Noord en Zuid. Jaargang 11
(1888)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |
Klassieke schrijvers.In den laatsten tijd is het dengenen, die zich op de studie der Nederlandsche taal- en letterkunde toeleggen, steeds gemakkelijker gemaakt, in het bezit te komen van de volledige werken eens schrijvers. Niet alleen dat Tollens, de Genestet, ter Haar, Beets e.v.a. tot matigen prijs werden uitgegeven, maar ook Bredero en Vondel, schrijvers tot dusverre bijna niet tot redelijken prijs te koop, werden in goede uitgaven verkrijgbaar gesteld en gelijk dat behoort, met de noodzakelijkste verklaring van woorden aan den voet der bladzijde. Voor het oogenblik hebben we drie dezer uitgaven te vermelden. Het eerst noemen wij De Werken van G.A. Bredero (Amst. Gebr. Binger) waarvan elf stukken het licht zagen en dat dus de voltooiing nadert. Deze uitgave zal f 7.50 a f 8 kosten, voorzeker zeer weinig als men nagaat, dat de oude drukken, al zijn de exemplaren niet mooi, toch dien prijs gelden. Hier zijn de mannen van erkende bekwaamheid op dit gebied prof. ten Brink, prof. Moltzer, Dr. G. Kalf, Dr. R.A. Kollewijn, J.H.W. Unger en Dr. Jan te Winkel, aan den arbeid gegaan om deze uitgaaf ‘naar de beste oude drukken te bezorgen.’ Bovendien zijn er inleidingen aan toegevoegd en zijn de moeielijkste woorden verklaard. Men wane echter niet, dat letterlijk alle moeielijkheden zijn weggenomen; men heeft met een studieboek, niet met een schoolboek te doen en de bewerkers hebben gemeend, eene zekere mate van kennis bij de lezers te mogen onderstellenGa naar voetnoot1). Wat den geest der stukken aangaat, die leert men best uit de Inleidingen verstaan en men kan tot recht verstand daarbij niet missen het standaard-werk van prof. Dr. Jan ten Brink Gerbrand Adriaensz Bredero. Historisch-Aesthetische Studie van het Hollandsche Blijspel der 17e eeuw. (2e geheel omgewerkte druk te Leiden bij A.W. Sijthoff). De eerste druk verscheen in 1858, werd opgedragen aan Mr. Jacob van Lennep en was als antwoord op eene prijsvraag van de Groningsche Faculteit der Bespiegelende Wijsbegeerte en Fraaie Letteren met goud bekroond. Toen dat boek verscheen mocht er hier en daar in den lande een waarachtig bewonderaar van Bredero leven, mochten zelfs de Groningsche Hoogleeraren wagen, openlijk daarvoor uit te komen, tot voor weinige jaren had men met echt-hollandsche preutschheid geen oog voor den geestrijken Amsterdammer, die in zijne blijspelen de zeden zijns tijds naar het leven schilderde, even als zijne landgenooten Jan Steen, Terniers, Ostade en zoovele anderen, dat op hunne vereuwigde doeken hebben gedaan. De titel van Ten Brinks geschrift is reeds van veel beteekenis: wie met oordeel over Bredero wil spreken moet van het blijspel spreken en in den bloeitijd is het blijspel ten allen tijde de getrouwe afspiegeling der zeden geweest. De blijspelen die uitgedacht in plaats van nageteekend zijn, staan lager en worden kluchten, of, zijn ze meer dan dat, dan leven ze zeer kort gelijk de blijspelen in ons land en in Engeland en Duitschland bewijzen. De studie van prof. ten Brink wijst ten duidelijkste aan, waarin de waarde en beteekenis, waarin de kunst des grooten blijspeldichters is gelegen en de lezing van dit werk behoort met de studie van Bredero zelven gelijken tred te houden. Het een is zonder het ander onvolledig. De tweede belangrijke uitgave is Joost van den Vondel. Zijne Dicht- | |
[pagina 376]
| |
werken ex oorspronkelijke Prozaschriften in verband met eenige levensbijzonderheden door Dr. J.A. Alberdingk Thym (Schiedam, H.A.M. Roelants). Deze uitgave zal compleet zijn in 10 deelen, die te zamen hoogstens f 24 zullen kosten. Bedenkt men, dat die 10 deelen ongeveer 300 vel druks of 4800 bladzijden zullen beslaan, dan is de prijs een halve cent per bladzijde inderdaad zoo goedkoop mogelijk. Gelijk de titel aanduidt ontvangen we hier alle werken, behalve de proza-vertalingen. Dat men hier niet eenvoudig met een overdruk te doen heeft, blijkt uit de toelichtingen, hier en daar vrij omvangrijk, gegeven. Bij den Palamedes ontvangen we bijv. nog aanteekeningen naar het handschrift van Geeraardt Brandt wiens exemplaar van den Palamedes achtereenvolgens in 't bezit kwam van Van Dam van Noordeloos, H. Tollens Cz., A.D. Schinkel, prof. J.A. Alberdingk Thym. Deze noten zijn alleen ‘verzacht en verminkt’ in de Amersfoortsche editie opgenomen, maar zoó, letterlijk, nog niet gedrukt geweest. Verder zijn overal verwijzingen geplaatst naar artikelen in