Eene kleine veredeling onzer brieftaal.
Voor een van de liefelijkste voorwerpen bezigt onze taal een van haar minst liefelijk klinkende woorden. De korte doffe u is onze minst welluidende klinker. In het bedoelde woord wordt hij bovendien nog aangescherpt, alsof zin geluid nog niet onaangenaam genoeg ware, door het geblaas van de f. Hij is dan ook, 'tzij toevallig, 'tzij opzettelijk, door het taalgevoel toegewezen aan een aantal onaangename voorstellingen: muf, duf, suf, nuf, bluf; snuffelen, knuffelen; schudde, (substantief) stug, nukken, sukkel en sukkelen, sul, nul, prul, brullen, bulken, schunnig, vuns, schurft, schurk, fut, pruttelen, knutselen, futselen. Juffer heeft geene liefelijke akustische nabuurschap.
Wel ligt ook de bij ons veelvuldig voorkomende doffe, korte e hun akastisch zeer nabij, doch deze heeft nooit den klemtoon, die op de u bijna altijd valt.
Ik wenschte, in 't voorbijgaan, deze eigenschap onzer taal, die ik in geene andere in die mate ken, in 't oog te doen vallen, namelijk, om gaarne de gewaarwording die een woord wekt, reeds door den klank uit te drukken.
Den klank ter zijde gelaten, zoo is het woord ook, in maatschappelijken zin, tegenwoordig vrij onaanzienlijk, geweldig afgedaald van den edelen rang zijns oorspronkelijken vorms. Slechts op het land, in boerendorpen, blijft het nog een eeretitel ter onderscheiding van de boerenvrouwen. Ik herinner mij, hoe voor vele jaren een plattelandsheelmeester zich nederzette op ons dorp, en hoe toen, in de koffiegezelschappen der boerenvrouwen een levendige discussie plaats vond over den titel dien men aan zyne vrouw diende te geven, overigens een zeer fatsoenlijke dame, zuster van een Amsterdamschen predikant.
't Besluit was, dat er slechts ééne ‘juffrouw’ op het dorp zijn konde, de juffrouw, n.l: de vrouw van den predikant. Werkelijk werd ze en bleef ze: ‘vrouw St.’ Tot den rang van juffrouw kon ze het bij de boeren nooit brengen.
Geheel anders is het in de steden, vooral de grootere, toonaangevende. Hier is de ‘juffrouw’ zoo diep gedaald, dat zelfs dienstmeisjes ontevreden zijn, wanneer aan haar gerichte brieven dien titel niet dragen. De ‘winkeljuffrouwen, kinderjuffrouwen, naaijuffrouwen’ brengen er het hare aan toe. Denk ook aan het spreekwoord: ‘juffrouw, 't is met je verloopen.’ De winkelbedienden bezigen ook wel de benaming ‘mevrouw’, als ze weten of vermoeden dat ze zulke voor zich hebben, maar anders dien van: ‘dame’, juffrouw slechts voor zeer bescheiden gekleede.
Tegen ons, mannen, is het spraakgebruik ietwat hoffelijker. Wel is waar, ook de knechts verlangen op briefadressen mijnheeren te