Noord en Zuid. Jaargang 9
(1886)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
Taalpolitie.Toen de Heer F.J. Heeris voor eenigen tijd eene cacopraphie van Nederlandsche auteurs in het licht gaf, werden daartegen van verschillende zijden bedenkingen geopperd. Inzonderheid achtte men het onraadzaam, jongelieden, die nog op de schoolbanken zaten, het werk van onze beste schrijvers ter verbetering voor te leggen, en vreesde men, dat daardoor bij het jonge geslacht een geest van betweterij zoude worden aangekweekt. Of deze opvatting juist is, kan ik thans in het midden laten. Alleen merk ik op, dat dit bezwaar alleen dan kan gelden, als een dergelijk werkje aan schoolknapen wordt in handen gegeven, en niet (althans in veel mindere mate) als het voor onderwijzers bestemd is. Het behoeft intusschen geen betoog, dat bij het samenstellen van eene dusdanige cacographie groote voorzichtigheid vereischt wordt, opdat er niets in worde opgenomen, dan hetgeen onbetwistbaar met de regelen onzer taal in strijd is. Het is mijn voornemen in een paar artikelen de aandacht der lezers van dit tijdschrift te vestigen op een aantal feilen tegen taal en stijl, die bijna dagelijks worden begaan, en waartegen juist daarom dient te worden gewaarschuwd. Ik begin met de fouten tegen de spelling, de verbuiging en vervoeging, en doe hier en daar een greep. Hiertoe behooren:
1. uitwijden en uitwijding. Deze fout is niet ongemeen. Zij spruit voort uit eene verkeerde woordafleiding. In plaats van aan weiden denkt men aan wijd.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 238]
| |
Voorbeelden: Het zou niet aangaan te dezer plaatse in het breede uit te wijden over de beste methode van wetsverklaring, trouwens zulk eene uitwijding zou weinig baten. 2. geweldadig, in plaats van gewelddadig, als stond het woord niet met gewelddaad (daad van geweld), maar met weldaad in verband.Ga naar voetnoot1) Bloedrijzing, geweldadige ter aardewerping, is met eene boete van 20 shillingen, solidi, bedreigd. 3. halstarrig voor halsstarrig behoort tot de zelfde soort, maar is verschoonbaarder omdat het tweede lid van de samenstelling (starrig) minder bekend is.Ga naar voetnoot2) Ik heb den halstarrigen De Witt.... dan toch een lesje gegeven. 4. Adelijk, onmiddelijk, enz. in plaats van adellijk, onmiddellijk, enz. is eene niet ongewone font.Ga naar voetnoot3) - keerden zij zich tegen den overmoed, hetzij van eene adelijke, hetzij van eene stedelijke overweldiging. | |
[pagina 239]
| |
Ieder, die eene vergoelijkende houding tegenover het naturalisme tracht aan te nemen staat onmiddelijk aan de verdenking bloot behagen te scheppen in het vuile schuim eener buitenlandsche letterkunde. 5. Strafrechterlijk, staatsrechterlijk, volkenrechterlijk. Rechterlijk kan nooit anders zijn dan een bijv. nw. van rechter afgeleid (rechterlijke macht, rechterlijk vonnis, rechterlijke organisatie); strafrechterlijk, staatsrechterlijk, volkenrechterlijk zouden dus moeten beteekenen, wat bij of tot den straf-, staats- ot volkenrechter behoort. Men gevoelt echter, dat staats- en volkenrechterlijk dan geen gezonden zin opleveren. De bedoeling is dan ook: wat tot het strafrecht, staatsrecht of volkenrecht behoort; edoch dit zoude men des noods - de woorden zijn niet fraai en hebben een Duitschen bijsmaak - straf-, staats- of volkenrechtelijk, maar nooit straf-, staats- of volkenrechterlijk kunnen noemen. Wat zij tegen elkaar misdrijven, gevoelen we niet als moord of diefstal, het valt misschien binnen de termen van onze strafrechterlijke definities, maar niet binnen ons begrip van het strafwaardige. 6. Slepen in plaats van sleepen. Het woordenboek wil, dat sleepen (voorttrekken) met een dubbele, en slepen (gesleept worden) met een enkele e geschreven worde. Deze onderscheiding wordt, tot verarming van onze taal, niet zelden uit het oog verloren, en ook het bedr. ww. met slechts éene e gespeld. Daarentegen wordt de e vaak ten onrechte verdubbeld in beweren. 7. Eene zeer gewone fout is ook de verdubbeling van de slot-d of -t bij de verbuiging van het verleden deelwoord der zwakke of gelijkvloeiende werkwoorden. Zij is natuurlijk daaraan te wijten, dat in den onvolmaakt verleden tijd eene dergelijke verdubbeling plaats vindt. Maar even juist als uitte (onv. verl. tijd van uiten), besteedde (onv. verl. tijd van besteden) zijn, even verkeerd zijn de deelwoordsvormen geuitte en besteedde. Tegenover het beweren dat dan toch dadelijk na voltooiing van het net eene rente van 2 pct. over het besteedde kapitaal te wachten was, enz, 8. De uitdrukkingen ten aanhooren van en ten aanschouwen van | |
[pagina 240]
| |
