maar na + nb maakt de ongeroofde, en uit 2na + nb verkrijgt men twee en een. De laatste bewerking echter, het ziften heeft in drie bijzondere kuipen plaats, naar gelang de Korte of Mulle, de Onberoofde of Gemeene, of de Fyne Krap deze zifting ondergaat.
De verzamelnaam in het spraakgebruik voor de plant te velde is eenvoudig mee; de jonge wortel heet kiem, de volgroeide krap, terwijl de stofnaam van de onbereide en bereide plant weer mee luidt. De vereeniging dezer beide woorden tot een compositum doet ons denken aan spinne en kobbe, dat zoowel koppespinne als spinnekoppe gaf, maar in Maerlants Naturen Bloeme, 2, 77, reeds kortweg spinne is. De Voornsche Keur van 1494 heeft Krapmee, ter vollediger benaming der beste soort.
De mededeeling van den Zierikzeeschen Griffier Van der Schatte, die dit gedeelte van den Tegenwoordigen Staat van Zeeland beschreef, bracht ons op het gebied der technologie en hare kunstbenamingen, om ons spoedig te plaatsen op dat der geschiedenis. De plant is uitheemsch en hare aankweeking wordt verteld tegelijk met een groot aantal nieuwe dingen in dagen eener algemeene ontwikkeling en vrijwording van bodem en bewoners. Mul maakt ons niet verlegen, waar wij stof, zand, aarde hebben leeren opvatten als vuilnis. De krap als bijzondere aanduiding van den wortel, doet ons denken aan den trasvormigen toestand, waarin wij de samengroeiing zien plaats hebben, vooral met de wetenschap, dat het woord aan haak, haken, hangen, zelfs aan kram en kramp doet denken.
De uitspraak zou ons doen hechten aan de schrijfwijze meede, door Siegenbeek gehandhaafd, maar het Engelsche madder wierp eene e uit. Zullen wij, noch door Duitschland, noch door Frankrijk geholpen, naar Brittenland gaan om daar te vernemen, dat hun woord van Dutch origin is, dan konden we wel afdwalen tot in de landen van Middel-Azië. Dit is te ver voor de meeste lezers van Noord en Zuid, en zou ons in geen geval het onderscheid kunnen aan 't licht brengen van twee woorden, waarvan wij het technisch gebruik thans ten volle kennen.
Amsterdam.
J.G. Frederiks.