Liebaart.
Somwijlen bezigen onze dichters, wanneer van den Hollandschen leeuw sprake is, als dichterlijken vorm, het oude woord liebaart. Van andere wapenleeuwen, 't zij buitenlandsche, 't zij die der Zuid-nederlandsche graafschappen, herinner ik mij niet het bij hen gevonden te hebben. Bij Kiliaan is het een Vlaamsche vorm voor luipaard. In onze woordenboeken komt het anders niet voor. Ook Meyer vermeldt het niet onder de verouderde woorden, in het 3de deel van zijnen Woordenschat.
Nu moet men weten, dat in de wapenkunde een bepaald onderscheid gemaakt wordt tusschen leeuw en luipaard! 't Kenmerkend verschil is dit, dat de luipaard gaande, stappend wordt afgebeeld en met den kop omgewend, naar den beschouwer gerigt, de leeuw op de achterste pooten staande, ten sprong op zijne prooi gereed, en den blik op deze gericht. De eerste voert in alle Europeesche talen denzelfden naam: luipaard, leopard, lampart; ook bij de Latijnsch schrijvende wapenkundigen: leopardus.
Nu hebben onze graven ten allen tijde eenen leeuw, geenen luipaard gevoerd. Zoo hebben ook de geslachten die uit de grafelijke huizen stamden, 't zij door jongere zonen, 't zij uit onechten bedde, wel kleine nevenstukken, zoogenaamde brisures aangenomen, of ook de kleuren veranderd, maar nooit den leeuw met den luipaard verwisseld. Desgelijks in de Zuidnederlandsche graafschappen. Ook in onze republiek was de leeuw het wapen der algemeene staten.
Hoe komt het nu, dat men den misslag begaan heeft, ons wapendier met dien hem niet toekomenden naam te bestempelen? Ook voor den niet-wapenkundige is het aanstootelijk, wegens het karakter, dat aan dit dier, in tegenstelling met den leeuw, pleegt toegeschreven te worden. - Was het uit slordigheid, of uit mangel aan kennis van de wapenkunde? Of wel geringschatting of beschimping (in dit geval van Vlaamsche zijde, wat ook, bij de eeuwenlange oorlogen en daaruit ontstanen toenmaligen volkshaat, niet vreemd zou zijn?) - Of heeft het woord: liebaart nog eene andere beteekenis, nevens die van luipaard gehad? misschien de vaan, de banier? Dat deze bij Kiliaan niet voorkomt, zou geen wonder zijn; hij is ten opzichte der heraldische termen zeer onvolledig, verscheidene dier woorden, die toch bij oude schrijvers zonder bedenken gebezigd worden ontbreken bij hem. - Mijn geheugen noch mijn boekerij bieden mij de stof tot dieper onderzoek, en ik sta hier ten aanzien van taal geheel op mijzelven. Ik moet het dus, hoewel met leedwezen, aan anderen, die in dit opzicht gunstiger gesteld zijn, overlaten.
Flensburg.
J.A.M. Mensinga.