zonder overleg kan geschieden. Eensdeels is het de moeite niet waard, over deze ‘waarheden als koeien’ eenige bladzijden vol te schrijven; anderdeels kan men niet aannemen, dat de meeste candidaten eene spreuk aldus uitbreiden en vertalen en zich dan rustig aan den arbeid zetten om een spectatoriaal betoog te schrijven, dat de beste onder hen leelijk, en elk die veroordeeld wordt het te lezen, vervelend zal vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geordend naar de moeilijkheid verdeelen we de op te geven onderwerpen in twee seriën, in elke van deze kunnen onderwerpen uit de geschiedenis, de aardrijkskunde of de letterkunde voorkomen. Bij de eerste serie is studie bij de tweede nadenken hoofdzaak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1e Serie,Ga naar voetnoot1)Aanvankelijk oefene men zich op kleine stukken als
Daarna kan men zijne krachten beproeven aan stukken over een of anderen oorlog, waarbij men begint met de aanleiding tot den krijg te verhalen, in 't kort het beloop van den oorlog vertelt en verder bespreekt, welke de gevolgen geweest zijn. Van een vrede zal men eveneens behooren op te geven, hoe men er toe kwam, daarna op welke voorwaarden ze gesloten werd en eindelijk, welke gevolgen het sluiten van den vrede had. Eveneens zal men wat goeds over den belangrijken veldslag kunnen schrijven. Door eerst de aanleiding tot den slag en daarna enkele bijzonderheden op te geven en eindelijk te verhalen, welke belangrijke gevolgen de afloop van dezen slag voor een der partijen of voor beide gehad heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de behandeling dezer onderwerpen zal het voldoende zijn vooraf in een tamelijk uitgebreid werk een en ander na te lezen. Wanneer men zich dan aan den arbeid zet, zal veel, wat in het handboek terecht als zeer belangrijk werd opgegeven, met het oog op den titel buiten behandeling blijven. Men houde zich echter stipt aan den titel en late zich niet tot zijsprongen verleiden. Natuurlijk geeft elk zoo onbepaald opgegeven onderwerp aanleiding tot verschillende onderwerpen als de bovenstaande. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aardrijkskunde.
Voor de behandeling van deze onderwerpen is het natuurlijk eveneens voldoende, in een handboek een en ander over de te behandelen stof na te lezen, waarbij natuurlijk zeer veel voorkomt, wat in het opstel niet vermeld wordt. Vooral streve men niet naar volledigheid, maar naar duidelijkheid en juistheid van voorstelling en uitdrukking. Men overwege wel, of er inderdaad op 't papier staat, wat men heeft willen zeggen. Men zorge vooral te schrijven, alsof men in een huiselijk gesprek het een en ander wilde mededeelen, en zoeke geen lange, deftige zinnen of ongewone woorden of zinswendingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Letterkunde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men zal wel doen, vooraf te bepalen, hoe groot men deze opstellen maken wil, dan zal weldra blijken, dat men veel te veel bijzonderheden vermeldt, zoodat men noodzakelijk moet schrappen. Als eerste proeve zon men een roman moeten kiezen met titels boven de hoofdstukken bijv. Ferdinand Huyck. Men zou die titels onder elkander kunnen opschrijven en bij elken titel het allernoodzakelijkste verhalen, wat onder dien titel thuis behoort. Na deze eerste oefening zou men het nog eens en nu zonder die titels kunnen beproeven. Het is hier de plaats om te waarschuwen tegen een dwaas vooroordeel, n.l. dat een opstel in eens af en goed moet zijn. Geen schoenlapper kan een lap op een schoen zetten, of hij heeft nog hier of daar wat bij te werken. Zie den verver; let op, hoe vaak de verfkwast blijkbaar met overleg over dezelfde plek wordt op en neer gestreken, met nadenken nu op en nederwaarts, dan van rechts naar links of omgekeerd wordt bewogen. In de porcelein-fabriek te Sèvres zag ik in de modelkamer kunstenaars aan den arbeid, die met veel overleg uit een dozijn dunne, op het oog