Noord en Zuid. Jaargang 10
(1887)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |
Een paar woorden verklaard.Pierenverschrikker.Wie na een avond bij de kan te hebben doorgebracht, zich den volgenden morgen ‘onlekker’ voelt, zoekt in de eerste plaats een geneesmiddel en in de tweede plaats een naam daarvoor. Ofschoon natuurlijk de zaak lang moet bestaan hebben, komt bij onze oudere schrijvers de naam daarvan niet veer en evenmin in onze woordenboeken. Onze oostelijke naburen hebben om licht te begrijpen reden een eigenaardigen naam voor de zaak, terwijl zij het geneesmiddel westwaarts zoeken, ja zelfs beweren zij, dat Willem Beukelszoon van Biervliet met opzet daarom den ‘Haring’ heeft uitgevonden.Ga naar voetnoot1)Ga naar voetnoot2) Denken de Duitschers dus aan ‘Katzenjammer’, onze westelijke naburen zoeken de schuld bij de honden. Althans Walter Scott beweert dat men ‘haar van den hond, die gebeten heeft’ op de wonde moet leggen. In Frankrijk schijnt de kwaal ook al inheemsch te zijn en bij de benaming van het geneesmiddel schijnt men daar denzelfden gedachtengang te volgen als in Nederland. Men schijnt in beide landen namelijk met Marc. IX, 44 te denken aan een worm, die knaagt en niet gemakkelijk sterft. En zoo hoort men den Parijschen ouvrier spreken van: ‘tuer le ver qui me pique l'estomac’, en den Hollandschen matrons of kaaiwerker van een ‘pierenverschrikker nemen’, krek alsof ze beiden Jehan le Houx gelezen hadden. In ‘la Panacée universelle’ zegt hij: Les vers il fait mourir;
J'en prends pour m'en guérir,
Et nettoyer mon ventre.
Dat middel schijnt dus wel te baten. Zelfs zóó, dat hij tegen een vernieuwden aanval der ziekte niet opziet; want hij laat er op volgen: Au soir, estant couché,
Suis malade et tranché
Si quelque vin n'y entre.
Die Jean le Houx moet wel een liefhebber geweest zijn. | |
Iemand de ooren wasschen.Die spreekwijze verklaart zich zelf voldoende. Kinderen zien vooral tegen de reiniging van genoemde lichaamsdeelen eenigszins op en dat heeft aanleiding gegeven tot het verbinden van het denkbeeld | |
[pagina 340]
| |
van iets pijnlijks aan de voorstelling, die van den anderen kant doet denken aan boete en vergiffenis. Maar ik wenschte even op de historische beteekenis van die handeling te wijzen, terwijl men er dezelfde gevolgen aan verbond. Juvenalis vermeldt (Sat. VI) dat de Romeinen het ijs uit den Tiber wegbraken om hun hoofd driemaal onder water te dompelen, ten einde vergiffenis van kleine zonden te verkrijgen. David verwachtte (Ps. LI vs. 3 en 9) van dergelijke wassching eveneens vergiffenis. En dat is niet de eenigste plaats uit onze gewijde lectuur (vgl. 2 Kon. V, 10; Ps. 26, 6; Jer. II, 22; Spr. XXX, 12; Matth. XV, 2; enz.). | |
Ratjetoe.Ga naar voetnoot1)Als een overblijfsel van de vroegere wijze van etymologiseeren heeft men zich geruimen tijd vergenoegd met zich neer te leggen bij de eenvoudige vermelding: ratjetoe, fr. ratatouille. Maar wat beteekent ratatouille zelf? Volgens Littré (zie zijn Dictionnaire i.v.) heeft tatouiller de beteekenis van veautrer, chiffonner. ‘Le tatouillon est en effet un personnage qui ne se contente pas de toucher aux objets, mais qui les tâte, les chiffonne, les veautre, et quelquefois les détruit.’ En van tatouiller (gr. tholein, lat. turbare) is ratatouille gevormd: en sens de réduplication. 't Is een schilderachtig woord dus, ook om zijn vorming zoowel als zijn klank en rhytmus, dat zeer eigenaardig in den mond van zoo'n echten gesnorbaarden ijzervreter past. | |