worden vaak zoo geschreven, alsof men hier een derde-naamvalsvorm van aanhoor en aanschouw had.Ga naar voetnoot1) - bij 't afscheid op 't Hoofd, beval de graaf van Hoogstraten den admiraal opentlijk en luid, ten aanhoore van onze burgemeesters.... dat hij de Lubekkers streng moest straffen. 9. Ook in de spelling der basterdwoorden worden niet zelden fouten begaan. Ik bedoel hiermede niet het gebruik van eene k in plaats van eene c, en dergelijke. In dit opzicht zoude ik ieder eene zekere vrijheid wenschen te laten. Ik althans zie eigenlijk evenmin in, waarom b.v. advocaat beter is dan advokaat, als waarom in souvereiniteit de ou boven de oe de voorkeur verdient. Ieder bepale zelf, of hij zich in dit opzicht bij de oudere of bij de nieuwere richting wil aansluiten, al moge het ook, ter wille van de spellingeenheid, misschien het beste zijn, in dezen het Woordenboek te volgen. Maar wel dient men wanspellingen te vermijden als bijv. ontstaan door de verlenging van de bijna toonlooze i tot ie in fabrikant, muzikant, als waren deze woorden niet rechtstreeks aan eene vreemde taal ontleend, maar van ons fabriek en muziek gevormd. Even juist als de spelling, fabrieken, pleizierig, kommiezen is, even verkeerd acht ik de spelling muziekant, muziekaal, fabriekant, fabriekaat. De stafmuziekanten hebben hunne instrumenten opgeborgen en spelen nu met vorken en lepels, glazen en flesschen. 10. Een zeer gewone, maar m.i. onbegrijpelijke en onvergeeflijke taalzonde is de spelling honderde, duizende. Waarlijk niet ten onrechte heeft Bilderdijk zich daaraan geërgerd.Ga naar voetnoot2) Ik moet | |
[pagina 241]
| |
ronduit verklaren niet te kunnen begrijpen, hoe men in die woorden iets anders kan zien dan het meervoud van de zelfstandige naamwoorden honderd en duizend (de eerste honderd, de eerste duizend), wat uit den zin, waarin zij gebezigd worden, ten klaarste blijkt. Bevreemdend is het daarom, dat men zelfs bij onze goede schrijvers die wanspelling aantreft. Dubbel vreemd, omdat, hoe vaak men ook honderde menschen, duizende stofdeeltjes onder de oogen krijgt, men nooit leest van millioene guldens, alhoewel er geene reden ter wereld is, waarom het eene goed en het andere verkeerd zou zijn.Ga naar voetnoot1) Zie hier weder eenige voorbeelden: Terwijl de pluimen op hun koppen wuifden en honderde bellen vrolijk tingelden. 11. Een zeer gewone fout is ook het gebruik van de d in plaats van de t in den onvolmaakt verleden tijd en het verleden deelwoord van het ww. vonnissen.Ga naar voetnoot2) Twee mannen, die hoofden en verleiders waren, werden 's maandags terstond gevonnisd. | |
[pagina 242]
| |
Er mogt voor den gevonnisde geene gelegenheid zijn den regter zelven toe te grimmen. 12. Tegen de verbuiging van alleenstaande bijvoegelijke naamwoorden wordt ook niet zelden gezondigd. Men weet, dat een bijvoegelijk naamwoord, hetwelk door geen zelfstandig naamwoord gevolgd wordt, daarom nog niet altijd als zelfstandig naamwoord optreedt en als zoodanig verbogen moet worden. Dit wordt echter vaak uit het oog verloren. Naast deze belangrijke ontdekking staan nog enkele anderen omtrent Brederoo's ‘Lucelle’, ‘Angeniet,’ en de kluchten, enz. 13. Een zonderlingen indruk maken verbogen vormen van woorden, die als oneigenlijke adjectieven niet voor verbuiging vatbaar zijn, zooals bij de hand, enz. Daniel's bij de hande hospita deed al haar best den scepter naar hem uit te strekken. 14. Eenigszins van den zelfden aard zijn vormen als eene te vragene vergunning, eene te doene opneming. Prof. De Vries zegt dienaangaande: ‘Het gebruik van een infinitief met te als attributieve bepaling, en dan nog wel verbogen, is bepaald af te keuren. Dergelijke uitdrukkingen zijn uit den aard der zaak uitsluitend praedicatief: de straf door mij te ondergaan, best, maar niet het door mij te schrijven boek, en veelmin, met verbuiging: de te ondergane straf, de te doene keuze, de te voorziene gebeurtenissen, de uit te stane ellende. Men ontleent die uitdrukkingen aan de Duitsche zegswijzen: “das zu schreibende Buch, die zu vorsehenden Ereignisse enz; maar dáár zijn die zegswijzen door misverstand en vergissing ontstaan... Het declineeren van een infinitief bij wijze van een attributief adjectief is inderdaad iets monstrueus.’Ga naar voetnoot1) Nog erger is de fout, als het werkwoord niet bedrijvend, maar onzijdig is, omdat dan de vorm zelfs niet praedicatief mag gebezigd worden. Eene te ontstane vacature, is een dubbel monster. | |
[pagina 243]
| |
Het, ten gevolge dezer operatiën te ontstane schuldsaldo wordt tusschen de contracteerende staten periodiek vereffend, onder berekening van winst. 15. Eene fout, waarop Van Lennep in zijne Alledaagsche bokken in het gesprek gewezen heeftGa naar voetnoot1), is het gebruik van ten of ter (samengetrokken uit te den of te der) voor voornaamwoorden. Ten zijnen huize werd.... door hen en Assendelft.... de twist ‘nedergelegd.’ Afkeuring verdient om de zelfde reden de schrijfwijs ten allen tijde i.p.v. te allen tijde.Ga naar voetnoot2) Tollen zijn ten allen tijde de plagen des koopmans geweest. Hiermede neem ik van de spelfouten en wat daarmede samenhangt afscheid, en ga ik over tot aanwijzing van andere feilen tegen taal en stijl, waarop de aandacht dient gevestigd te worden. Dit echter in een volgende aflevering. Mr. C. Bake. |
|