2.
Visschersvolk. Taal- en redekundig ontleden.
Oorlogsschatting. Taal- en redekundig ontleden.
Van de baren. Waar hoort die bepaling bij en waarom?
Volk. In welken naamval en waarom? Is het niet het onderwerp van knielen?
Breng het eerste couplet van den bedrijvenden in den lijdenden vorm over, maar zóó dat de samenhang volkomen dezelfde blijft.
Proza: Uit zee o, Nederlanders! hebt gij uw grond (voor een groot deel) gevormd, en, hoe uwe kudden in uwe weiden en uwe gewassen in uwe velden ons ook opwekken tot bewondering, uwe schatten hebt gij niet daar, maar op zee gezocht en gevonden; verder hebt gij op zee uw roem, den vrede, de vrijheid verworven, het kostbaarste van al uw bezittingen.
Als visschers begont gij uwe zeetochten, doch het geringe werd aanzienlijk en na den tachtig-jarigen strijd bracht gij aan Europa de vrijheid en den vrede als vergoeding voor uw lijden, strijden van de zee mede; toen zaagt gij uwe vlag, waar uwe schepen die ook vertoonden, geëerbiedigd, gevreesd.
Gewrocht, van het werkwoord worken, een anderen vorm van werken. Van worken kwam workede, workde, wrokde, wrochte, wrocht, gewrocht.
En, verbindt de zinnen: 1o. Uit zee hebt gij uw grond gewrocht, 20. Uw rijkdom hebt ge in zee gezocht.
Wat, onbepaald voornw., het onzijdige van wie, overgenomen uit de klasse der vragende voornw., 4nv. voorwerp of lijd. voorw. van bewonderen.
Mogen, hulpwerkwoord van wijze met opgeschoven verleden tijd, onregelmatig, sterk, aanv. wijs, tegenw. tijd, 3e pers. meerv.