Oud-Holland, naar boekwerken van grooter en kleiner omvang, wanneer deze een nieuw licht wierpen op den arbeid des grooten dichters In hoeverre prof. Thym ook den geest der stukken verklaart of toelicht, blijkt gereedelijk uit bijschriften aan sommige stukken toegevoegd, zoo bijv. bij de liederen op den dood van Oldenbarneveld en bij alle stukken waar eene zekere strekking is waar te nemen en het dus wenschelijk mag geacht worden, dat iets aangaande de bedoeling des dichters worde mededeeld. De uitgaaf is in gewone letter en hedendaagsche spelling, terwijl de taal evenwel geheel onveranderd is geblevenGa naar voetnoot1). De noten zijn niet eenvoudig woordverklaringen; als we de ‘Verovering van Grol’ opslaan vinden we daar de namen der personen, daar vermeld, de jaartallen der gebeurtenissen daar genoemd. Veel daarvan is onnoodig of onvolledig: in regel 30 is Ferdinand niet nader verklaard; maar bij regel 31 wordt koning Christiaan verklaard te zijn ‘De kon. van Denemarken’, in regel 32 wordt aangaande Tilly medegedeeld ‘De Zuid-Nederlander Johan Tserklaes, Graaf v. Tilly, Oostenr. Veldheer; reg. 33 twee steden ‘Steenbergen en Breda’; dankbaar voor de laatste noot, achten we de voorlaatste overtollig en de eerste onnoodig. Maar elke aanteekening ontbreekt bij de regels .... Oordeel heusch van hem, die, door uw deugd gewinkt
Geen leidster kent, als 't licht dat op uw helmtop blinkt.
In 't kort, bij de vele hoogst belangrijke en ook nieuwe noten hadden we gaarne wat meer woorden en zinnen verklaard gezien en daarvoor hadden we wat geschiedenis en kritiek kunnen missen. Is bijv. I 209 r. 13 onbenoegen een drukfout of een oude vorm van 't woord? Is bl. 533 r. 10 katyvigheden vroeger verklaard? Dan moest daarheen verwezen zijn, gelijk men dat bij II 313 r. 751 gedaan vindt. De sierlijke letter en het mooie papier van deze prachtuitgave maken dit werk, waarvan thans zeven afleveringen het licht zagen, tot een zeer gewenscht bezit. Toen deze uitgave werd aangekondigd achtte ieder dit eene zeer goedkoope editie, maar nog goedkooper zou eene editie van Vondel het licht zien. De werken van J. van den Vondel uitgegeven door Mr. J. van Lennep. Herzien en bijgewerkt door J.H.W. Unger (Leiden A W. Sijthoff). | |
[pagina 377]
| |
Deze uitgave zal verschijnen in minstens 24 deeltjes van f 0.60 ingenaaid of f 0 90 geb. p. deeltje, daarvan hebben twee deeltjes het licht gezien. Deze editie kost dus gebonden evenveel als de andere in losse afleveringen. De band is gemaakt in den stijl van Vondels tijd en de tekst en de noten zijn boven onzen lof verheven. Het is echter niet enkel bij eene herziening van den tekst gebleven, maar het geheele werk is door den heer Unger bijgewerkt in verband met datgene, wat sedert Van Lennep zijne uitgave bezorgde, omtrent Vondel en zijne werken nader is bekend of ontdekt geworden. De tekst wordt zoo nauwkeurig mogelijk naar de oorspronkelijke eerstbekende uitgaven gevolgd, terwijl de noten en ophelderingen eveneens met de meeste zorg zijn bewerkt. De plaatjes worden naar de oorspronkelijke uitgaven weergegeven en de uitgever heeft een menigte afbeeldingen in het geheele werk doen opnemen. Het geelachtig getint papier, dat voor deze uitgave gekozen is leent zich uitstekend voor de illustraties. Het eigenaardige dezer uitgave is, dat ook talrijke brieven, portretten en afbeeldingen in den tekst worden opgenomen en dat de noten, die op sommige bladzijden evenveel ruimte beslaan als de tekst, volledige inlichting geven aangaande de minder gebruikelijke of verouderde woorden, de zinspelingen en derg. De deelen verschijnen niet naar tijdsorde der werken, maar alles is wel naar de tijdsorde geschikt, de beide thans verschenen deelen bevatten de werken van 1618-1620 en 1637-1639. Het jaar dat ten einde spoedt is in dit opzicht gunstig geweest voor de waardeering van twee onzer grootste dichters: Breedero, die onze voorouders teekent zooals ze zijn, Vondel die geen geheim maakt van de staatkunde zijner tijdgenooten, maar den geest huldigt, die allen heet te bezielen. Men heeft Bredero niet algemeen durven huldigen, men heeft Vondel indertijd vergood, alleen omdat hij geloofde Beide uitersten behooren vermeden te worden. De vraag is alleen: Wat heeft de letterkundige kunstenaar voor kunstwerk geleverd en waarin bestaat het schoone dier werken. Met behulp van de voortreffelijke uitgaven, die we zooeven noemden, zal het den meesten lezers mogelijk zijn, in dezen geest de lezing van onzen klassieken te ondernemen. |
|