Loochenen,
heeft misschien de g tot ch verscherpt onder invloed der n, die er oorspronkelijk onmiddellijk opvolgde, (zoo wij althans op 't gotische langnjan mogen afgaan) en in aard, als halfvocaal, overeenkomt met de l in bochel naast buigen, richel naast rij (van rige; regel is Latijn, evenals tegel, waaruit echter tichel op dezelfde wijze ontstaan is) enz.; en bij andere consonanten zien wij dien invloed der n zelve in beeltenis, lafenis, begrafenis, die ook, evenals loochenen, de toonlooze e kunnen uitwerpen en m.i. oorspronkelijk misten. Vergelijk ook nog de uitspraak walchelijk, moochelijk, die men dikwijls en niet alleen van onbeschaafden hoort.
Dr. W. Zuidema.
Sch. Op de vraag; moet ik s of sch schrijven? kan men gewoonlijk 't best antwoord krijgen door 't luisteren naar de uitspraak der Friezen met hun minsk, frosk, fisk enz. enz.; of, zoo het woord in 't Friesch niet voorkomt, naar de beschaafde uitspraak (Bühnensprache) der Duitschers, wier Luchs b.v. bewijst, dat het in Vriesland niet bekende roofdier los en niet losch moet heeten, evenals Ochse, fr. oxe = os en Fuchs, fr. fox = vos.
Daarentegen bruisen, fr. bruwzen; ruischen wordt zóó geschreven wegens Hoogd. rauschen, hoewel men voor de spelling met s roezemoezen en Gron. roeze (drukte, geraas) zou kunnen aanvoeren; op de spelling druischen is men teruggekomen uit (m.i. zeer gegronden) twijfel aan de verwantschap met Got. driusan, dat anders de s zou bewijzen. Dat overigens ook de uit sch ontstane s met z kan wisselen bewijst vleezig naast vleeschelijk. De s der bijwoorden, ook van die, welke naast bijv. nmw. op sch staan, heeft hier niet meê te maken, maar is de s van den tweeden naamval, waarin zoo vele woorden en uitdrukkingen bijwoordelijk zijn geworden, b.v. daags, blootshoofds, enz.; in de oudere taal waren er nog veel meer en door de analogie kreeg deze s de kracht, bijwoorden te vormen, soms uit reeds bestaande, dus geheel onnoodig, zoo dagelijks uit dagelijk; voor zoo ver hieruit weder bijv. nmw. ontstaan zijn, schrijft men deze met sch, als dagelijksch, ter onderscheiding en om de gelijkvormigheid met andere bijv. nmw., die inderdaad den afleidingsuitgang sch hebben. Bij deze laatsten doet men dan ook (om dit nog op te merken) verkeerd de ch weg te laten, wanneer ze dienst doen als bijw.
Dr. W. Zuidema.