Beter laat dan nooit.
(Antwoord aan de Heeren J. te Winkel en A. Cornette, over de woorden: rinnen en tiegen).
Uitgesteld is niet vergeten. Beter laat dan nooit. Deze spreekwoorden indachtig komen wij eene schuld vereffenen, welke al te talrijke beroepsbezigheden ons belet hebben, vroeger te kwijten.
In den vorigen jaargang van N. en Z. (bl. 127 en 131) hebben de heeren J. te Winkel en A. Cornette onze beweringen weerlegd aangaande de woorden rinnen en tiegen. Wij zin tevreden door ons artikeltje die geleerde aanhalingen, en vooral die van den achtbaren J. te Winkel, te hebben uitgelokt, doch wij bemerken, dat het meer de uitdrukkingen, dan wel de zaken zelven zijn, waarin wij met onze tegensprekers van meening verschillen.
Wie een woord heet: in onbruik geraakt, ‘bedoelt natuurlijk stilzwijgend, zegt de Heer te Winkel, in onbruik geraakt in de beschaafde spreek- en schrijftaal.’ Wij meenen, dat een woord wel degelijk tot onze tale behoort, zoolang het volk (de spraakmakende gemeente) dit woord blaft bezigen. Volgens den regel van den Heer te Winkel zouden honderden woorden onzer Middelnederlandsche schrijvers - en zelfs vele van Vondel - welke thans in onze Vlaamsche gewesten nog als gangbare munt gelden, voor Noord-Nederland als in onbruik geraakt moeten bestempeld worden.
Waarom onze schoone moedertaal zoo verarmen?
Nemen wij liever met dankbaarheid in haren schoot op, al wat ons van haren onuitputtelijken rijkdom op Nederlandschen bodem is bewaard gebleven. Dat rinnen nog stellig leeft in Zuid-Nederland en zelfs in verschillende beteekenissen, willen wij hier nader betongen.
Pastor Schuermans, in zijn Algemeen Vlaamsch Idioticon, zegt op 't woord rennen (bl. 534):
‘Rennen of rinnen wordt soms voor runnen gebezigd: hetwelk rent al (Brabant). Men treft ook rannen en runnen aan voor zijpelen.’ en op het woord rinnen (bl. 545):
‘Rinnen, rennen, o.w.; lekken, doorlekken, doortreken, zijpelen, doorzijpelen, doorvoopen, doorvloeien: de kan rint. De ketel is aan 't rennen. Het woord, in gebruik in Noord-Brabant, in een deel der Kempen en in Belgisch Limburg, is zeer oud en 'tzelfde als rennen, loopen, fr. courir en couler (vloeien) enz.
Voor rinnen in den zin van lekken zegt men in Brabant: trèven en dreven.’
De Bo en Schuermans geven van rennen ook nog de beteekenis: schongelen.
Ook Kiliaen geeft de drie woorden: runnen, rennen, rinnen in de beteekenissen van: currere, manare, coagulare, densare.