Chinaasappels.De spelling van dat woord met ch vond indertijd bestrijding. Sinaas is eene verkorting van Messina's beweerde men; Messina is juist de plaats, waar die appels bij menigte van daan komen. En die meening vond zooveel aanhang, dat zelfs onze geleerde bewerkers van het Woordenboek de schrijfwijze met s sanctionneerden en invoerden. 't Is waar, Sina kan eene verkorting zijn van Messina; maar zeker is het, dat onze schrijvers voor een zeer groot gedeelte, vooral die uit de 17e en 18e eeuw het Chineesche rijk Sina genoemd hebben. Nu is 't bekend, dat door de Portugeezen deze vrucht (maar laat mij liever woordelijk overschrijven wat prof. M.J. de Goeje ervan schreef in de Gids van '76 over ‘de herkomst onzer teelgewassen en huisdieren’): - ‘eerst in het jaar 1548 uit Zuid-China is overgebracht. De Jezuït Le Comte, die lang in China geleefd had, berichtte over deze vruchten het volgende: “On les nomme en France orange de la Chine parceque celles que nous vîmes pour la | |
[pagina 341]
| |
première fois en avaient été apportées. Le premier et unique oranger, duquel on dit qu'elles sont toutes venues, se conserve encore à Lisbonne dans la maison du Comte S. Laurent et c'est aux Portugais que nous sommes redevables d'un si excellent fruit.”’ Wij noemen de vrucht dus zeer juist Chinaasappel, waarvan het in de Woordenlijst alleen opgenomene sinaasappel eene verbastering is, evenals het Duitsche Apfelsine. In Italië en de andere landen aan de Middellandsche zee draagt de vrucht den naam portogallo, portokâla, in Egypte bortokân of bordokân naar het land, welks schepen haar het eerst aanbrachten.’ Ofschoon beide schrijfwijzen dus juist zijn, is die met s het minst verkieslijk, ook omdat zij eene onjuiste verklaring in de hand werkt. Het herstellen van die onjuistheid doet mij aan eene andere bewering denken ten opzichte van eene spreekwijze op wier naam en faam men voor eenige jaren zeer ten onrechte aanmerking maakte. Ik bedoel uitdrukkingen als: de dertig laatste jaren, de twee eerste huizen, enz. Er is maar één laatste jaar, maar één eerste huis, beweerde men met echt pedante deftigheid: men schrijve dus: de laatste dertig jaren, de eerste twee huizen. Niets is minder juist. Zoodra men recht heeft te spreken van de laatste jaren, de eerste huizen (en niemand zal dat toch wel durven tegenspreken) heeft men ook het recht daarvan een dertig- of een tweetal af te zonderen. 't Is bovendien de bedoeling van den schrijver volstrekt niet, de geschiedenis netjes in perioden elke van dertig jaar te verdeelen of de huizen bij tweeën te tellen, tot welke opvatting de ‘verbeterde’ uitdrukking aanleiding geeft. Dat bijvoorbeeld de spelling Y (voor Amsterdam) in plaats van Ei behouden blijft, is uit een oogpunt van philologie te betreuren; maar zij is gewettigd door jarenlang gebruik. Maar scheve voorstellingen zooals (mes)sinaasappels en onlogische gedachtengang zooals de eerste twee opwekt, mogen niet in de hand gewerkt worden. | |
Keukenlatijn. Potjeslatijn.De verklaring van het eerste woord ligt zoo voor de hand dat ik van de karakteristieke uitdrukking geen melding zou gemaakt hebben, ware het niet, dat zij in dubbele beteekenis kan opgevat worden. Die eerste, de gewone beteekenis komt voldoende uit in: Isti haricottes detestabiles sunt, enz een bewonderenswaardige monnikenkeukentaal, waaraan Erasmus, c.s. gelegenheid vonden hun geest te wetten. De andere vond ik in V. Broekhuysens Vertaling van de Geschiedenis der Kruistochten door L. Maimbourg, blz. 233, waar zonder spot gezegd wordt: ‘in çierlijk keukenlatijn, al gekuyscht en weder gekuyscht.’ - Alzoo een latijn, dat naar de lamp riekt. Potjeslatijn zal wel na-familie zijn van de opschriften der drankfleschjes en zalfpotjes, zoowel van kwakzalvers als van ‘geleerde doctoren.’ J.H. Suurbach. |
|