Naschrift bij Hagar door W. van Heerde.
Van bevriende zijde ontvangen wij het volgende schrijven:
‘De schrijver heeft misgekeken, toen hij geen overeenstemming zag tusschen Da Costa's verzen en den Bijbel. Da Costa ziet Hagar - “op dit hachlijk uur” - op haar eerste vlucht, nog zwanger van Ismaël; telkens werpt hij een blik op de toekomstige Moeder, en roept daarbij uit “De Moeder Ismaëls!” Dit aanschouwende, voorziet Da Costa de toekomst. Aan 't slot dient gelezen te worden: Op U een laatsten blik.’
Den schrijver schent de vlucht tijdens de zwangerschap, niet bekend geweest te zijn.
In de aanteekening op ‘Aan mijne Dennen’ van D.C. behoort de aant. bij reg. 39, het ijs getroost, te luiden: Getroost, bijv. nw., regeerde vroeger den 2den nv., komt thans een enkele maal voor met den 4den o.a. bij Potgieter:
‘Waant gij 't hert, zijn lot getroost.’