volkomen gelijke vijltjes er een kozen om een, voor den oningewijde onzichtbaar, stofje van een beeld af te vijlen, waarna menigmaal met een ander vijltje werd nagevijld. Daar zag men den kunstenaar, die de laatste hand aan zijn kunstwerk legde. Het opstel dat we maken, moge al niet zóo hooge kunstwaarde hebben als een model uit Sèvres, het moet toch minstens evenveel waard zijn als een oude schoen. Men achte den tijd aan dat om- en overwerken toch vooral niet verloren. Stel, dat er een meetkundig vraagstuk op te lossen is, bijv. een cirkel te beschrijven, die drie gegeven cirkels raakt en de afstanden der middelpunten zoowel als de afstanden der raakpunten te berekenen. De mogelijkheid bestaat, dat deze en gene eenige malen te vergeefs beproeft, de constructie te maken of, heeft hij die gereed, de berekening te verrichten. Slaagt hij al niet zoo spoedig in 't vinden van de oplossing, hij heeft niet kunnen beproeven zonder zich te oefenen. Nu heeft hij aan dat vraagstuk hoegenaamd niets, het is millioenen malen opgelost en ook gedrukt te krijgen, het is alleen de oefening, die nut voor den jeugdigen beoefenaar der wiskunde heeft. Zoo zal ook niemand den invloed ondervinden van het eventueel bestaan van opstellen, waarvan we boven de titels opgaven, maar de jeugdige beoefenaar der stelkunst d.i. hier de kunst van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stellen, zal ongetwijfeld veel nut hebben van zijne, zij het ook vaak mislukte pogingen en proeven. Bij het weergeven van den inhoud van tooneelstukken zal men met veel grootere moeielijkheden te strijden hebben. De schrijver heeft ons drie, vier of vijf maal een kijkje gegund in het huiselijk leven van enkele personen, en deze personen hebben zich nu en dan een woord laten ontvallen aangaande het leven of de lotgevallen van enkele anderen, aan den lezer blijft overgelaten uit al die verstrooide mededeelingen een geheel samen te stellen en door gevolgtrekkingen aan te duiden, wat blijkbaar tot de geschiedenis behoort, maar niet verteld is. Als voorafgaande oefening verhale men den inhoud van een of meer der bedrijven onafhankelijk van elkander. Daarna neme men het personenlijstje voor zich, beginne òf met het verhaal, dat aan de allereerste handeling vooraf gaat, en vervolge het geheel tot aan het einde, of beginne met de geschiedenis van den hoofdpersoon of de hoofdpersonen (en deze wijze is de gemakkelijkste) en vlechte de gebeurtenissen in, naarmate men die noodig heeft. Men zou zeker nooit slagen en zich noodelooze moeite geven, door een geregeld verhaal te gaan bewerken, waarbij men den inhoud tooneel voor tooneel en bedrijf voor bedrijf verhaalde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de 2e Serieheeft men aan het gelezene reeds veel uit zich zelven toe te voegen, samen te brengen en te verdeelen. Kortom hier kan men reeds veel zelfstandigs, om niet te zeggen oorspronkelijks, geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis. 97* (1-9).
Meer dan ergens tot dusverre is het hier noodig, vooraf aan te stippen, waarover men van plan is te spreken en in welke volgorde men dat wil doen. Dat lijstje van te behandelen punten zie men herhaaldelijk opmerkzaam na, ten einde zekerheid te verkrijgen, dat er inderdaad een logisch verband bestaat tusschen de verschillende feiten en dat er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een logische volgorde is in acht genomen d.i. zulk eene, waarbij elke volgende mededeeling noodzakelijk hij de eerste behoort, elk besluit, waartoe men al redeneerende komt, noodwendig moet voortvloeien uit hetgeen is voorafgegaan. Datzelfde geldt voor de beide volgende groepen. Vooraf zij opgemerkt, dat de volgorde in de groepen geheel willekeurig is genomen, vaak zijn zelfs de eerste onderwerpen moeielijker te behandelen dan de latere. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aardrijkskunde. 97** (1-6).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Letterkunde.
