Ter ontleding.
Liefhebbers van zinsontleding mogen hun kunsten beproeven op het volgende staaltje van officieel Nederlandsch, waaruit wel zal moeten blijken, dat wij Nederlanders een stijl hebben. Men leze den volgenden aanhef van een commissoriaal rapport der Tweede Kamer:
‘Naardien de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid bij brief van 6 November 1886 verklaard heeft, ten opzichte van de in handen Uwer Commissie gestelde en bij dien brief aangewezen adressen van dijkgraaf en heemraden van het waterschap van de Linge-uitwatering en van Gedeputeerde Staten van Gelderland, zich te willen gedragen aan den inhoud zijner Nota's van 25 Juni 1885 en 16 Februari 1886, en daar de meerderheid der Commissie zich vereenigt zoo met de overwegingen als met de conclusiën van de meerderheid der Commissie, welke aangaande de in bovengenoemde Nota's vervatte inlichtingen den 14den Januari 1886 verslag uitgebracht heeft, terwijl de minderheid der tegenwoordige Commissie verklaard heeft in te stemmen met de conclusie der minderheid van de voormalige Commissie, ofschoon zij niet geacht wil worden daarmede iedere beweegreden tot staving van laatstgenoemde conclusie in het Verslag van 14 Januari 1886 opgenomen te onderschrijven, zoo is de Commissie eenparig van gevoelen, onder verwijzing in hoofdzaak voor zooveel de beweegredenen betreft, naar het Verslag der vorige Commissie, te kunnen volstaan met de herhaling van dezelfde conclusiën, te weten:’ enz.
Er volgen nog precies vijf-en-twintig regels eer men komt tot een punt achter het laatste woord der conclusie.
Als stijloefening zou men ook kunnen opgeven, dezen zin in verstaanbaar Nederlandsch te vertalen, of natevertellen, wat er staat.