richten, dat ik mij hier gevestigd heb als tailor’ luidt de aanhef eener circulaire dezer dagen ontvangen en zonder kennis van vreemde talen is het Nederlandsch niet meer te verstaan en de winkeliers vooral schijnen te wedijveren in 't gebruiken van vreemde woorden. Er is echter een grens: telephoon, telegraaf, rails en derg. benamingen mogen gerust hun vreemden klank behouden, 't is gemakkelijk, dat zaken van internationaal gebruik in alle landen denzelfden naam dragen.
Het omvangrijk werkje (189 bl. in twee kol.) is met zorg bewerkt en gedrukt en zeer handig in 't gebruik. Waarschijnlijk zal men dit woordenboekje meer gebruiken om het door te bladeren, dan om er in te zoeken. Wie zal adi opzoeken, verbastering van adieu, nog erger verbastering hadi staat er terecht niet in. Bij dat doorbladeren zal 't menigeen aangenaam wezen de oorspronkelijke beteekenis te vernemen van woorden, die we dagelijks gedachteloos gebruiken bijv. apotheek, dat oorspronkelijk ‘voorraadkamer, bewaarplaats van den wijn’ beteekent, van verkeerd verklaarde als beukelaar, dat velen houden voor een ‘beukenhouten schild’ hoewel, het Fr. bouclier dat scheen tegen te spreken en dat hier wordt verklaard met ‘Een schild met een knop voorzien. Die knop heette bokel, 't Fr. boude gesp.’
In menigerlei opzicht kan dit werkje dus nuttig zijn. Onze grootste aanmerking betreft den titel. De schr. geeft zooveel mogelijk woorden, die in allerlei perioden onzer taalvorming in gebruik zijn genomen en vat ze samen onder den, in dezen zin minder gebruikelijken naam bastaardwoorden. Daartoe rekent hij niet alleen geheel vreemde woorden en uitdrukkingen als pueriel, punaise, quant à moi, soli deo gloria, technische termen periode, pedaal, paradox maar ook woorden, die wel oorspronkelijk tot eene andere dan de Germaansche moedertaal behooren, maar door 't gebruik van vele eeuwen ons geheel eigen werden: aalmoes, straat, paard, prooi, poort, tafel, fabel, regel en dergel. Waar de schr. om de ‘volledigheid’ die drie groepen wil opnemen, zal hij moeten toegeven zeer onvolledig te zijn, waar hij in dezen omvang nog meer belooft te geven dan Kramers in den grooten Woordentolk. 't Boekje is echter zeer nuttig en de verklaringen zijn kort en bondig en zeer duidelijk. We kunnen 't geheele werkje niet blad voor blad bespreken, maar stippen enkele zaken aan, die voor den 2en druk dienst kunnen doen: naar (ad)-venant wordt veel saamgetrokken tot navenant, bij albino ontbreekt de beteekenis oog met witten pupil. Zijn coniferen kegelvormige planten? Staat coquetteeren gelijk met boeleeren? Hoe komt kwibus of quibus ‘Derde Nv. Meerv. van qui = wie ‘aan de beteekenis ‘zot of gek’? Waartoe dient het teeken op puîssant, maëstoso, maëstro en officiëel terwijl het op maîtresse ontbreekt? Bij de verklaring van
muskus dient een zooloog geraadpleegd te warden. Komt ornithologie van ornitos? Het woord pince-nez ware beter met neusknijper dan met knijpneus vertaald. Bij pupil ontbreekt de beteekenis holte in de oogappel. Men schrijft typhus en niet thyphus. De schr. moge uit het bovenstaande zien, dat we het boek meer dan vluchtig doorloopen hebben. Hij heeft een nuttig werk verricht en zich veel moeite gegeven.
Minder lof hebben we voor Genaturaliseerde Vreemdelingen Een leesboekje enz. door A.A. ter Haar (Tiel, D. Mijs) waarvan op bl. 84-107 eene alphabetische lijst van vreemde woorden ('t verschil tusschen vreemde woorden en bastaardwoorden is ook hier niet in aanmerking genomen), met de vertaling, o.a. acteur = tooneelspeler, adres = opschrift van een brief, affuit = onderstel van een stuk geschut, alt tweede zang-