In meerdere of mindere mate is het uitwerken van dit alles toch nog maar weergeven, wat men gelezen heeft. Kan men stukken onder deze titels schrijven, zonder zelf de stof bijeen te brengen en alleen genoodzaakt zich te herinneren, wat men onder verschillende omstandigheden van eenig onderwerp is te weten gekomen, niet aldus bij onderwerpen als de volgende:
Daar zal 't al spoedig de vraag zijn: ‘Wat moet ik daar van zeggen’ en wanhopig wordt de natuurlijke historie te baat genomen om de opgegeven taak uit te werken. Dat is verkeerd! Waar men een opstel verlangt, zal men natuurlijk een stuk van eenige letterkundige waarde verwachten, maar niet een stuk, dat een schriftelijk examen in natuurlijke historie zou kunnen vervangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stof voor dergelijke onderwerpen komt zich echter zeer spoedig bij ons opdringen, als men de volgende zaken behandelt:
Natuurlijk zal bij 't eene dier meer gesproken worden over hun leven in 't wild, bij 't andere over hun leven onder ons, bij een derde meer over het nut, dat wij er van hebhen. Even onverwacht zal men de stof zien aangroeien bij de behandeling van schijnbaar al te eenvoudige onderwerpen als:
Zeker zal menigeen toch nog moedeloos de pen neerleggen, als hij over zulk een onderwerp wat goeds zou willen schrijven. Maar hij zal slagen, als hij achtereenvolgens vertelt, wat zich bij elk onderwerp laat zeggen aangaande:
Het laatste punt betreft natuurlijk alleen de jaargetijden. Bedenkelijk zal menigeen het hoofd schudden als hij onderwerpen ziet als:
De stof zal echter niet ontbreken, als men achtereenvolgens verhaalt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze verschillende deelen zullen natuurlijk bij de verschillende onderwerpen zeer ongelijk van omvang zijn. Punt e bijv. zal zeker bij No. 123 een belangrijken omvang kunnen aannemen, dewijl men dient te bedenken, dat er van aardappelen o.a. gemaakt wordt: stroop, jenever, meel, papier en ivoor. Voor de behandeling van een dergelijk punt zou men eene encyclopaedie moeten raadplegen of een handboek der technologie of wel een boek der uitvindingen. Dewijl het er op aankomt, zelfstandig te leeren werken, bedenke men wel, dat de opgegeven punten niet de eenige zijn, die behandeld kunnen worden. Een onderwerp gelijk wij er boven reeds behandelden
kan evengoed bewerkt worden naar de volgende schets, die een opstel van onderhoudender aard zou opleveren:
Natuurlijk is het wenschelijk, zich eerst tot de allereenvoudigste schetsen te bepalen en een nuttige oefening is daarom het uitwerken van eenige onderwerpen als de volgende, naar de daarbij gegeven schetsen:
Bij uitvoerige behandeling komt men tot schetsen als:
Als deze schets goed uitgewerkt wordt, heeft het opstel reeds eene buitengewone lengte, en toch is er nog geen woord gezegd over den haring | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar alweer zij de waarschuwing herhaald: men wachte zich voor opstellen naar een vast model. Wie bijv. een beetje romantisch gestemd is, schetst geheel anders voor een onderwerp als:
Toch is er nu nog geen woord gezegd aangaande den invloed van den diamant op den handel en op de ontwikkeling van de weelde onder aanvankelijk onbemiddelde menschen; aangaande scheepvaart en landverhuizing, die door de ontdekking van diamantvelden bevorderd worden, aangaande het namaken van diamanten, het gebruik van diamanten in kronen en sterren en de eigenaardige plaats, die deze edelsteen daardoor hier en daar in de geschiedenis inneemt, enz. enz. Bij deze gelegenheid moet vooral met nadruk gewaarschuwd worden tegen een gebrek van menschen, die hun best willen doen, nl. dat men zich er voor wachte, zijn onderwerp uit te putten want: Le secret d'ennuyer est celui de tout dire en geen wonder: wie over eenig onderwerp alles zou willen zeggen, wat er te zeggen is, zal spoedig