Noord en Zuid. Jaargang 9
(1886)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 366]
| |
Vooroefening voor de Examens.Vragen en opgaven over Nederlandsche taal opgegeven op acte- en vergelijkende examens verzameld door S. de Jong Jr. Kuilenburg, Blom & Olivierse. 2 Stukjes postf. 92 en 85 bl. prijs f 0.50 en f 0.60.Bij een herdruk behoort de titel van dit boekje veranderd te worden, 't staat al te gek, dat die ontsierd wordt door zulk een domme taalfout acte-examens is een leelijk woord, maar 't is toch een woord, vergelijkende-examens evenwel is geen woord en toch schijnt de heer de Jong beide voor samengestelde subst. aantezien of wel in ik weet niet wat voor begripsverwarring 't subst. acte en 't adj. vergelijkende op bijna dezelfde wijze aan examens te willen verbinden. Natuurlijk moet ieder, die examen wil doen en ieder die solliciteeren wil, dit boekje koopen om zich eenigszins te wapenen tegen het, terecht, zeer gevreesd vak Nederlandsche taal. De verzamelaar heeft in de boekjes van ‘afdeelingen’ gesproken, we begrijpen niet waarom, ook niet, waarin die afd. van elkaar verschillen. 't minst van allen, waarom hier ook de onderwerpen worden opgegeven van de opstellen op de verschillende examens (1879-1882) gemaakt, ook dan, wanneer die loopen over opvoedkunde of aardrijkskunde. Het is te hopen, dat we weldra ook de opgaven zullen ontvangen van de examens 1882-1886, omdat we daardoor instaat worden gesteld met volmaakte kennis van zaken te oordeelen over de wijze, waarop men tegenwoordig de bekwaamheid der onderwijzers beoordeelt, in zake de kennis der moedertaal en waarlijk, als we een kruistocht prediken tegen de hedendaagsche liefhebberij van taalonderwijs en taalexamens, dan leveren deze ‘examen-opgaven’ daartoe nieuwe beweegredenen. Zoo heeft men in No 3 gevraagd, dat de sollicitanten ‘naar afleiding en beteekenis’ zouden verklaren o.a. de woorden oliedom en etgroen woorden, waarvan bijna ieder de beteekenis kent, en waarvan de afleiding van 't eerste niet met zekerheid kan opgegeven worden en die van 't laatste alleen door hen, die wetenschappelijke studiën van 't ned. hebben gemaakt. In No. 9 verlangt men beredeneering en wel ‘nauwkeurig’ van ‘den vorm en de beteekenis der zoogenaamde toegevende zinnen’ eene opgaaf gelijkstaande met die van een joligen kweekeling, die aan een of anderen jongen zou zeggen: ‘Vertel me nu eens alles wat je van Friesland weet!’ Van die zelfde soort zijn 11: Wijs op de overeenkomst en het verschil tusschen verschillende gevallen van den vierden naamval! en 12: Verklaar duidelijk den aard van het lidwoord!’ Dat de opgaven steeds duidelijkheid en nauwkeurigheid vorderen bewijst wel, dat de vragen zich steeds eene andere uitwerking denkt. Elders heet 't weer: ‘Is er verschil tusschen rein en zuiver? Doe dat helder in voorbeelden uitkomen.’ In 16 lezen we: Deel mede de afleiding van de overdrachtelijke of figuurlijke beteekenis uit de oorspronkelijke of stoffelijke en gebruik elke uitdrukking in een paar fiksche zinnen. In 17 wordt een versleten aardigheid nog eens gebruikt, daar leest men: Wat denkt gij van den volgenden zin: Ik zing schoon thans geen zon van welvaart mij meer streelt waarbij men zal moeten vertellen, dat een zon niet kàn streelen, men denkt niet aan streelend gevoel, streelende gewaarwording en derg. en laat er op volgen: | |
[pagina 367]
| |
‘Hebt gij op- of aanmerkingen, deel die op duidelijke wijze meeGa naar voetnoot1). We zouden de opgaven een voor een moeten bespreken om het doellooze en ondoelmatige geheel aantetoonen, maar de lezer heeft na het bovenstaande 't boekje maar ter hand te nemen om zich te overtuigen, dat het meerendeel dezer opgaven is onbepaald en dus ongeschikt voor goede uitwerking: bijv.: 21. Tot welke opmerkingen geeft de vervoeging van moeten aanleiding? 32. het verschillend gebruik van het voorzetsel door geleidelijk te verklaren; dat het is: onnatuurlijk door te vorderen, wat nooit noodig kan zijn: 23: De volgende woorden in zinnen te plaatsen: o.a. zwadder en staatszucht 34. Ter verbetering: o.a. ‘men komt aan den Brederode's grijzen bouwval; met innig mededogen ziet men dit bewijs van menschelijke grootte en kan zich niet bedwingen op hem te klimmen’ - zoo iets schrijft een Nederlandertje van 12 jaar niet, hoe slecht ook onderwezen en is 't dan eene opgaaf voor een onderwijzer? Dat de opgaven herhaaldelijk afkomstig zijn van personen, die zich zelven niet vertrouwden, blijkt niet alleen uit den aandrang om juist, duidelijk, nauwkeurig, flink enz. te schrijven, maar ook uit het aantal fouten in de ter verklaring opgegeven verzen. Het tweede stukje bevat veel minder dwaasheden, hoewel de opgaven uit dezelfde jaren zijn; natuurlijk zijn er apostelen en martelaren ook onder de examinatoren. Eene bijzondere vermelding verdienen de onderwerpen voor opstellen in 't eerste stukje gegeven. Daar zijn er bij, die de eerste mannen des lands slechts aarzelend zouden bewerken, andere, waarvan de bewerking onmogelijk is; van de eerste noem ik 42: Schets den invloed van de vrijheid van drukpers op de beschaving. In die opgaven komen aanhoudend de woorden beschaving en ontwikkeling voor, waarvan vele examinatoren zich blijkbaar een zonderlinge voorstelling maken; althans ze denken zich die blijkbaar als 't gevolg van eene daad of eene handeling in plaats van daarbij te denken aan een zeer ingewikkeld samenstel van invloeden. Wat moet ik nu denken van 43c en 44: Welke zijn de oorzaken, dat de beschaving zich rondom den Atlantischen Oceaan gegroepeerd heeft? (NB. gegroepeerde beschaving!) en welken invloed heeft de kustontwikkeling van een land op de ontwikkeling des volks? of 48: De haven van Ymuiden is de triomf der Nederlandsche waterbouwkunst! Maar wat te denken van het inzicht van den man, die voor een examen, in 2 of 3 uren tijds een opstel vordert ter beantwoording der vraag: (18b) Welke historische invloeden hebben in den loop der tijden op den staat van onze taal- en letterkunde gewerkt? Welke aanmerkingen we echter op zeer vele opgaven mogen hebben, we moeten de candidaten voor de acte-examens zoowel rls die voor de vergelijkende examens dringend aanraden het te koopen; als ze er al niet uit leeren kunnen, hoe en war men studeeren moet, ze kunnen eer in allen gevalle uitzien, hoe men in Nederland examen afneemt is de kennis det Nederlandsche taal. d.B. |
|