Noord en Zuid. Jaargang 10
(1887)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Vragen beantwoord.Van een 25tal vragen ons gezonden, beantwoorden we er eenige; plaatsgebrek noodzaakt ons, de meer uitvoerige beantwoording, die de andere vorderen tot een volgend no. uit te stellen.Ga naar voetnoot1) Vr. Jonge Smout, die sprong te kort
Van de ladder; binnen Dort.
Nieuwjaar voor Smout. Een bastaard van Smout is opgehangen te Dordrecht. Vondel gebruikt om dat te zeggen, de bovenstaande onderstreepte uitdrukking. Hoe is die aan zoodanige beteekenis gekomen?
Antw. Tegen het dwarshout van de galg werd de dubbele ladder geplaatst, de beul liep aan de eene zijde de veroordeelde aan de andere. Wanneer de strop wel bevestigd was, stiet de beul den veroordeelde van de ladder, 't had er dus iets van, alsof ‘Jonge Smout van de ladder sprong’ en blijkbaar sprong hij ‘te kort’; want hij raakte den grond niet. Daarom lezen we ook later: Was hij niet te kort gesprongen
Hij zou komen bij zijn vaar
Om een zalig nieuwejaar.
Als hij met zijn sprong de aarde bereikt had, zou hij gelegenheid gehad hebben den ‘ouden’ Smout nieuwjaar te gaan wenschen. Vr. Uw razen vriéndjen is om zonst
Wij laten niemand in.
Bilderdijk. Met de deur in huis vallen. Wat is de afkomst der onderstreepte uitdrukking?
Antw. Bild. gebruikt hier het hgd. umsonst (en spelt 't als ned.) voor te vergeefs. Trouwens oudtijds gebruikte men het ook hier, zie Kil. i.v. Als de leeuwerik in Gellert's fabel een wedstrijd begint met den ‘Nebenbuhler, den ihr der Spiegel vorgelogen’ dan heet het ook: Allein umsonst war Kunst und Müh
Stets sang der Wiederhall wie sie.
Dit umsonst mhd. umbe sus, waarin sus ook sunst en sust = so is tot heden niet verder verklaard. Kluge zegt alleen: ‘den Bedeutungsübergang von “so” zu “sonst” erklärt man sich durch die Ellipse einer negativen Verbindung.’ | |
[pagina 98]
| |
De uitdrukking komt nog voor: Mengelp. I, bl. 184. - in de zedelijke plichten
Zijn alle pogingen om zonst.
Zoo ook Voet in 't Graf, bl. 194. Is heel de Apothekerkonst
Tot dat groote doel om zonst?
Vr. Megera staat er bij en zwaait voor de ongeltoorts
Het schrapmes in de vuist en gloeit van wrevelkoorts.
Bild. De kunst der Poëzie. Wat beteekent ongeltoorts?
Antw. In het hooger vermelde werk van de Jager is 't woord ongeltoorts niet opgenomen onder de nieuwe samenstellingen, door Bild. gebruikt, 't woord is trouwens zeer eenvoudig van samenstelling en zeker ook door anderen gebruikt. Het beteekent: een toorts of fakkel bestaande uit brandbare stof met walmenden en onaangenaam riekenden ongel doortrokken in plaats van uit hartsachtig hout, een viertal ineengevlochten waskaarsen of pektouwen. Het woord ongel is echter weinig gebruikelijk. In Hoogstraten's Lijst, door Kluit in 1759 uitgegeven komt 't woord voor met éen voorbeeld uit Vondel en wel tusschen [ ] gelijk de vreemde en de minder gebruikelijke woorden; in Bomhoff's Woordenb. in 1857 verschenen wordt het woord ongel opgegeven met de afl. ongelachtig, ongelig en ongeligheid; bij Weiland (Dordt 1859) worden voorbeelden aangehaald uit Vondel, Bogaart en Huygens, geen uit den nieuweren tijd en er komt ook geen andere samenstelling voor dan kaarsongel, dat in den tijd der vetkaarsen ongev. syn. was met ongel. Het woord herinnert mij echter, dat ik bij mijn examen voor den 4n Rang, op 11 April 1885 te Arnhem een stuk te lezen kreeg met het woord ongelfakkelschijn dat ik verklaarde, dat ik later nooit weer zag en dat naar de Jager meedeelt, voorkomt op bl. 57 van de Voet in 't Graf. Terloops zij hier aangestipt, dat de Jager 575 samenstellingen van drie of meer woorden geeft, die 't eerst door Bilderdijk zijn gebruikt. Van hoe groote beteekenis Bilderdijk's arbeid als dichter is geweest voor de taal blijkt wel uit het feit dat er van de 575 nieuwe samenstellingen 80 dus bijna ⅙ in de taal der dicht- en prozaschrijvers en daarvan zeker de helft in de taal van het dagelijksch leven (zij 't al niet in de meest alledaagsche taal) zijn overgegaan, daaronder woorden als: alvleeschklier, boomgaardrank, boomgaardvrucht, burgwaltrans, haardsteegloed, hoogtijdvuur, houtmijtvuur, jachthoornklank, kerkhoflucht, kerkhofsteen, knoflookgeur, pijn-Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 99]
| |
boomtakken, die ieder thans kent en verstaat en waarvan men de onmisbaarbeid reeds lang heeft ingezien. We vermelden dit feit, ter waarschuwing voor hen, die een woord afkeuren of veroordeelen.... omdat het niet in van Dale staat. Zij die zoo spreken, bedenken niet, dat geen schr. van een woordenboek de woorden kan opgeven, die ontstaan zijn, na het afdrukken van zijn boek. De geschiedenis der woorden is als die der menschen, er komen er aanhoudend nieuwe bij en van de ouden sterven er steeds weer af. Vr. De moeder Ismaëls!
Hoe schudt en schokt die schoot!
't Zijn volken, - stroomen van verov'raars, enz. H.
Antw. De ‘schoot’ is natuurlijk Hagar zelve, de ‘moeder Ismaëls.’ De dichter stelt zich voor, dat Hagar gevoeld zal hebben, welk een grootsche roeping zij vervulde, op 't oogenblik toen zij de moeder werd van Ismaël, bestemd om de stamvader te worden van een geweldig en overmachtig volk van krijgslieden en landbedwingers, die de eene helft der wereld zouden beheerschen en de andere zouden doen sidderen. De dichter kan zoo spreken nu de geschiedenis hem heeft geleerd, welk een belangrijke rol die ‘stroomen van veroov'raars’ gespeeld hebben. Vr. Wat bedoelt Cremer met 't tusschen haakjes geplaatste? Antw. Naar men verhaalt, zou Isabella van Kastilië bij den aanvang van het beleg de gelofte hebben afgelegd, niet van linnen te verwisselen, (geen schoon hemd aan te trekken), voor Oostende was ingenomen. Dit beleg duurde 3 jaar en 3 maanden. Men beweert, dat de bruin-gele Isabella-paarden hun naam aan dat feit ontleenen, dewijl hun kleur met de kleur van het hemd der Prinses overeenkomt. Dezelfde kleur bedoelt Cremer ook. |
|