beginnen te babbelen, in plaats van te redeneeren en wel, omdat hij zaken zal behandelen, die niet bij elkaar passen, die men dus niet gelijktijdig d.i. in éen opstel behandelen kan. Wie No. 119 behandelen wil, moet bij het ontwerpen van zijne schets wel bedenken of hij als belangrijkste deel van zijn opstel de koffiemarkt of het koffiepartijtje zal gaan beschouwen. In een zelfde opstel behooren die twee zaken niet bij elkaar. Een eigenaardige plaats nemen de vergelijkingen in onder de onderwerpen voor opstellen opgegeven. Dergelijke opstellen zijn inderdaad ‘proefsteenen van 't vernuft’ en op de vraag: ‘Hoe moet men ze behandelen?’ ligt het antwoord in No. 141, waarin de geheele methode der wetenschap vervat is: men moet eerst elk deel afzonderlijk beschouwen en er alle bijzonderheden van waarnemen; men moet daarna de bijzonderheden van het eene van die van het andere onderscheiden en men moet daarna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te weerszijde de gelijke eigenschappen in verband met elkaar beschouwen, d.i. ze verbinden. Men neme eerst de proef met eenvoudige onderwerpen als
en daarbij zal het vaak voldoende zijn alleen de opsomming, de wat langere schets, te maken zonder dat het noodig zal wezen, die uit te werken. Dit laatste is wel volstrekt noodzakelijk bij onderwerpen als
Indien boven werd aangegeven, dat grammatica en logica alleen nog maar weinig beteekenen, als het er op aankomt, een opstel te leveren, dat het lezen waard is, dan is daarmede niet gezegd, dat de logica gemist kan worden. Integendeel, als het logisch verband gemist wordt, dan mist het opstel zeer zeker alle waarde. Daarom moet hier vooraf gewaarschuwd worden tegen het onlogisch samenbrengen van zaken, die niets met elkaar te maken hebben en tegen het tegen elkaar over stellen van zaken, die op geheel verschillende eigenschappen doelen. Ieder zal wel dadelijk de fouten vinden in de volgende deelen van tegenstellingen: De vogels hebben veeren, maar de visschen zwemmen in het water. Even groote, zoo niet grootere dwaasheden worden er echter geschreven, zoodra het onderwerp maar een beetje meer naar 't afgetrokkene overhelt.Ga naar voetnoot1) Men overtuige zich dus vooraf, of de punten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van overeenkomst of verschil wel op overeenkomstige deelen of eigenschappen betrekking hebben. Bewerken wij als proeve No. 141 dan valt in betoog, dat vooraf moet overwogen worden, wat erger is, blind of doof te zijn; daarnaar behoort natuurlijk de schets te worden ingericht. Wij geven de half uitgewerkte schets | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doof of blind.
NB. Niet lichtvaardig trekke men besluiten: de beoefening der wiskunde is bijv. den blinde niet ontzegd, getuige het voorbeeld van een blinde, die dit jaar volledige acte Wiskunde M.O. verwierf, deze vloedbloed wiskunstenaar is tevens een zeer verdienstelijk en zeer wetenschappelijk musicus. Het gesprek met den doove: schrijven, vingertaal, woorden afzien. Het lezen en schrijven van den blinde: hoogdruk, schrijfmachine. Bij beide het waarnemingsvermogen door middel van de andere zintuigen zooveel te sterker, bij den blinde het gehoor en het gevoel, bij den doove het gezicht. Verder bedenke men, dat de doove alles mist, wat er trilt en leeft in de menschelijke stem, in de muziek, in het gezang der vogelen. Dood is de letter, zoo lang geen menschelijke stem haar leven inblaast. Alleen de voorstelling in beeld vermag den doove een deel van de bezielde taal des dichters te vertolken.
Een ander voorbeeld is 143. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jager en strooper.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na hetgeen we hier behandelden, meenen we de opgegeven onderwerpen verder gerustelijk ter uitwerking aan de lezers te durven overlaten. (Slot volgt). Taco H. de Beer. |
|